Cabaret, met Pia Douwes, Ara Halici, Anne-Wil Blankers. Tot 4 mei in Carré.
Zeven jaar na de oorlog keert de Britse schrijver Christopher Isherwood terug naar Berlijn, waar hij van 1929 tot 1933 heeft gewoond en gewerkt als docent Engels om inspiratie op te doen voor een nieuw boek. De meeste vrienden en bekenden uit zijn Duitse jaren, die hij heeft beschreven in The Berlin Stories (een samenvoeging van Mr. Norris changes trains en Goodbye to Berlin), zijn verdwenen. Net als de Lady Windermere, het podium van de tamelijk verlopen Britse zangeres Sally Bowles. Het is die hedonistische nachtclub die in de musical (1966) en film (1972) Cabaret, die op Isherwoods verhalen zijn gebaseerd, is omgedoopt tot de Kit Kat Klub.
De zaal van theater Carré (behalve de galerij) zal de komende maanden als die nachtclub zijn ingericht. Precies zoals De Britse regisseur Sam Mendes – bekend van de film American Beauty – het introduceerde in 1993 in het Londense Donmar Warehouse. Vijf jaar later werd deze versie een grote hit op Broadway.
De oorspronkelijke muzikale nummers van John kander en Fred Ebb blijven overeind, maar deze remake van Mendes is veel politieker, grimmiger en seksueel meer uitgesproken dan de versie van regisseur Harold Prince in 1966, toen Broadway allergisch leek voor alles wat buiten makkelijk te verteren amusement viel. De Britse schrijver Cliff in de voorstelling, alter ego van Isherwood, is in de jaren zestig nog keurig heteroseksueel in zijn relatie tot Sally Bowles. Inmiddels is hij, net als Isherwood zelf, minder kieskeurig.
De afgeleefde, mottige nachtclub met strippers, travestieten en ranzige vaudeville acts in Cabaret is een metafoor voor het van-God-los-Berlijn uit de jaren dertig dat zich wentelt in seksuele en andere genotsuitspattingen om de realiteit van de dag te ontvluchten. De wankele welvaart van de jaren twintig heeft de nazi’s nog even in de wachtkamer gedwongen, maar als de crisis in 1929 genadeloos toeslaat, grijpen Hitler en zijn zwarte kameraden hun kans. Zij breken (na de pauze) bijna letterlijk door de nachtclubdeuren. Mendes heeft de show van alle Broadway-glamour ontdaan en omgevormd van een musical met een cabaretzaal erin tot een cabaretzaal met een musical erin. Door deze opzet wordt de bezoeker ongemerkt een gevangene, hij is zowel toeschouwer als medespeler in de explosieve, beklemmende voorstelling. En zo wordt Wat zou u doen? een bedreigend gewetenslied.
Isherwood is in 1929 naar Berlijn gekomen, omdat het op dat moment de meest vrijgevochten stad in Europa is, een stad waar hij zijn homoseksualiteit niet krampachtig hoeft te verbergen, zoals in Engeland. In zijn kosthuis en in het nachtleven voelt hij hoe het nationaal-socialistische gevaar de samenleving langzaam maar zeker vergiftigt. Hij wil een camera zijn die alles zuiver, maar met passie registreert.
Hij heeft een hechte band opgebouwd met zijn hospita Fräulein, een van de meest indrukwekkende personages uit zijn literaire herinneringen. Als hij in 1952 terugkeert naar Berlijn, zoekt hij haar op. De straat achter de Nollendorfplatz heeft de oorlog overleefd, maar vertoont net als zijn hospita zware littekens. Fräulein Schneider, inmiddels ruim in de zeventig, vertelt haar oude kostganger hoe zij zich met vijftig anderen in het laatste oorlogsjaar vrijwel constant in de kelder schuil heeft gehouden. Nadat de bommenregen ophield, moest zij de Russische bezetter van haar lijf houden. Op straat trekt zij met haar oog, maakt een bochel op haar rug en loopt mank. ‘Herr Issyvoo, zelfs de Russen wilden mij niet meer. Ik zag eruit als een oude heks,’ vertelt zij in de inleiding van een latere druk van The Berlin Stories.
In de Mendes versie van Cabaret die in Carré wordt opgevoerd, wordt de rol van Fraulein Schneider vertolkt door Anne-Wil Blankers. Na haar rijke toneelverleden bij de Haagsche Comedie en het Nationale Toneel, is dit de eerste keer dat ze speelt in een musical. Zingend nog wel, met lastige muziek van John Kander, die zwaar leunt op het Dreigroschen-idioom van Kurt Weill. Ze treedt in de voetsporen van Lotte Lenya, echtgenote van Weill, die de rol van de hospita op Broadway in de jaren zestig heeft gespeeld. Het karakter van de hospita intrigeert Blankers: ‘Ze komt uit een gegoede familie, het grote huis is waarschijnlijk van haar ouders. En nou moet ze zelf schrobben en boenen en goed in de gaten houden of er geen 12 matrozen tegelijk haar pension binnenkomen. En telkens water bij de wijn doen om een schamel inkomen veilig te stellen.’
Ook compromissen in de liefde. De joodse fruithandelaar Herr Schulz maakt op elegante manier weer een oud meisje van haar. Maar als zij beseft dat deze relatie haar wel eens haar vergunning kan kosten, maakt zij daar een eind aan. Blankers: ‘Ze heeft overleefd, dus je kunt zeggen dat ze de juiste beslissing heeft genomen. Maar wat is gelijk hebben? De eenzaamheid en wroeging zijn waarschijnlijk verschrikkelijk geweest.’
In de loop der jaren is er artistiek-inhoudelijk flink wat geschoven met Fräulein Schneider. In I am a camera uit 1951, de eerste theatervrucht uit de verhalenbundel van Isherwood maakt toneelauteur John Van Druten van de hospita een vrouw die steeds meer bewondering krijgt voor de nazi’s die de joden geen plek onder de zon gunnen. ‘Only then can Germany be saved.’ Regisseur Harold Prince, op het spoor van Isherwood gezet door I am a camera (in 1955 verfilmd), maakt van Fräulein Schneider in de Broadway-musical uit 1966 een breekbaar slachtoffer van haar tijd. De film van regisseur Bob Fosse uit 1972 is vooral een vehikel voor Liza Minnelli om haar te laten schitteren als Sally Bowles in strak pakje en met bolhoed. Er is geen ruimte voor de oudere vrouw met haar morele problemen.
Isherwood is nooit zo trots geweest op zijn verhaal over Sally Bowles en heeft zelfs overwogen om het niet op te nemen in The Berlin Stories. Hij vond de manier waarop hij de zangeres en haar leven had geportretteerd te triviaal. Het woord nazi valt niet een keer. Sally was in zijn ogen geen slachtoffer, maar een genotzuchtige upper-middle-class buitenlandse toerist, die Berlijn kon verlaten wanneer zij maar wilde. Toch hebben de makers van de musical en film Cabaret een interessant personage van haar gemaakt; een vrouw die flirt met de donkere kant van het leven en anderen dreigt mee te slepen.
Dichter bij de intenties van Isherwood was de introductie van de Master of Ceremonies in de musical uit 1966, die de nummers in de Kit Kat Klub aankondigt en van ongezouten commentaar voorziet. Zijn cynische ode aan een gorilla in een roze jurk, die in de laatste regel een jood blijkt te zijn, gaat dwars door het merg. Zowel in de musical als in de film werd hij gespeeld door Joel Grey. Was hij in de Harold Prince-versie, in Nederland in 1989 gespeeld door Willem Nijholt, nog een kwaadaardige poppenspeler, die de toeschouwers manipuleert, bij Mendes is hij een mens van vlees en bloed geworden. Geestig, grof, geil en giftig, maar uiteindelijk net zo breekbaar als Fräulein Schneider. Niemand verlaat de arena zonder kleerscheuren.