Flubbligab snobbligab flopflapflee
Flubblregabba stobblegabba flibblrigabba stikkiedikkiedropdrop
Als een op hol geslagen veulen tuimelt de net afgestudeerde 22 jarige conservatoriumstudent Herman van Veen in oktober 1967 het podium op in de Singer Concertzaal in Laren. In het razendknappe Harlekijnlied combineert hij maffe fantasiewoorden met een gedragen aria van de Italiaanse barokcomponist Antonio Caldara. Kort daarna wordt hij in de populaire VARA-televisieshow Mies en Scène door Mies Bouwman aangekondigd als ‘de dolle gek met kort, krullerig haar’, waarna hij het stoffige volksliedje Drie Schuintamboers nieuw leven in blaast:
‘Nee ouwe lul, je mag je dochter houwen
Nee ouweheer, je mag je dochter houwen
Want ik hoef d’r niet meer
Je mag je dochter houwen, eikel.’
De volgende dag schrijft televisierecensent Nico Scheepmaker in zijn krantencolumn dat er een nieuw theatertalent is opgestaan.
Dat theatertalent staat er nog steeds. Ook al hinkstapspringt de inmiddels 70 jarige cabaretier-entertainer niet meer over de stoelleuningen in het theater, grist hij geen tasjes meer uit de handen van de dames in het publiek, loopt hij niet meer in polonaise met het publiek de straat op en laat hij zich niet meer hangend aan het brandscherm omhoog takelen, hij is bijna vijftig jaar later nog net zo overrompelend als bij zijn officiële debuut in 1967.
Afgelopen november stond Van Veen voor de vijfhonderdste keer op het podium van Carré, het droompaleis voor elke Nederlandse artiest. In deze krant noemde de twee generaties jongere Joris Henquet hem ‘een onvermoeibaar frisse en krachtige jubilaris.’ Maar het succes van Van Veen reikt veel verder dan Lobith. Een carrière in vier talen, van Duitsland, waar hij een schier goddelijke status heeft, naar Zuid Afrika, van Parijs tot aan de Verenigde Staten. De krankzinnig lange lijst van boeken, platen, cd’s en dvd’s beslaat honderden titels, en met zijn creatie Alfred Jodokus Kwak bereikte hij een internationaal miljoenenpubliek. De multi-instrumentalist, zanger, schrijver, clown, cabaretier, filmer, schilder en wereldverbeteraar is (naast André Rieu) misschien wel de enige echte Nederlandse wereldster.
Rond zijn zeventigste verjaardag zijn drie boeken verschenen. Een biografie van Emile Schra, een autobiografie in verhalen en gedichten, en een biografisch fotoboek van de Vlaamse fotograaf Herman Selleslags met begeleidende teksten van Van Veen zelf. De boeken overlappen elkaar deels. Wat biograaf Schra helder en zakelijk opschrijft in Herman van Veen komt in luchtiger bewoordingen deels terug in Van Veens Herinnerde dagen, en ook de bijschriften in het fotoboek Geknipt zijn grotendeels gerecycled. In Herinnerde Dagen gaat de ervaren hergebruiker Van Veen dit keer wel erg ver. Heel veel weten we al uit zijn shows en de vele, eerder verschenen boeken van zijn hand. Maar ja, herhalingen in een net iets andere setting en met net een ander accent is nou eenmaal de Methode Van Veen. Hij maakt eigenlijk nooit een compleet nieuwe show, want ‘als mens word je ook niet opeens helemaal nieuw.’ We horen oude liedjes en bekende grapjes, aangevuld met nieuw materiaal en reacties op de actualiteit.
Zijn engagement vertaalt zich niet in harde grappen over politici, maar meer in subtiele metaforen over de tijdgeest. Daarom werd hij in Nederland een tijdlang als een zijden sok gezien, die zich niet durfde uit te spreken, terwijl hij juist in de DDR grote massa’s op de been bracht die steun in zijn woorden vonden.
Van Veen heeft zijn handtekening van goedkeuring onder de biografie van Schra gezet, maar dat heeft niet geresulteerd in een hagiografie. We lezen niet alleen over zijn gelukkige jeugd in het warme, rode Utrechtse nest, zijn megasucces, en hoe hij intens bewonderd werd door Wim Kan (en fel bekritiseerd door de jaloerse Wim Sonneveld), maar ook over de financiële problemen van het bedrijf Harlekijn, de geflopte films, de allergische reactie die hij bij sommigen opwekt, en de tegenslagen om een voet tussen de deur te krijgen op Broadway, waar het amusementstijdschrift Variety Van Veen bij zijn eerste New Yorkse show in 1982 ‘het beste slaapmiddel sinds de uitvinding van valium’ noemde. Maar ook daar is men ten slotte gevallen voor het persoonlijke sentiment, de zalig platte verhalen, de snelle stemmingscontrasten in zijn voorstelling, de brede muzikaliteit en de uitbundigheid.
De malle fratsen, de energie en het zweet van Van Veen worden prachtig in beeld gebracht door fotograaf Herman Selleslags, die daarnaast ook de intense rust, bezinning en concentratie weet te pakken. De grote zwarte vlakken, die vaak meer dan drie kwart van de foto beslaan zorgen voor de krachtigste spotlight die deze theatergrootheid verdient.
Patrick van den Hanenberg
HERMAN VAN VEEN IS NIET TE STUITEN (gepubliceerd in Ons Erfdeel)
Flubbligab snobbligab flopflapflee
Flubblregabba stobblegabba flibblrigabba stikkiedikkiedropdrop
Stabbagabba flubblragabba stubdragabba flibbrerigabba
Stikkiedikkie hopstapsnee reldeldee
Het is even schrikken als een springerige krullenbol met een gedragen operastem het publiek bestookt met een onbegrijpelijke onzintekst. En dan zijn die maffe kreten ook nog op een klassieke melodie gezet: het Harlekijnlied van de jonge cabaretier/muzikant Herman van Veen, een wel heel eigenzinnige bewerking van de statige aria Selve amiche, ombrose piante van de Italiaanse barokcomponist Antonio Caldara.
De liefde voor zulke ongerijmdheden was nou precies de reden waarom Van Veen zich niet echt thuis voelde op het Utrechtse Conservatorium en waarom de docenten van dat conservatieve bolwerk in hem niet de ideale student zagen. Als Van Veen begin jaren zestig als zeventienjarige op het conservatorium terecht komt, heeft hij een vioolleraar van naam, de Belg Carlo Van Neste. Maar die vindt zijn leerling te eigenzinnig en daarnaast heeft hij volgens de docent ook een te forse streek. Van Veen is al snel niet meer welkom in zijn les en hij stapt noodgedwongen over naar het hoofdvak zang. Daar ziet de docent aanvankelijk in hem een grote nieuwe Nederlandse heldentenor, maar krijgt al snel ruzie met de leerling die ook de moderne componisten onder handen wil nemen. Van Veen wordt moe van die ernstige, klassieke aanpak. Het valt hem op dat op een concert nooit eens iemand glimlachend zijn instrument uit de kist haalt. Hij wil meer lucht door de ernst heenblazen en als muzikale harlekijn op het podium staan.
Van Veen is niet de enige die botst met de stoffige docenten. Ook pianist Erik van der Wurff wordt als een ketter beschouwd omdat hij geïnteresseerd is in jazz. Met een verwijzing naar Leonard Bernstein wordt de stelling onderbouwd dat het doorbreken van de strenge scheiding tussen klassieke en lichte muziek alleen maar schoonheid kan opleveren, maar dat overtuigt het docentencorps niet. Van der Wurff is opgelucht als hij iemand in een van de oefenruimtes ziet tapdansen, terwijl deze danser gelijktijdig als een razende op een met een triplexplaat afgedekte pauk aan het timmeren is. Hij gaat op die ‘witte Afrikaan’ af, waarna Van der Wurff en Van Veen een muzikaal vriendschappakt sluiten dat meer dan vijftig jaar zal stand houden tot aan de dood van Van der Wurff in september 2014.
Ondanks alle tegenwerking en verschillende inzichten wordt het eindexamen toch gehaald. Zonder de bestraffende blikken van de vooral figuurlijk grijze docenten kan Van Veen nu al zijn interesses combineren: een prachtige mix van chanson, Buster Keaton, ballet en jazeker ook klassieke muziek.
De carrière van Van Veen is daarna om totaal duizelig van te worden. Hij maakt shows in vier talen en is in alle continenten in het theater en op televisie te zien, van Duitsland, waar hij bijna als een halfgod wordt vereerd, tot Zuid Afrika, en van Parijs tot aan de Verenigde Staten. De krankzinnig lange lijst van boeken, platen, cd’s en dvd’s beslaat honderden titels, en met zijn animatiecreatie Alfred Jodokus Kwak bereikte hij een internationaal miljoenenpubliek. De multi-instrumentalist, zanger, schrijver, clown, cabaretier, filmer, schilder en wereldverbeteraar is (naast André Rieu) misschien wel de enige echte Nederlandse wereldster.
Rond de zeventigste verjaardag van Herman van Veen zijn drie boeken verschenen. Niet zozeer als het eindpunt van een carrière, want de energiebron van Van Veen lijkt nog lang niet leeg, maar meer als een tussenstand. Naast de biografie van Emile Schra heeft Van Veen een autobiografie in verhalen en gedichten geschreven, en tot slot ligt een biografisch fotoboek van de Vlaamse fotograaf Herman Selleslags in de winkels met begeleidende teksten van Van Veen zelf. De boeken overlappen elkaar deels. Wat biograaf Schra helder en zakelijk opschrijft in Herman van Veen komt in luchtiger bewoordingen deels terug in Van Veens Herinnerde dagen, en ook de bijschriften in het fotoboek Geknipt zijn grotendeels gerecycled.
Wat opvalt in die drie boeken is het belang van Vlaanderen voor Van Veen. In de jaren zeventig, als een deel van het Nederlandse publiek hem laat vallen, omdat men vindt dat hij wel een erg zoetsappig en wollig pad bewandelt, kan hij bij het Vlaamse publiek geen kwaad doen.
Toen Van Veen van het conservatorium kwam begon de Nederlandse radio en tv al snel aan het nieuwe fenomeen te trekken, maar Van Veen heeft altijd beweerd dat zijn carrière pas echt is begonnen in Vlaanderen. In de zomer van 1967 reist hij met Laurens van Rooyen, een andere conservatoriumrebel, als het duo Harlekijn af naar het Humorfestival in Heist, waar het publiek wordt overdonderd met een nog niet eerder geserveerde cocktail van jazz en cabaret. Het radio- en televisiemagazine Humo gebruikt woorden als enorm plastisch, ongelooflijk muzikaal en hartverscheurend spiritueel om de debutanten te omschrijven. Door het succes in Heist wordt Harlekijn uitgenodigd voor een optreden op het Vlaamse zomerfestival in het flowerpowerdorp Bilzen. Daar staat het duo naast de nieuwe Britse popgroep Procol – A Whiter Shade of Pale – Harum. Het feest gaat nu echt beginnen. Erik van der Wurff komt het duo versterken voor een Vlaamse tournee onder auspiciën van het Davidsfonds. Er worden waardevolle contacten gelegd met Jan Geysen van de BRT en de student Frans Verleyen, de latere hoofdredacteur van het tijdschrift Knack. En er wordt een Belgische manager aangetrokken.
Als Van Veen de cabaretwereld flink opschudt wordt hij natuurlijk kritisch bekeken door de drie Nederlandse topcabaretiers van dat moment, Wim Kan, Toon Hermans en Wim Sonneveld. De eerste van De Grote Drie is totaal lyrisch over het nieuwe talent. Als Van Veen in 1968 tien dagen in Diligentia staat, hét cabarettheater van Den Haag, rijdt Wim Kan op zijn fiets door de Haagse binnenstad langs alle affiches voor de show en krabbelt met een zwarte viltstift rechtsonder in de hoek: ‘Van harte aanbevolen door Wim Kan.’ Toon Hermans voorspelt dat de clown ooit nog eens Broadway op stelten zal zetten. Hij krijgt gelijk. Alleen Wim Sonneveld laat zich laatdunkend over Van Veen uit, maar men kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het oordeel te maken heeft met jalousie de métier.
Niet alles wat Van Veen in het begin van zijn loopbaan aanraakt verandert direct in goud. In 1968 accepteert hij de hoofdrol in de film Princess van de Vlaamse cameraman/regisseur Herman Wuyts. Deze wil de eerste Belgische pulpfilm naar Amerikaans model maken met veel (kuise) seks, vuurgevechten, brand, achtervolgingen en spectaculaire stunts. Naast Van Veen heeft Wuyts het aantrekkelijke Britse fotomodel Virginia Mailer gecast. Princess vertelt een eenvoudig verhaal over een Antwerpse freelance fotograaf (Van Veen) die een fotoroman wil maken met in de hoofdrol een mooie luchthavenhostess, die hij in Venetië heeft ontmoet. Als Princess in 1969 uitkomt maakt de pers er genadeloos gehakt van. Ook de televisie laat de film links liggen, want zoveel blote borsten acht de BRT niet geschikt voor de kijkers. Als gevolg van die financiële ramp zal Herman Wuyts geen nieuwe films meer maken. Toch wordt de film decennia later alsnog op het schild gehesen. Men kijkt dan anders aan tegen het luchtige entertainment en de erotiek die wel heel dicht tegen camp aanleunt. Als de film in 2003 wordt vertoond in het Leuvense Kunstencentrum Suk staat in het programmaboekje dat ‘Princess is uitgegroeid tot de Vlaamse cultfilm bij uitstek.’ De film heeft de Nederlandse bioscopen nooit gehaald, maar krijgt in 2014 wel een plekje in de Nacht van de Wansmaak, een vrolijk zijpaadje van het International Film Festival Rotterdam, waarbij obscure filmfragmenten, trailers en andere cinefiele curiosa worden gedraaid.
De biografie van Emile Schra is precies wat een degelijk levensoverzicht moet zijn: chronologisch, informatief, goed leesbaar. Schra beschrijft de gelukkige jeugd in een Utrechtse volkswijk, de strijd op het conservatorium, de verovering van de wereld, het zakelijke imperium van Harlekijn, de verschillende liefdes, zijn fascinatie voor de tweede wereldoorlog en het idealisme van Van Veen waardoor hij zich voor diverse projecten in de Derde Wereld heeft ingezet.
Het fotoboek van Herman Selleslags biedt een hele andere manier om door het leven van Van Veen te reizen. In het voorwoord wordt Selleslags door Van Veen beschreven als ‘een fotograaf van mensen in hun doen en laten. (..) Een hartelijke man die voorziet wat je gaat doen, en knipt zonder regels of theorie. Hij schiet wat hem opvalt en zo stilt hij als het ware de tijd.’
De stemmige zwart-wit foto’s van Selleslags zijn zo bijzonder omdat ze een aangenaam terloops-karakter dragen, waarbij duidelijk is dat Van Veen de fotograaf volledig vertrouwt in zijn directe omgeving. De twee hebben dan ook al heel lang een artistieke relatie. De eerste foto, een peinzende Van Veen met (dan nog) veel krullen en een pen in de hand, stamt uit 1971, terwijl de laatste foto’s in 2014 zijn gemaakt in het Herman van Veen Arts Center in Soest, een gebouwencomplex in een fraai natuurgebied waar alle culturele en sociale activiteiten van Van Veen en zijn briljante gitariste Edith Leerkes samenkomen.
Selleslags heeft het wezen van Van Veen perfect geraakt. En dat is concentratie, pure concentratie: op een Oost-Duits podium vlak voor de val van de Muur, gebogen over de honderden knoppen van een mengpaneel met de handen voor de ogen, als hij de viool stemt, of met een kapot tennisracket een fenomenale slow motion wedstrijd speelt. Maar ook als hij met vrouw en kind door het bos wandelt of een schilderij bekijkt. Van Veen lijkt alles te horen en alles te zien en alles in zich op te nemen. En dat ziet Selleslags weer, en via zijn camera, wij gelukkig ook.
Patrick van den Hanenberg
Emile Schra: **** Herman van Veen – Nieuw Amsterdam; – 256 pagina’s; € 19,90
Herman Veen en Herman Selleslags – Herman van Veen geknipt door Herman Selleslags – **** – Lannoo; – 208 pagina’s; € 24,99
Herman van Veen: Herinnerde dagen – *** – Uitgeverij Thomas Rap – 336 pagina’s; € 19,90
Harlekijnlied: https://www.youtube.com/watch?v=i5lYbvi5tfI