STATE OF THE ART September 2013
Jury Poelifinario/Neerlands Hoop:
Erik Pals
Nico Baars
Laura Marcus
Minou Bosua
Mike Peek
Patrick van den Hanenberg
Een van de Poelifinario/Neerlands Hoop-juryleden stelde voor om deze toespraak over de situatie in de cabaret-wereld vanaf een sinaasappelkistje, zonder microfoon de zaal in te slingeren. Met op de achtergrond een beelddecor van rokende puinhopen. Op Youtube moet wel iets passends met beelden uit Damascus of omstreken te vinden zijn. En er zijn ook nog wel foto’s van de vrijwel verwoeste vergaderruimte van de Poelifinario-jury aan het eind van hun beraad. Aan de gasten zou alleen water en Aldi-bier worden geserveerd.
Want dat gevoel hebben we wel een beetje. De VSCD zit onder meer door het wegvallen van inkomsten via de Podiumcadeaukaart op zwart zaad. Andere uitreikingen van VSCD-prijzen vallen binnen festivals die flink gesubsidieerd zijn, maar in sommige opzichten is het cabaret nog steeds de neger van het theater. Creatief ondernemerschap zal hier uitkomst moeten brengen. Dat is ten slotte toch de basis van het cabaret. Het is geen verrassing dat een aantal cabaretiers door middel van crowdfunding cd’s hebben opgenomen of het praktische, materiële fundament van een voorstelling hebben gelegd.
De VSCD zit dus zonder geld.
Oh ja, van de winnaar van de cabaretprijs wordt dit jaar nog wel een mooie foto door Corbino gemaakt. Maar volgend jaar zullen de winnaars waarschijnlijk het pasfotohokje op het Centraal Station in moeten duiken om vervolgens bij de HEMA even een lijstje te scoren en dan prikt Vivienne Ypma het geheel met punaises tegen de muur van De Kleine Komedie.
Misschien hoopt de VSCD volgend jaar wel, net als dit jaar, op een nieuw koningsdrama bij de toewijzing van de prijzen. Dan kunnen ze om inhoudelijke redenen de stekker uit de Poelifinario trekken en dat scheelt weer wat pecunia. Nee, dat is onzin, de VSCD hecht zeer aan deze prijs. En een potje reuring hoort bij het cabaret, anders kun je net zo goed naar een korfbalwedstrijd gaan. Zo hebben journalisten ook wat te doen en kunnen de impresariaten vrolijk vissen en bedenkelijk kijken.
Maar hoe treurig de organisatorische fundering er ook aan toe is, daar is toch vrij weinig van te merken in de cabaretzalen. Misschien is er wel een duidelijk verband tussen de neerhangende mondhoeken op straat en in politiek Den Haag en de rijke cabaretoogst dit jaar, zowel aan de Poelifinario-kant als in de Neerlands Hoop-hoek. Als de jury ook maar een milligram ruimhartiger was geweest zou het aantal genomineerden voor beide prijzen zijn verdubbeld. Het gemiddelde niveau lag hoog dit seizoen. De jury werd gedwongen om uiteindelijk een paar darlings te vermoorden.
Een van de heugelijke ontwikkelingen op dit moment is de toename van het aantal cabaretduo’s. Het betreft hier wellicht geen verbintenissen tot de dood hen scheidt, maar dat is in het echte leven toch ook al lang een achterhaald concept. Vooral de zoektocht van deze verse tweetallen naar nieuwe vormen, de autonome inhoud en de drive om zichzelf uit te blijven dagen was boeiend om te zien. Zo ontstonden hilarische sketches van Remko Vrijdag en Martine Sandifort, zo verbaasden Kasper van Kooten en Bertolf ons met een fraaie kruisbestuiving tussen cabaret en concert, en zo wierpen de bezielde Sanne Wallis de Vries en Paul Groot nieuw, kleurrijk licht op het leven van Adèle Bloemendaal, zowel naast als op het podium .
Er zijn maar liefst drie duo’s genomineerd. De Kommil Foo-broers lieten zich dieper in de ziel kijken dan ooit, Van der Laan en Woe maakten hun Neerlands Hoop volledig waar met hun beste voorstelling tot nu toe, en ook bij Speelman & Speelman bleek weer eens dat één en één drie is. En zo tellen de vier Ashton Brothers natuurlijk voor zes.
Dat willen we zien: cabaretiers die zichzelf uitdagen, nieuwe grenzen opzoeken en er desnoods overheen gaan. Hier en daar had er nog wel een schepje bovenop gemogen. In de strakke kaders binnen de huidige theaterwetten, en gedreven door het verlangen om zo hoog mogelijk te kunnen scoren met bezoekersaantallen neigt het genre cabaret soms te veel naar braafheid. De applausmeter en de grapdichtheid zijn tot een doel op zich verworden in plaats van transportmiddel van het materiaal. We misten hier en daar de moed om meer buiten de lijntjes te kleuren, het lef om het genre anarchistisch en blanco te benaderen. Het zou mooi zijn als een aantal gevestigde namen de stokpaardjes op stal zet en zich opnieuw uitvindt. Juist onzekere tijden smeken om een breuk met het verleden.
Voor de goede orde, deze kritiek geldt niet alleen voor een deel van het cabaretgilde, maar ook voor sommige recensenten en het publiek, dat net iets te vaak louter vermaakt wenst te worden. En het geldt natuurlijk ook voor de angstige programmeurs, die een veilig heenkomen zoeken bij grote namen, ook al garanderen die, met uitzondering van misschien Jochem Myjer, niet automatisch meer een volle zaal.
Ofschoon cabaretiers, net als rockers, niet afgeserveerd mogen worden louter op grond van hun leeftijd, is het wel plezierig dat de jonge garde met enthousiasme in de nek van de oudjes hijgt. Louise Korthals is daar een prachtig voorbeeld van. Zij lijkt een paar stadia van haar ontwikkeling domweg te hebben overgeslagen en heeft nu al aansluiting met de top gevonden. Bij Pieter Derks en Johan Goossens ging het misschien iets langzamer, maar ook zij hebben zich niet al te lang in de Eerste Divisie warm hoeven te lopen, zij rammelen nu al aan de poort van de Eredivisie.
Het gaat dus goed aan de onderkant, en zeker ook bij de allerjongste lichting, die zich nog aan het oppompen is op de academie en aan het experimenteren is in de kleine zaaltjes. Voor zover ze daar natuurlijk de ruimte krijgen, want voor veel jong talent blijven de deuren van het theater gesloten. Theaters zien zich vanwege het gat in hun begroting genoodzaakt om minder te programmeren, en dat blijkt in de praktijk vooral ten koste te gaan van de kleine zalen. Er zijn theaters die hun kleine zaal alleen nog in het weekend gebruiken en er zijn al aardig wat vestzaktheatertjes helemaal wegbezuinigd. Als er dus minder geprogrammeerd wordt, zullen de impresariaten ook geen valse hoop bieden en laten ze nieuw talent buiten staan.
Toch zullen de gedreven jongelingen niet snel opgeven. Cabaretiers met een missie. Bij deze Sturm und Drang-groep hebben we worstelingen waargenomen over hoe je om moet gaan met de huidige, steeds snellere wereld en hoe je dat gevecht vorm kan geven op het podium. Een van de juryleden zag bijvoorbeeld voor de zomer bij de Koningstheateracademie in Den Bosch twee afstudeervoorstellingen die bijna pijn deden, zo indringend persoonlijk waren ze. Zo heftig was bij deze twintigers de noodzaak om uiting te geven aan de moeizame ervaringen met de wereld.
Dat waren geen incidenten. Vanuit de Comedytrain-stal wist Rene van Meurs met ditzelfde thema Cameretten te winnen. Hij snakte naar de stilte, even geen meningen en geen geschreeuw. En ook Ronald Goedemondt vraagt zich bijna wanhopig af waar de grenzen van zijn privacy liggen, en hoe hij moet ontsnappen aan de maatschappelijke druk.
Niet zo vrolijk natuurlijk, al die cabaretiers die klem komen te zitten in een woest rondtollende wereld, waar antidepressiva, slaapmiddelen, opdringerige social media, en de soms onmogelijke maatschappelijke eisen het levensritme dreigen te bepalen.
Maar cabaret is niet in het leven geroepen om het publiek louter schuddebuikend de straat op te sturen. Cabaret lijkt zeker in deze tijd een prachtig medium om een groot publiek te inspireren naar een nieuwe manier van denken en omgaan met elkaar. Kunst in het algemeen, en zeker cabaret dat toch wat toegankelijker is dan highbrow art, is bij uitstek geschikt om de mens een schop in de goede richting te geven of enig houvast te bieden. Houvast in een tijd waarin veel zekerheden op instorten staan, vaste waarden op losse schroeven staan en niets meer vanzelfsprekend is. De hand wordt angstvallig op de knip gehouden. Er lijkt geen tijd en ruimte meer om een beetje achterover te hangen.
We mogen blij zijn dat er cabaretiers rondlopen die niet voor de makkelijke weg kiezen, maar die ons helpen onze denkgeest open te scheuren en klaar te stomen voor een nieuwe samenleving. Mannen als Wim Helsen en Micha Wertheim doen dat op een filosofische manier, iemand als Lebbis doet dat ook op een hele praktische manier, Ronald Goedemondt doet dat met een karrevracht grappen met dubbele lading. En Maarten van Roozendaal deed dat met schrijnende, vurige liedjes. Het is gruwelijk dat we daar niet langer van hebben mogen genieten.
Het is te hopen dat de kloof tussen hen die blijven hangen in de niemendallerige grappenparade en de cabaretier met een geïnspireerde visie niet te groot wordt. Zij die achterblijven in het makkelijke grappen maken lijken nu ineens meteen gedateerd te raken omdat de tijd zo snel verandert en er zo veel vraag is naar expertise. Deze tijd vraagt geen vlugge jongens en meisjes meer maar goeie fantasievolle bizarre visionairs om ons voor te gaan door de rokende puinhoop.
Leve het cabaret dus!