‘Lacht u alstublieft niet om mijn grapjes, want dan raak ik meteen weer in de stress.’
Herman Finkers is openhartig over zijn pauze van zeven jaar. Jazeker, hij heeft leukemie, maar de directe aanleiding voor de time out was dat Finkers het bestaan als theaterkomiek behoorlijk zat was. Zijn sociale leven was in elkaar gedonderd en hij haalde vrijwel geen bevrediging meer uit zijn pretentieloze grapjes, waarmee hij de theaters twintig jaar op stelten heeft gezet. ‘Voor boodschappen ga je maar naar Albert Heijn’ is altijd zijn uitgangspunt geweest, maar alleen lollig doen werd toch ook wat al te leeg.
Hij had dringend behoefte aan een nieuwe vorm. Maar welke bedding Finkers ook bedenkt voor zijn grappen, woordspelingen en mishandeling van de logica, het zal altijd op de lachspieren werken. De ernst van het leven is in handen van Finkers een weldadige bron van vermaak. De gerijpte komiek hoeft dan ook niet bang te zijn dat een uitbundig publiek stress gaat opleveren, want de lach in de zaal betekent dat men zijn nieuwe mengeling van onzin en diepte buitengewoon waardeert. Na de pauze is een voortreffelijk programma.
De periode van bezinning moest een of twee jaar duren. Toen bleek dat Finkers leukemie heeft (een milde vorm, wat een heel wrang en oergeestig gesprek met de chirurg oplevert), werd daar noodgedwongen nog een aantal jaren aan toegevoegd. Deze medische tegenslag heeft er onbedoeld toe bijgedragen dat Finkers op een nieuw spoor is gezet.
Wie vreest dat je bij Finkers nu twee keer vijftig minuten een komisch medisch dossier krijgt opgediend, kan gerust zijn. De enkeling die wegloopt, omdat hij de confronterende galgenhumor van het eerste kwartier niet aankan, maakt een grote fout. Finkers vertelt en zingt over wat hij de afgelopen zeven jaar, behalve artsenbezoek, gedaan heeft: verhuizen (van Almelo naar een uithoek van Twente), televisie kijken (wat mooie versjes over talkshows en TMF oplevert) en zijn vrouw (her)ontdekken.
Herman Finkers weet dat hij niet heel erg oud zal worden, maar heeft daar – geholpen door zijn opgewekt katholieke overtuiging – een zekere rust voor teruggekregen. Hij ziet de dood niet als een vijand, maar als een ware vriend die nog nooit iemand in de steek heeft gelaten, en daarbij ook nog mooie kunst oplevert. Voor Finkers – net als voor zijn overleden vriend Willem Wilmink, voor wie hij een ontroerend lied zingt – zijn de Middeleeuwen zo donker nog niet. De rationalist die hem voorhoudt dat de hemel verzonnen is, zet hij klem door te zeggen dat de liederen van Jacques Brel ook verzonnen zijn.
Zijn relativeringsvermogen was als Twent al meer dan modaal ontwikkeld, het is nu helemaal tot stinkend jaloersmakend niveau gestegen. Als je eenmaal over het dooie punt heen bent, vertelt Finkers in blije berusting, wordt het alleen maar mooier. Dat geldt zeker ook voor zijn theaterwerk.
Na de pauze door Herman Finkers, Stadsschouwburg Nijmegen 25 oktober. Tournee.