VERZETHELDIN OP SOKKEN TIJDENS DE HETE VREDE


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: De Krant van Carré‚ nr 1 December 2011

Claudia de Breij - foto Anne Timmer

Zestien miljoen irritante sukkels, die zich koning wanen en bij elk wissewasje dreigend en aanmatigend roepen: ‘Weet je wel wie ik ben?’
Claudia de Breij heeft geen hoge dunk van haar landgenoten, die ‘te laagschedelig’ zijn om lange termijn problemen op te lossen. Is De Breij dan de grote verzetsheld, die samen met doortastende medekrijgers de toekomst voor het nageslacht veilig stelt? Niet echt. Met een stevige dosis zelfspot erkent zij dat zij ook niet veel meer doet dan ‘nou, nou, nou’ sputteren op een feestje.
Hebben wij dan te maken met een zwaar depressieve vrouw die geen sprankje licht in de tunnel ziet en lijdzaam accepteert dat we met z’n allen de afgrond in donderen? Allerminst!
‘Ik ben een cynische optimist. Ik leg me niet neer bij het onheil. Als we nu zeggen hoe het niet moet, loopt het misschien toch nog beter af dan we denken. Maar het is wel een optimisme tegen de klippen op. Het was zo fijn om 8 jaar te zijn, want toen wist je dat het met kerstmis vrede zou zijn. Dat wil maar niet uit mijn systeem. Ik vind kerstmis niet ontroerend vanwege de geboorte van Jezus, maar omdat we zo’n vredesfeest willen vieren. Ik kan ook nog steeds huilen om Sinterklaas.’
Claudia de Breij (Utrecht, 1975) heeft met haar programma Hete Vrede gevoelige snaren geraakt. Bij het publiek dat al meer dan twee seizoenen massaal toestroomt, bij de pers die haar ongeveer alle beschikbare sterren heeft toegekend in de recensies, en bij de jury van de Poelifinario, de belangrijkste cabaretprijs in Nederland, die zij vorig seizoen kreeg. Jacques d’Ancona sprak in het Dagblad van het Noorden van een ‘komisch en overrompelend’ programma, en Merijn Henfling noemt het in de Volkskrant ‘fantastisch’ en eindigt met ‘Petje af.’
Haar nieuwe programma Landgenoten staat al in de steigers. ‘Het schrijven gaat mij gelukkig makkelijk af. Ik zal de goden niet verzoeken en zorg wel dat ik niet te gemakzuchtig word, maar het is vooral inspiratie en toch wat minder transpiratie.’
Voordat ze aan de nieuwe ronde begint wordt eerst de zegetocht van Hete Vrede afgesloten in Carré. Dat is voor De Breij niet zomaar een grote zaal in Amsterdam, maar het theater waar zij als timide meisje Herman van Veen zag optreden en waar de theatervonk oversloeg. ‘Ik word daar heel sentimenteel van. Even een bètablokker zou wel eens goed zijn, maar dan geniet ik niet zoveel. Het is net als een kind dat zich voorneemt om astronaut te worden, en ja hoor, dan komt hij op de maan. Niet zes weken zoals Van Veen, maar twee dagen is ook geweldig.’
Voordat ze strakjes het podium betreedt, zal ze even – net als op alle andere avonden – een kruisje slaan. ‘Naar God, die niet bestaat. Als kind vond ik het al leuk bij de katholieke godsdienstles. Mijn oudere broer, die nu advocaat is, had zich daar onmogelijk gemaakt door de kinderen aan het twijfelen te maken door te zeggen dat het echt niet kan om veertig dagen zonder water in de woestijn door te brengen. Maar ik wist dat ze daar tekenen, liedjes zingen en kerststukjes maken, dus daar moest ik gewoon bij. Dat is aan mij wel besteed als theatermens. Door dat kruisje te slaan geef ik me over. Het podium is voor mij heilige grond. Daarom zal een voorstelling bij mij ook nooit sleets worden, ook al speel ik hem voor het derde seizoen. Als ik het niet bijzonder in het theater zou vinden, had ik net zo goed kunnen gaan werken.’
In wezen is De Breij een traditionele cabaretière: een liedje, een verhaal, een moraal. En net zoals de meeste cabaretiers wordt zij gedreven door kwaadheid en verbazing. Maar zij wil niet blijven hangen in die vaak obligate houding van de zogenaamd betrokken cabaretier. Meer nog zoekt zij contact en hoopt zij dat zij het licht kan aandoen en wat troost brengen. ‘Ja, ik weet het, het klinkt zijig. Ik krijg die troost natuurlijk ook terug. Er is een bepaald type applaus, waarbij je het gevoel hebt dat je omarmd wordt. Dan weet je dat het kwartje gevallen is. Dat is het toppunt van theatergeluk. Natuurlijk komt er soms ongeremde woede boven, en dan maakt het me niet uit of ik een foute imam tegen de schenen schop als ik het over de extreme sharia-wetgeving heb of dat hele foute PVV’ers boos op me worden als ik iets zeg over het vreemdelingenbeleid.’
Ook al heeft ze weinig vertrouwen in politici, zij gaat toch braaf elke keer naar de stembus. De ene keer om D66 te stemmen, de andere keer Groen Links. ‘Je gaat naar de dodenherdenking en je gaat stemmen. Daar is voor gesneuveld, dus die dingen behoren tot de Tien Geboden in de samenleving. Mijn opa’s en oma’s waren hard core socialisten. Ik heb in mijn leven te veel geluk gehad om heel erg de proletariër te gaan uithangen, maar ik heb te veel ‘Ontwaakt, verworpenen der aarde’ meegekregen van thuis om te kunnen denken dat geluk een keuze is en dat wie onderaan de ladder staat niet hard genoeg gewerkt. Ik leef te luxe om waar te maken dat ik links ben en helemaal deug. Ik zou wel willen dat er gekleurde kinderen op de school van mijn zoon zouden zitten, maar ja, ik ben wel in een witte wijk gaan wonen.’

Claudia de Breij: Hete Vrede, 10 en 13 december in Koninklijk Theater Carré