Haags hoppen met de tachtigjarige Paul van Vliet


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op .
Kleinkunstwandeling door Den Haag

Kleinkunstwandeling door Den Haag

‘Als Den Haag een kind kon krijgen, dan zou Paul van Vliet dat kind zijn’, zei Yvonne Keuls bij de eerste verkiezing van de Hagenaar van het Jaar, eind 2013. Geen artiest is zo verbonden met Den Haag als Van Vliet. Door de liedjes die hij over de residentie zong, zoals Mijn ouwe school, het cynische Vindt u het ook zo enig in Den Haag? en Den Haag met je lege paleizen, waar de wijzen in ’s lands dienst vergrijzen en waar op zolders Couperus vergeelt. Maar ook door de manier waarop hij als een gedistingeerde Hagenaar (niet te verwarren met de volkse Hagenees) door de stad wandelt, nog steeds de personificatie is van het beschaafde woordje ‘pardon’ en zich niet schaamt voor zijn jaren zestig bijnaam Oranje Paultje, toen hij het verloofde stel Beatrix en Claus toesprak. Zijn muziek heeft altijd een jazzy/klassieke touch gehad en Van Vliet heeft in zijn shows veel aandacht en geld besteed aan kostuums, decor en een uitgebreid lichtplan. Alles altijd uitermate verzorgd. Hoe Haags kun je zijn?

Geen radicale vernieuwer zoals generatiegenoten Freek de Jonge en Herman van Veen, maar iemand die de traditie van de Grote Drie – Toon Hermans, Wim Sonneveld en zijn ‘theatervader’ Wim Kan – zorgvuldig heeft bewaakt.

Veertig jaar geleden verruilde hij zijn Haagse grachtenhuis voor een boerderij in Breukelen, want ‘Ik begon in cirkels tegen mijn verleden aan te lopen.’ Eenmaal op leeftijd werd de stilte van de polder hem toch te benauwend en sinds een jaar woont hij weer in zijn oude woning, Smidswater 21, die hij al die jaren als kantoor heeft aangehouden. (1)

‘Den Haag is harder geworden, maar het is toch mijn stad door de taal, de sfeer en de zee, die altijd ruikbaar is. De bestuurders van de stad hebben moeite met de nieuwe samenstelling van de stad, maar ik loop met tevreden verbazing door de Schilderwijk en ben optimistisch. Mijn kleinkinderen maakt het helemaal niets uit met wie ze in de klas zitten.’

Het Amsterdams Kleinkunst Festival eert de bijna 80-jarige cabaretier maandag met een feestelijke voorstelling in het DeLaMar Theater. Van Vliet gidst V langs de Haagse plekken van zijn (artistieke) leven.

 

  1. Denneweg 64. Geboortehuis.

‘In deze straat speelde ik mijn eerste rol, toen ik als driejarig ventje op mijn driewieler met een theemuts op mijn hoofd de straat uitfietste om de stad te verkennen. De politie heeft me ’s avonds in de buurt teruggevonden. Tegenwoordig is mijn geboortehuis de expositieruimte van de Haagsche Kunstkring. De tuin liep tot aan de muur van de garage die ik met mijn Leidse cabaretvrienden Ferd. Hugas en Liselore Gerritsen in 1964 heb verbouwd tot Theater Pepijn. In de tuin viel ik mijn eerste gat in mijn hoofd. Ik ben zeer blessuregevoelig. Mijn benen zitten vol littekens, maar ik heb nooit een voorstelling afgezegd. Ik heb wel scheef gestaan van de pijn in mijn rug en gespeeld met een lachwekkend opgezette mond van een wortelpuntontsteking, maar gelukkig heb ik nooit problemen gehad met mijn stem, want dat is de enige reden om af te zeggen.’

 

  1. Pepijn (Nieuwe Schoolstraat 21)

‘Hier ben ik voor de tweede keer geboren, op 18 december 1964. Er was in Den Haag geen vestzaktheater, en dat moest er komen. Mijn ouders zagen in mij een briljante jurist, maar ik wilde cabaretier worden, met een eigen theatertje. Met geld van honderd Haagse heren, en horecaleveranciers als Heineken kregen we de financiering rond. Mijn familie en de gemeente verklaarden ons voor gek, maar met mijn vrienden van het Leidsch Studenten Cabaret hebben we zeven jaar aan een stuk een uitverkochte zaal gehad, en vervolgens zijn wij door de stad omarmd. Op de dag van de opening van Pepijn brandde het Gebouw voor Kunsten & Wetenschappen af, het grootste theater van Den Haag. De burgemeester sprak: ‘La grande reine est morte, vive le petit prince.’

Na die zeven jaar ben ik solo verder gegaan, maar Pepijn is gebleven. Bijna alle struikelende, beginnende cabaretiers hebben hier gestaan. Youp voor 6 mensen, Herman Finkers voor 13. Ze kregen de sleutel om ’s nachts door te werken en bleven hier ook slapen. Het theatertje met 100 stoelen is van onschatbare waarde voor pril cabarettalent, dat door de cultuurbezuinigingen vrijwel nergens meer de kans heeft om in een kleine, beschermde omgeving ervaring op te doen. Om het theater in leven te houden heb ik er zelf veel geld in gestoken en later is de jaarlijkse benefietvoorstelling in het Circustheater met onder meer Youp georganiseerd. In 2001 is het theater voor een gulden verkocht aan Theater Diligentia.’

 

  1. Theater Diligentia (Lange Voorhout 5)

‘Met het Pepijn gezelschap speelden we hier altijd een paar avonden om te wennen aan grote zalen voordat we op tournee gingen. Maar verder heb ik hier niet veel gestaan, ook al zit ik nu in het bestuur van Diligentia/Pepijn. Het podium is erg breed en de zaal is ondiep. Samen met Pepijn voorziet het in een cabaretbehoefte. Diligentia is De Kleine Komedie van Den Haag.’

 

  1. De Posthoorn (Lange Voorhout 39)

‘Dit was de rokerige stamkroeg van De Haagse Comedie en beeldende kunstenaars, en die artistieke sfeer hangt er nog steeds. Ik herinner me de ruzies na de oorlog tussen mijn vader, die figuratief schilderde en de explosieve schilders van de Haagse School, die rotzooi maakten in de ogen van mijn vader.

In de aanlooptijd naar Pepijn heb ik hier vaak gezeten met geldschieters en ontwerpers. Ik heb hier veel geschreven, ook na sluitingstijd als het terras al werd afgebroken. Dan zette de ober nog een pilsje en een borrel neer. Dat heet hier geen kopstoot, maar heel Haags een deux-pièces.’

 

  1. Koninklijke Schouwburg (Korte Voorhout 3)

‘Ik heb mijn leven lang van mijn hobby mijn beroep gemaakt, en nu maak ik van mijn beroep mijn hobby door vijfentwintig keer per seizoen op zondagmiddag te spelen in deze klassieke schouwburg met drie balkons. Al drie jaar uitverkocht en ik ga zeker nog een seizoen door met het nieuwe programma Alleen op Zondag. Van mijn succestypetjes kan ik Jonkheer Charles van Tetterloo Junior nog heel goed gebruiken. Deze vrolijke homoseksuele liberaal heeft nu mijn werkelijke leeftijd. Ik heb de sleutel van het theater gekregen, als bewijs dat ik een extra huis in Den Haag heb. Heel plezierig dat ik op mijn leeftijd nog mee kan doen aan het echte leven.’

 

(met tram 9 naar Scheveningen)

 

  1. Kurhaus (Gevers Deynootplein30)

‘Oh, wat zijn die flats aan beide kanten van het Kurhaus toch lelijk, net als het standbeeld van Wim Kan en Corry Vonk voor het gebouw. Maar het Kurhaus is in ieder geval gered uit de klauwen van projectontwikkelaar Zwolsman die het tegen de vlakte wilde gooien. De oude Kurzaal van het hotel was totaal verloederd eind jaren zestig. Daar hebben grootheden als Elizabeth Schwarzkopf, Leonard Bernstein, Jacques Brel en de Rolling Stones gestaan. In afwachting van wat er met het gebouw ging gebeuren mocht ik er in de zomer van 1970 staan met mijn eerste soloprogramma Een Avond aan Zee. Mijn kleedkamer is nu de Paul van Vliet Lounge. Het waren vijf gloriezomers en mijn nationale doorbraak met De Boer, die stadsmensen op het platteland in de maling nam, en Bram van de Commune. Dan kwamen de zakdoeken tevoorschijn en golfde de lach door de zaal.

De Kurzaal werd ingericht als café chantant met vijf bars tussen de pilaren en ruimte voor 800 bezoekers. Ik had een bezettingsgraad van 110 procent. Het lekte, het schimmelde en rond het afgeragde gebouw was een hek geplaatst met waakhonden, die soms door de voorstelling blaften. Voor de ramen die op zee uitkeken hingen rode versleten gordijnen met gaten erin. Als de zon rond een uur of negen onderging kwam er een prachtige streep zonlicht precies door een van die gaten, midden op het toneel. Dat was de mooiste belichting die je kon bedenken.’

 

  1. Circustheater (Circusstraat 4)

‘Na vijf zomers in het Kurhaus werd het gebouw opgeknapt en stak ik symbolisch met een fanfareorkest over naar het Circustheater, waar ik dertig zomers heb gespeeld. In die thuishaven werd me meer vergeven dan elders. Veel groter, maar ook wel wat koeler dan het Kurhaus. Het publiek kwam uit het hele land naar Scheveningen, en er waren ook veel Nederlanders die in het buitenland woonden en met mijn zomercabaret weer een snuifje Nederland kregen.’

 

  1. Oscars (Gevers Deynootweg 205)

De zee heeft me verteld dat ze zo moe is

Zij zei dat ze er zeer beroerd aan toe is.

‘Het lied is meer dan veertig jaar oud, maar nog steeds beangstigend actueel. Ik heb de zee altijd opgezocht en kom dan vaak hier in Oscars, het laatste boulevardrestaurant aan de Noordkant van Scheveningen.

‘Ik heb een melancholieke, donkere kant, die ik soms moet bestrijden. ’s Morgens heb ik moeite met het leven, dan moet ik me over iets heen vechten. Om op gang te komen ga ik altijd even naar zee. Ik kom hier heel erg tot rust, en kan hier goed denken en schrijven. De zee ligt er altijd, en die windt zich nergens over op. De eeuwige golfslag van eb en vloed heeft iets relativerends.’

 

Hommage aan Paul van Vliet, met Erik van Muiswinkel, Freek de Jonge, Herman van Veen, Brigitte Kaandorp, Louise Korthals e.a., 13 april in DeLaMar Theater Amsterdam

Samen met koningin Beatrix, een oud studiegenoot van Paul van Vliet uit Leiden, die daar ook naar de voorstellingen van het Leidsch Studenten Cabaret kwam, heeft Van Vliet het verbouwde Theater Diligentia in 2004 heropend. Dat was twee jaar na de dood van Claus. Na de openingsceremonie liepen de twee gearmd de foyer in. In de Duitse roddelbladen stond een foto met de tekst dat Beatrix er weer gelukkig uitzag ‘an der Seite ihrer Jugend-Liebe.’Toen Van Vliet later Willem Alexander tegenkwam begroette de prins hem met: Dag stiefvader.’