Guido Belcanto wijst de weg


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: Ons Erfdeel (Vlaanderen)

In 2011 was Guido Belcanto de openingsact op Noorderslag in het Noord-Nederlandse Groningen. Dat is een jaarlijks festival dat als een etalage geldt voor groepen die als een grote belofte voor de toekomst worden gezien. Guido Belcanto is dan 57 jaar en treedt al ongeveer vijfendertig jaar op.
In datzelfde magische jaar 2011 tekent De Koning van het Vlaamse Levenslied – op voordracht van de Nederlandse Belcanto-fan Lucky Fonz III (een vriendelijke kruising van Donovan en Loudon Wainwright III) – een contract bij het Nederlandse platenlabel TopNotch, de thuisbasis van Nederlandse hiphoppers als De Jeugd van Tegenwoordig en The Opposites. Zijn album Ik zou mijn hart willen weggeven uit 2008 wordt in Nederland opnieuw uitgebracht en er wordt veel promotiewerk gemaakt van zijn laatste album Een man zoals ik, met het smartelijke Belcanto-An Pierlé duet Toverdrank.
Is Guido Belcanto gruwelijk verdwaald?
Jazeker, vanuit hedendaags-koel standpunt bekeken is De Chroniqueur van de Gebroken Harten inderdaad verdwaald. Maar dat is niets nieuws. In een samenleving die steeds harder en onpersoonlijker wordt en waarin de waarde van de mens wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid dure merkkleding die hij in de kast heeft hangen, heeft Belcanto zich nooit thuis gevoeld. ‘In een design-slaapkamer zou ik niet kunnen klaarkomen’, vertrouwde hij het Nederlandse weekblad De Tijd in 1990 toe. Zijn ringen komen uit de kauwgomballenautomaat en hij rijdt in een vijfentwintig jaar oude Opel of Mercedes waarvan de houdbaarheidsdatum al lang is overschreden van goot naar goot en van de kroeg naar de kermis. Hij droomt van zijn portret op het zeildoek van de botsauto’s.
Zijn enige echte dure bezit is een Bianchi wielrenfiets van ruim vijfduizend euro. Hij kreeg hem cadeau van zijn (inmiddels overleden) wielerheld Marco Pantani, die hij in 2001 bezocht voor een televisieprogramma. Belcanto is gek op wielrennen. In Westouter wordt zelfs de Belcanto Classic verreden.
Berlcanto verdwaald? Misschien moeten we de zaak gewoon omdraaien en stellen dat de kille, onromantische moderne mens is verdwaald en Guido Belcanto ons de weg wijst door het echte leven te bezingen. En nu pas krijgt men in Nederland in de gaten wat een bijzonder fenomeen Guido Belcanto is, en dat deze man en zijn levensvisie gekoesterd moet worden.
Helemaal onbekend is Belcanto in Nederland niet. In september 1992 schreef ondergetekende in de Volkskrant naar aanl

eiding van een optreden in De Kleine Komedie in Amsterdam: ‘Neo-sentimenteel? Inderdaad. Glad en gelikt? Nou nee! Guido Belcanto drukt zijn hoofd nog een beetje dieper tussen de schouders. Zijn hand grijpt veelvuldig naar zijn hart en natuurlijk kijkt hij vertwijfeld de wereld in, want met de meisjes wil het maar niet lukken. Maar zingt hij een traan, dan is het een traan. Belcanto is echt. Hij etaleert het late-avond-kroeg-sentiment, wanneer je met een aantal pils achter de kiezen nog niet gaat lallen, maar de poort naar de waarheid wijd open gooit. Dan geef je toe dat de combinatie libido en een lege portemonnee leidt tot een ‘portie uiterst anticonceptieve zelferotiek.’ Dan schep je wel op dat je hobby’s stierenvechten en leeuwentemmen zijn, maar verberg je niet dat je in elkaar krimpt bij het zien van een huilende vrouw.’
Belcanto heeft een missie, en die heeft hij al vele jaren: het levenslied redden door de grenzen van het genre te verleggen met controversiële teksten, waardoor de liederen ook de jonge generatie aanspreekt.
En daarom schrijft en zingt De Zanger van de Vlaamse Blues niet alleen over de pechstrook van het leven en verloren liefdes, maar ook over een SM-romance, half een man en een half een vrouw, wc-madammen, vuilnismannen, overspel en hoeren. Voor die laatste beroepsgroep heeft hij veel respect. In het lied Waarom altijd dat katholieke denken? stelt hij zijn mooie vriendin in alle ernst voor om achter het raam te gaan te werken. En hij voelt zich als Man van Lichte Zeden met de dames verwant: ‘Ik wil dat mensen van mijn shows het gevoel overhouden alsof ze bij een goede hoer op bezoek zijn geweest.’
Guido Belcanto (in 1953 in Turnhout geboren als Guido Versmissen) is voor een niet onbelangrijk deel gevormd door de sfeer in het beroemde volkscafé In de verzekering tegen de dorst, dat door zijn ouders in het boerendorp Wortel in de Noorderkempen werd uitgebaat. De kleine Guido wordt op de toog gehesen en met een trommeltje om zijn nek speelt hij met de dronken mannen van de plaatselijke muziekfanfare mee. Zijn grootvader neemt hem mee naar de grote legendarische danszalen in de Kempen met het ruime aanbod van volksamusement, waaronder Eddy Wally en Bobbejaan Schoepen.
Een andere inspiratiebron is de ‘Rijksweldadigheidskolonie voor Landlopers’ die in Wortel is gevestigd. Het is een met veel mysterie omgeven groep ‘mislukkelingen’, waar Belcanto altijd veel mededogen voor heeft getoond. De reden daarvoor is doodeenvoudig: hij vond zichzelf niet veel anders dan die mannen die aan de rand van de maatschappij vertoefden. Ook hij voelde zich als een loser neergezet door de samenleving, omdat hij zich lange tijd graag in vrouwenkledij hulde.
Als middelbare scholier in Turnhout raakt hij in de ban van Roy Orbison en Tom Jones. Samen met zijn broer vormt hij een bandje dat veel zwart Amerikaanse blues zingt van grootheden als John Lee Hooker, Howlin’ Wolf en Muddy Waters. Ook zijn ze dol op folksingers als Woody Guthrie en country zangers als Johnny Cash. In het latere repertoire van Guido Belcanto horen we de invloed van deze helden duidelijk nagalmen.
Als student opvoedkunde in Antwerpen raakt Guido helemaal op stoom. Hij voelt zich thuis in de rosse buurt met de travestieten en transseksuelen. Daar dompelt hij zich onder in het leven en begint zijn kroeg- en straatzangercarrière. Na een korte flirt met rock and roll ontwikkelt hij langzaam maar zeker zijn eigen levensliedstijl, waarmee hij ook in de echte theaters terecht kan, en waarmee hij in Vlaanderen een trouwe aanhang verwierf. De titels van zijn albums spreken voor zich: Op zoek naar Romantiek, Plastic Rozen verwelken niet, Koning & Clochard en Zeerover zonder boot.
En nu, in de herfst van zijn carrière (die hij waarschijnlijk liever nazomer zou willen noemen) krijgt Belcanto erkenning in ruimere kring. Het is niet omdat de smartlap opeens salonfähig is geworden in het intellectuele circuit. Belcanto zou niet blij zijn als zijn nieuwe publiek hem om die reden omarmt, getuige zijn woorden: ‘In intellectuele kringen kickt men op een gevoel dat ze zelf nooit kennen. Dat is voyeurisme en neerbuigend: men vermaakt zich om de gewone mensen.’ Maar de bredere erkenning komt vooral omdat men in hem de ontbrekende schakel tussen Eddy Wally en Jacques Brel herkent, of, als het Nederlandse referentiekader beter uitkomt, tussen André Hazes en Maarten van Roozendaal. Hij heeft de kitsch van de een en het realisme van de ander. Belcanto is een full-time romanticus en een part-time cynicus. En dat genre heeft de toekomst. Daarom was het optreden op Noorderslag zo gek nog niet.
Guido Belcanto: Een man als ik (Evil Penguin Records-TopNotch)