Veel liedtekstdichters beginnen hun ode aan Den Haag met de jammerklacht dat er zo weinig liedjes over Den Haag geschreven zijn. Als je al deze liedjes bij elkaar optelt, kom je toch tot een verzameling waar de Hofstad zich niet voor hoeft te schamen, ook al blijft het totaal nog steeds behoorlijk achter bij de Rotterdamse of Amsterdamse oogst.
Paul Groenendijk en Jimmy Tigges, die eerder liedjes over Feyenoord en het Nederlands elftal bij elkaar zochten, hebben nu alle liedjes over Duh Haag verzameld, van Constantijn Huygens’ Batave Tempe (1621), via Er is maar één Den Haag van Dorus Haring (de ‘Haagse Johnny Jordaan’) tot de moderne agressieve politieke raps. De beschrijving van de eindeloze stoet obscure Haagse artiesten met hun beperkte repertoire is voor een buitenstaander een beetje dor, maar Haagse lezers zullen buurtcoryfeeën als De Hufters en het trio Bob Barbeque & Willy Would-Be plus Agaath ongetwijfeld met een glimlach herkennen.
Niet alleen de grote Haagse cabaretiers, zoals Paul van Vliet (Den Haag met je lege paleizen) en Van Kooten & De Bie hebben het Haagse lied en de Haagse humor landelijke bekendheid gegeven. Annie Schmidt (Zeeland) en Harry Bannink (Twente) schreven voor de Haagse Conny Stuart het melancholieke Wat voor weer zou het zijn in Den Haag?, en Willem Wilmink (ook al een Twent) schreef samen met Bannink Arm Den Haag voor Wieteke van Dort: ‘Ach kassian, het is voorbij. Den Haag, de weduwe van Indië ben jij.’
Van Kooten & De Bie worden door de schrijvers van Het Lied van Den Haag ‘de grondleggers’ genoemd, en dat heeft alles te maken met de Clichémannetjes, die in de jaren zestig in het Haagse café bij de biljarttafel de wereld in gemeenplaatsen bespraken. In 1977 kwamen ze nog een keer terug, en lepelden toen meer dan twintig synoniemen voor de geslachtsdaad op, waaronder van wippestein, van bil gaan en pruimen op sap zetten. Later zijn daar de beruchte vrije jongens Jacobse & Van Es van De Tegenpartij nog overheen gekomen.
Enkele Haagse kopstukken, zoals Paul van Vliet en Sjaak Bral hebben een eigen hoofdstuk gekregen. Verder hebben de samenstellers het Haagse repertoire verdeeld in categorieën als Haaghop, Sjieke Haagse Welle en Nieuwe Haagse Welle. Die laatste periode volgde op het enorme succes in 1982 van O, o, Den Haag (mooie stad achter de duinen) van Harry Klorkestein, pseudoniem voor Harrie Jekkers, voorman van de nederpopband Het Klein Orkest. Jekkers had het nummer als een geintje geschreven, maar wilde zijn maatschappijkritische naam niet te grabbel gooien met deze pakkende, maar simpele liefdesverklaring aan Den Haag. Ondanks de rem die hij op de publiciteit zette, is het nummer uitgegroeid tot het enige echte Haagse volkslied.
Paul Groenendijk & Jimmy Tigges: Het lied van Den Haag.
Nijgh & Van Ditmar, € 19,90