Beauty and the Beast door Joop van den Ende Theaterproducties, muziek: Alan Menken, liedteksten: Howard Ashman, Tim Rice, script: Linda Woolverton, choreogafie: John MacInnis, regie: Glenn Casale. Koninklijk Theater Carré Amsterdam 2 oktober. Aldaar t/m 8 oktober. Tournee.
De samenwerking met Disney bevalt Van den Ende goed. Dus het zat erin dat na Aida en The Lion King ook Beauty and the Beast aan de beurt zou komen. De musical pikte ruim 10 jaar geleden de draad op van de tekenfilm. Het werd een wereldsucces, overladen met prijzen. Aan Beauty and the Beast kan een producent zich inmiddels geen buil meer vallen. Er is altijd publiek voor zoetigheid, te oordelen naar het groeiende leger dikke mensen.
Vier jaar jaar geleden heeft Opus One zich ook over Belle en het Beest ontfermd. De muziek van Ton Scherpenzeel was niet zo gladjes Broadway als het knap gecomponeerde, maar tamelijk traditionele werk van Alan Menken, die maar een doodenkele keer uit het suikerzoete keurslijf weet te springen. De twee voorstellingen verhouden zich tot elkaar als de Efteling tot Disney World.
Decor, choreografie, licht- en kostuumontwerp en regie zijn bij Van den Ende in handen van Amerikanen. Allemaal grote namen op hun terrein, maar zij tonen zich in deze productie zeker geen liefhebber van het grote artistieke avontuur. Gebruik makend van de ruime technische en financiële middelen hebben ze er een groots, maar zeer conservatief spektakel van gemaakt.
Het persbericht jubelt over de tien maanden die aan de kostuums zijn gewerkt, de kilometers versierband, de dertig meter kantstof die in de gouden jurk voor Belle is gestoken en dan nog eens zeventig meter andere stof om het volume van de jurk te vergroten, de 10.000 lampjes, de honderd pruiken, en de veertien trailers die nodig zijn om de boel te verplaatsen.
Dat zijn indrukwekkende cijfers, en je ziet het er allemaal aan af. Het is letterlijk oogverblindend. De hele santenkraam van Anton Pieck staat op het podium, de wilde wolven in het enge bos zijn verdomd angstaanjagend, en een dansend bestek en servies ziet er leuk uit. Wie gevoelig is voor Broadway op zijn glimmendst, wie onder de indruk raakt van de grote getallen en superlatieven, zal oren en ogen te kort komen. Maar wie vindt dat je in het theater ook je hersencellen moet gebruiken, zal zich na een kwartiertje kapot vervelen.
Wat regisseur Glenn Casale bedoelt met de o
pmerking dat de Nederlandse Beauty meer dramatiek en een diepere laag laat zien, is volstrekt onduidelijk. Ja natuurlijk, de lelijke buitenkant zegt niets over de werkelijke schoonheid van binnen, en het leven is lastig voor buitenbeentjes. Maar dat wisten we al.
Het lijkt alsof Casale de bewoners van het betoverde kasteel, waar Belle door het Beest wordt vastgehouden, heeft opgedragen om vooral zo kinderachtig mogelijk te acteren. Carlo Boszhard, Ger Otte en zelfs Mariska van Kolck hebben die opdracht dan perfect uitgevoerd. De slapstick-Benny Hill-achtige geluidseffecten bevorderen ook niet echt de diepgang.
De twee hoofdrolspelers, het beest Stanley Burleson en de schone Chantal Janzen zijn niet in de val van overacting geduveld. Burleson speelt mooi brommerig gefrustreerd en Janzen is lief en gedecideerd. Zij zijn de enige echte mensen op het podium en zorgen nog voor enige intimiteit, ook in hun muzikale solo’s. Martine Bijl heeft er met haar vertaling voor gezorgd dat er naast al het gedateerde zoet zo nu en dan gelukkig ook nog iets eigentijds te beleven valt.