Het is een stuk stiller op de Da Costakade, nu Flip er niet meer is.
Ook een stuk kaler. Het is alsof een schilderij van Jeroen Bosch na twintig jaar van de muur is gerukt, een schilderij waarop tientallen spectaculaire dingen gebeuren, in bonte kleuren, een schilderij waar je als kijker constant mee kunt discussiëren en inspiratie uit kunt halen. Je kan nog goed zien waar het schilderij heeft gehangen.
Flip was kind aan huis aan de Da Costakade. Soms had je het idee dat we Flip als bezoldigd klusjesman in dienst hadden. Dan was hij weer aan het witten of bracht hij de post weg. Je zou ook bijna denken dat hij het geluk thuis niet kon vinden, maar dat was allerminst het geval. Hij was zielsgelukkig met Anke en Medi en Manuel. Zielsgelukkig en apetrots op zijn vrouw en kinderen. Om over zijn kleinkinderen maar te zwijgen. Dat deed hij dus niet. Ik heb hem na een paar jaar echt moeten verbieden om over zijn kleinkinderen te praten. Hij vond het onbegrijpelijk dat ik steeds voorstellingen wilde produceren over dode kinderen, zoals Who’s afraid of Virginia Woolf, Tonio en Wijn.
Stiller aan de Da Costakade.
Ofschoon we er niet altijd bij waren als hij ook nog ’s avonds of in het weekend op het kantoor rondscharrelde. Op maandagochtend was al snel duidelijk dat Flip weer langs geweest was: alle computers waren ontregeld en de wijnvoorraad was geslonken. Dan had hij gewerkt aan een videoregistratie of aan de foto’s van een van onze voorstellingen. Hij was ook onze hoffotograaf bij bedrijfsuitjes en andere festiviteiten. Hij legde die gebeurtenissen vast met peperdure camera’s, die hij doorgaans in een felrode plastic tas van Dirk van de Broek door het land zeulde. De vraag of het niet gevaarlijk was om met zulke dure spullen op stap te gaan, zo lullig verpakt, beantwoordde hij met Flippiaanse logica: ‘Zo worden ze niet zo snel gestolen.’ En waarschijnlijk had hij ook nog gelijk, want wie besteelt nou een man die op grote witte gymschoenen, met een zwart T-shirt en een overjas uit het jaar nul met een Dirk van de Broek-tas door de stad dwaalt?
Die rode boodschappentas, dan weer gevuld met blokjes kaas, koude kibbeling van de dag ervoor en een slechte fles wijn bood hem ook de gewenste bescherming tegen praatgrage taxichauffeurs. Want hoewel hij zelf in vertrouwde omgeving een spraakwaterval kon zijn – als het maar niet om zijn persoonlijke gevoelens ging – was hij op onbekend terrein niet zo spraakzaam. Hij was vrolijk als een kind, naïef, enthousiast, fantasievol, eerlijk, maar ook enigszins wereldvreemd. Samen met hem in een restaurant heeft hij nog nooit een wijntje of een biertje durven te bestellen.
Ofschoon hij het niet altijd even nauw nam met zijn hygiëne, kon hij ook weer aandoenlijk doorschieten naar de andere kant. Voor een tripje naar Griekenland van veertien dagen had hij twintig T-shirts in zijn koffer gepropt.
Ik ben meerdere keren met Flip naar Griekenland afgereisd om daar – fiscaal aftrekbaar – te brainstormen over het vak, te schrijven en ook om heel veel plezier te maken. Zo’n reis verliep niet altijd even soepel. De bijna-mis-momenten van boten, vliegtuigen en bussen zijn niet te tellen. Dan was Flip met honden en poezen aan het spelen, of had hij iets anders leuks ontdekt en was hij weer eens verdwaald.
Die Griekse reisjes waren onvergetelijk. Ik heb Flip daar op een scooter gekregen. Met 250cc vloog hij een berg op. Super gevaarlijk, maar wel heel grappig. In het restaurant, waar we vaak tot sluitingstijd bleven hangen, moest ik natuurlijk alles bestellen. Ik dwong hem om af en toe vis te eten, die ik dan voor hem moest fileren. Anders werd het weer kotelet met friet. De ober wist al snel dat er ook een grote pot mayonaise op tafel moest komen. Aan het eind van de trip liet hij voor de jonge Pakistaanse ober Hassan een grote zak nieuwe sportschoenen en geld achter, want die man had het volgens Flip zo moeilijk in de winter als de toeristen weg waren.
In Griekenland kon hij intens genieten van de rust en ’s avonds samen eindeloos praten. Als ik dan als eerste, ver na twaalf uur, naar bed ging, bleef Flip nog een tijdje op de veranda zitten. Met een klein flesje Ouzo staarde hij over de glinsterende zee en draaide zijn fantasie op volle toeren. Zijn van de pot gerukte plannen bleken lang niet altijd uitvoerbaar.
Het kind in Flip kwam ook helemaal aan zijn trekken als we maffe streken uithaalden. Zo zijn we bijna bij de tempel van Hera gearresteerd toen we op een stuk marmer waren geklommen om een publiciteitsfoto te maken voor de muziekvoorstelling Hera, die Flip met Jan Boerstoel en Martin van Dijk had geschreven. De suppoost bij het archeologische heiligdom had de politie al gebeld en probeerde ondertussen de camera van Flip af te pakken. Als in een kluchtige film hebben we de suppoost misleid en zijn vervolgens twee verschillende kanten opgerend om zo snel mogelijk in een taxi te springen om de scene of the crime te ontvluchten. We hadden twee flessen Ouzo nodig om van dit avontuur te bekomen.
Hoewel Flip de vriendelijkheid zelve was, was het niet altijd makkelijk om werkelijk tot hem door te dringen. Iemand vertelde eens dat hij Flip al veertig jaar kende, maar dat hij nog nooit een normaal, dieper gesprek met hem had gehad. Flip kon niet tegen conflicten of spanning. Hij verstopte zich in moeilijke situaties en als een vraag hem te lastig was, gaf hij domweg geen antwoord. Zijn gevoelens stopte hij vooral in zijn teksten, waar ze volgens Flip ook thuis hoorden. Toch heb ik gemerkt dat als je er maar met een gestrekt been in ging, met het mes op tafel, je wel degelijk verder kon komen dan de man die hem al veertig jaar kende.
Maar het kwam niet in hem op om mij ronduit zijn vriend te noemen. Toch heb ik van anderen gehoord dat dat wel degelijk het geval was, en zo heb ik het ook al die jaren gevoeld. Dat was een heerlijk gevoel van vriendschap. Ik ga hem vreselijk missen.
Arjen Stuurman in samenwerking met Patrick van den Hanenberg