Laat drie individualisten een cabaretprogramma maken en het eindigt meestal in haat en nijd en chaos. Voor oude vrienden zijn Mike Boddé, Kees Torn en Onno Innemee bereid om hun ego tijdelijk een treetje lager te stallen en dat levert een muzikaal hoogstaand en grappig resultaat op. Boddé onderzoekt schaamteloos de uithoeken van de fantasie, Torn kan de kleinste bloem tot een prachtige tuin omvormen en Innemee is al heel leuk als hij zijn best niet lijkt te doen.
Ze zijn, zoals ze in het openingslied zingen, op de hoogte van de honger en de droogte in Peru en andere onvolkomenheden van de schepping, maar in C3 willen ze daar geen aandacht aan besteden, want er zijn al genoeg Youpen en Jan Jaap van der Wallen. Mocht er een grap met een serieuze onderlaag zijn, dan is dat onbedoeld en is die er per ongeluk doorheen geglipt.
Het is een paar uur onbekommerd lol trappen, met één terugkerend onderwerp: de waarde en kracht van taal. Het irritant verhullend taalgebruik van de euthanasiebegeleider, de woorden van Goebbels die door agressieve intonatie pas echt tot leven komen, inventief schelden, en het onverstaanbaar gekraai (met boventitels) van drie spasten over hoedjewip. Alleen als ze collega Guido Weijers tot op zijn schoenveters afbranden klinkt er wezenlijk venijn. Op muziek van Sammy (‘Guido loop niet zo te stelen. Dat is iets voor criminelen.’) wordt de koning van het cabaretplagiaat dwingend verzocht om van het Hilton of de Dom te springen.
Aan sommige sketches van C3 hangt nog de geur van de meligheid aan het eind van een lange repetitiedag, maar op de beste momenten zie je de Marx Brothers.
****
C3 door Mike Boddé, Kees Torn en Onno Inemee, regie: Pieter Tiddens. Oude Luxor, Rotterdam 30 maart. Tournee tot 8 juni.