Waardenberg & De Jong kunnen het nog steeds


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: De Theaterkrant 12-1-2020

Waardenberg & De Jong
Nieuwe Luxor Theater Rotterdam, 11-1-2020
Aldaar nog te zien t/m 1 februari en van 9 t/m 25 juni 2020
www.luxortheater.nl

foto: Clemens Rikken

‘Jezus man, ik ben kapot. En we zijn pas vijf minuten bezig. Hoe lang gaat deze ellende nog duren?’
Martin van Waardenberg heeft met Wilfried de Jong op behoorlijke hoogte met wilde capriolen een balk geschilderd en heeft een intense schreeuwruzie gemaakt over dubbel parkeren. Nu lijkt de zestiger het niet meer te trekken. Onzin natuurlijk. Twintig jaar na hun theaterafscheid als duo zijn Waardenberg & De Jong nog even bruisend, knallend, explosief, opwindend en energiek. Én humoristisch, niet te vergeten.
De twee Rotterdamse straatschoffies toerden tussen 1985 en 1999 met zes shows door het land met maffe titels als Jool Hul, Naggelwauz en Bandkaai. Nu is het voldoende om de namen van Waardenberg & De Jong op de pui van het Rotterdamse Nieuwe Luxor Theater te plakken en de toeschouwers stromen toe. De belangstelling voor deze come back is zo groot dat er in juni al extra voorstellingen zijn gepland. De fans komen niet alleen uit Rotterdam, waar de show exclusief te zien is, want wie meer dan twintig jaar terug ergens in Nederland deze theatervandalen gezien heeft is natuurlijk meer dan benieuwd hoe de meesters van de fysieke, absurde humor het er nu vanaf brengen. Een voorproefje van wat ze nog kunnen was al te zien in 2017 toen ze ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het Luxor Theater samen met het Toren C-duo een topvoorstelling hebben gemaakt.
In hun programma’s ging het er steeds ruiger en wilder aan toe. Ze haalden hun attributen van de rommelmarkt en bij het slachthuis en spaarden elkaar niet. Ze haalden het bloed onder elkaars nagels vandaan in krankzinnige, contactgestoorde dialogen, er werd met tomaten en vla gesmeten, ze renden als wilde apen rond en gooiden de jassen van het publiek uit de garderobe de zaal in, ze duwden elkaar wreed onder in een aquarium en rosten elkaar af met plastic reigers. Gevaarlijke acts moesten ze soms bekopen met stevige blessures, maar dat deerden ze niet. Na het volkomen kaalslag-programma Jool Hul namen ze ietwat gas terug en werden hun shows wat meer beeldend. Tot opluchting van Peter Liefhebber, de toenmalige recensent van De Telegraaf. Die schreef: ‘Als ze het nog bonter hadden willen maken, dan waren er tanks en bazooka’s als attributen nodig geweest.’
Voor het compilatieprogramma dat ze nu spelen zou ik moeiteloos delen uit mijn recensies die in de jaren tachtig en negentig in de Volkskrant zijn verschenen kunnen herplaatsen, want de acts zijn absoluut niet gedateerd. Waardenberg en De Jong zijn het meppen, prikken, trekken, racen met een brommer door de zaal en, getverdemme, in de mond van de ander fluimen niet vergeten, maar er zitten ook wonderschone scènes in. Ze hebben elektriciteitsbuizen van ongeveer vier meter lang in hun arm. Dan steekt de wind op en zien we wuivend riet. De wind gaat liggen, maar het blijkt stilte voor de storm. Daar is het riet niet tegen bestand. Zo’n onderdeel zou moeten worden opgenomen op video waarna het een vast plekje dient te krijgen in het Stedelijk Museum.
Als oude Turkse mannetjes demonteren ze een reusachtige stoomketel, die daarna dienst doet als drie saunahokjes. De ene oude man probeert te voorkomen dat de andere bij hem in het hokje kruipt. Het is een wonderlijke achtervolging, uitgevoerd met de snelheid van een slak.
De meeste scènes zijn met de oorspronkelijke attributen onveranderd nagespeeld. Aan het slotgevecht is wel enigszins gesleuteld. Waardenberg denkt aanvankelijk tegen een ‘neger’ te moeten knokken. (Ja het taalgebruik is ook uit vroeger tijd, want als een apparaat stuk is zou een deel van de samenleving het commentaar ‘Daar heeft een wijf aan gezeten.’ nu niet meer waarderen. Pffff.) Hij vecht nu tegen een ‘witte man met meningen, zonnepanelen, oplaadpaal en slavernijverleden.’
Met deze show kan een hele nieuwe generatie theaterbezoekers het magische duo voor eeuwig in het hart sluiten.

-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-

Waardenberg en De Jong in de Volkskrant door Patrick van den Hanenberg

Waardenberg en De Jong zijn de puinhoop voorbij
Ze waren met hun vorige programma aangeland bij de vergrotende trap: een verpletterende orgie van blubber en bloed. De consequente lijn naar de overtreffende trap zou hebben geleid tot napalm….

PATRICK VAN DEN HANENBERG 26 november 1994

Ze zijn de puinhoop voorbij en concentreren zich nu op pure schoonheid. Oh nee, het is nog steeds geen dialoog voor twee oudere heren met krant en pijp aan de koffietafel. Er wordt nog steeds gemept, geprikt, getrokken en gefluimd. Maar hier staan geen straatschoffies die louter voor de kick rotzooi trappen.
Het zijn eigenlijk beeldend kunstenaars geworden.
In een van de scènes komen ze op met de armen vol elektriciteitsbuizen van ongeveer vier meter lang. Dan steekt de wind op en zien we wuivend riet. De wind gaat liggen, maar het blijkt stilte voor de storm. Daar is het riet niet tegen bestand. Zo’n onderdeel zou moeten worden opgenomen op video waarna het een vast plekje dient te krijgen in het Stedelijk Museum.
De hele voorstelling is een aaneenschakeling van voorbeelden van bittere concurrentie en zoete harmonie. Met een beetje goede wil is er zelfs een, wellicht onbedoelde, moraal uit te destilleren: agressie is maar tot op zekere hoogte bevredigend.
De strijdtaferelen zijn zonder uitzondering hilarisch, en dragen het herkenbare Waardenberg en De Jong stempel. De confrontatie tussen de bromfietser en zijn instructeur loopt van een griezelig Pinter-achtig gebrek aan communicatie tot het rondslingeren van de brommer alsof het een simpel jongleer-attribuut is.
Ook het gevecht tussen een arrogante witte bokser, die naar zijn zeggen al veel negers naar de rimboe heeft teruggeslagen, en zijn zwarte tegenstander, mag er wezen.
Maar eigenlijk zijn de verstilde momenten het meest indrukwekkend. Zoals het demonteren van een reusachtige stoomketel die daarna dienst doet als drie saunahokjes. De ene oude man probeert te voorkomen dat de andere bij hem in het hokje kruipt. Het is een wonderlijke achtervolging met slakkesnelheid uitgevoerd.
Zeven maanden geleden donderde Wilfried de Jong uit een vijf meter hoog decorstuk en brak daarbij pols en dijbeen. Na een onwaarschijnlijk snel herstel heeft hij de draad weer opgepikt. De val heeft het duo wel aan het denken gezet over de fysieke grenzen in het theater. In de enigszins gewijzigde voorstelling (de bewuste act is geschrapt) gaat men nog steeds wild om met elkaar. Maar de slimme dosering heeft het tweetal naar een nóg hoger niveau getild.

-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-o-

Waardenberg en De Jong bieden pure beeld-poëzie
Bandkaai door Waardenberg en De Jong. De Flint Amersfoort, 26 februari. Tournee…

PATRICK VAN DEN HANENBERG 1 maart 1997

Handenwrijvend staan ze voor de zaal. Als twee B-artiesten die het publiek ervan willen overtuigen dat ze er vreselijk veel zin in hebben die avond, en dat het echt heel bijzonder gaat worden. Het handenwrijven vormt echter de opmaat voor een paar minuten homo-erotische activiteiten die treiterig blijven bungelen tussen agressie en lieflijkheid. Het is de herkenbare toon van Waardenberg en De Jong.
Ze kunnen het nog steeds niet helemaal laten. Martin van Waardenberg en Wilfried de Jong beuken op een ontplofbaar apparaat, en het rookt, vlamt en knalt zoals je dat in een strip ziet gebeuren van een overenthousiaste tekenaar. En er wordt ook nog steeds gemept. Als een primitieve hooligan grijpen ze naar de knots en gaan onbesuisd te keer.
Maar van dat soort explosies alleen hoeven die rotjongens het niet meer te hebben. Sinds hun vorige programma Naggelwauz zijn ze de richting van absurd-humoristische beeldende kunst opgekropen. Met ongebruikelijke attributen waar zelfs de schroothandelaar meestal geen interesse meer voor toont, gaan ze aan de slag. Daar halen ze het onmogelijke uit. Bandkaai betekent weer een stap verder op die weg. Het wordt steeds mooier. Het is pure beeld-poëzie.
Waardenberg en De Jong zijn het meest hechte theaterduo in Nederland. Ze kunnen alles van elkaar hebben, vullen elkaar perfect aan, en gaan tot het uiterste en soms nog verder. Dat levert wel eens gebroken ledematen op, maar dat wordt als een onvermijdelijk bedrijfsongeval beschouwd. Ook in Bandkaai (betekent helemaal niets, dus zoek er ook niets achter) worden acrobatische toeren uitgehaald waarmee ze in Cirque du Soleil zouden kunnen staan. Maar het is geen moment stoere krachtpatserij.
Het tweetal combineert banaliteit met schoonheid. Ze pikken elementen van de straat op, zoals een ordinaire scheldpartij over dubbelparkeren, gore borrelpraat, of de ‘menukaart’ van de vettige snackbar. Aan deze platte zaken wordt geschaafd, gepoetst en geschilderd totdat het volkomen uit het verband gerukt is en een andere waarde krijgt. Ze maken zin uit onzin. En omgekeerd.
Ofschoon Waardenberg en De Jong niet serieus achter het bureau gaan zitten om een rode draad in het programma te bedenken, zien we in bijna alle scènes mensen die niet kunnen communiceren. De meesten proberen het wel, maar falen volkomen.
Daarbij worden steeds andere kanten van het aloude machtsspel getoond. De machtigen overschatten zichzelf en worden onmachtig en daarom kunnen de zwakken ondanks zichzelf nog wel eens een kleine overwinning meepikken. Waardenberg en De Jong laten een hoop narigheid zien, waar de mond bij openvalt. Maar die treurigheid werkt constant op de lachspieren. En die verwarring is het hoogste wat een theatermaker kan bereiken.