Blaos mich nao hoes door Gé Reinders en Douane Harmonie, De Regentes Den Haag 20 januari. Tournee (met wisselende orkesten) tot begin juni.
Ga d’r maar aan staan: elke voorstelling een première. Gé Reinders speelt elke avond met een ander orkest. Dat kan alleen als je een pure liefhebber bent en niet aan je portemonnee denkt.
Tijdens een Limburgs zondagochtendwandelingetje hoort Reinders de zoete klanken van een fanfare. Hij denkt aan Memphis Soul Stew van King Curtis, een nummer waarin hij de muzikanten van de band introduceert en wil zo’n nummer over de fanfare maken. Bloasmuziek is niet alleen een geweldig, zwoel melancholiek nummer geworden, maar ook het begin van de fanfare/harmonie-gekte bij Reinders. Voor de cd Blaos mich nao hoes trommelt hij duizend muzikanten van acht harmonieën, zes fanfares en een brassband bij elkaar om evenzoveel liedjes van een prachtige blaos-klank te voorzien. En of dat nog niet maf genoeg is, gaat hij tot begin juni op tournee met dertig verschillende orkesten.
In Den Haag speelde hij met de Douane Harmonie uit Woerden. Behalve als begeleider van nummers van de Bloas-cd krijgt elk orkest ook de ruimte voor eigen repertoire. De 65 Douane-muzikanten gingen flink te keer met Quincy Jones en Chickorea. Tijdens die nummers zit Reinders aan de zijkant te glunderen en intens te genieten op zijn kruk.
Reinders is een specialist in liedjes over kleine onderwerpen als de geneugten van de tuin of sluitingstijd in het café. Zijn vrome katholieke opvoeding sijpelt in veel teksten lieflijk naar binnen, maar altijd, ondanks het Roermonds, met een duidelijke toon: ‘Maar wie ze oet ginge lègke waat ich geluive mós, toen geluifde ich ’t waal.’ Toen hij de druk van de pastoor ging ervaren, geloofde hij het wel. Dat nummer, Processie, heeft een prachtig droeverige melodie, waarbij de blazers zich meesterlijk inhouden, waardoor het zeer krachtig klinkt.
De avond in Den Haag had een hoog Toon Hermans gehalte. Niet alleen door vibrafonist Peter Berk die in de jaren negentig de slagwerker in het combo van Toon Hermans was, maar ook in de conférences en muziek van Reinders, die een aantal cd’s van Hermans heeft geproduceerd. In de liedjes horen we de vier seizoenen en in zijn intieme gesprekjes met de zaal ‘gebruikt’ Reinders zijn familie op de Toon Hermans-manier, van zijn vader die van het semenarie Rolduc is weggestuurd omdat hij na een ongeluk de hostie niet meer kon uitdelen tot het vriendinnetje van zijn zusje, met haar zalige 4711-geur. En ook dan geldt: liefde voor het kleinschalige, zonder in pietluttigheid te vervallen.