‘Ze kan het nog steeds. En hoe!’ was de unanieme mening over Jenny Arean (74), die eerder dit seizoen naast zanger Marijn Brouwers de kroonluchters van het plafond zong. Zondag ontvangt zij in De Kleine Komedie de Blijvend Applaus-prijs. Arean begon in 1960 in het cabaretgezelschap van Wim Kan en speelde daarna in meerdere musicals, waaronder En nu naar bed en Anatevka. Landelijke bekendheid kreeg ze in 1972 toen ze met André van Duin Nederland aan het lachen kreeg in de televisie-komedie Het meisje met de blauwe hoed. Later stond ze veelvuldig als solist op het podium of kreeg ze gezelschap van haar voormalige levenspartner Ischa Meijer, die vele liedjes voor haar heeft geschreven. Met George Groot, een van de steunpilaren van cabaretgezelschap Don Quishocking, maakte zij het programma Neem je een apie voor me mee? Zelf heeft Arean geen muziek of liedteksten geschreven, maar voor een aantal tekstdichters van naam is zij de ideale vertolkster van zowel volkse humor als zwaar emotionele liedjes, waarvoor zij meestal wel zelf de ideeën aandraagt. In de remake van de jaren zestig tv hit ‘t Schaep met de Vijf Pooten is Arean in haar element als opgewekt-klagende Jordanese.
Vier tekstschrijvers leggen uit waarom Jenny Arean een tekst meerwaarde geeft.
George Groot – Cimetière (muziek: Martin van Dijk)
O ja, ik ben ook wel kaddish gaan zeggen Daar op die plek waar ze toen zijn vermoord En dat zal god ook best hebben gehoord En je mag van mij nog honderd kransen leggen Maar ik wil in het voorjaar met zo’n doosje Zo van de kweker vol met balsemien En die dan poten en een beetje grienen En zeggen: nou zo moet het weer een poosje ‘Zij is de best mogelijke vertolker van dit lied omdat Jenny van elk lied dat maar enigszins een vertelling in zich heeft een klein muzikaal tafereel weet te maken. Door haar geweldige tekstbehandeling trekt ze de toeschouwer of de luisteraar het verhaal in. Jenny is zelf niet joods, maar is wel erg ‘angejiddeld’ en is enorm gefascineerd door alles wat joods is. Toen ik eens met Jenny in Antwerpen was móesten we ook naar de joodse buurt, om de jongetjes met de pijpenkrullen te zien en de vrouwen met de lelijke pruiken en de mezoeza’s, de gebedsdoosjes aan de deurposten. Ze heeft er bij de repetities van het programma TipTop lang over gedaan om het couplet dat met kaddish zeggen begint zonder tranen te zingen.’
Jurrian van Dongen – De mooie dingen (muziek: Rutger Laan)
Het kind loopt met haar vader door de stad
En beiden hebben ernstige gedachten
Tot zij ergens op de grachten
Bij een standbeeld vraagt:
Pap, wie is dat?
Theo Thijssen, zegt de man, en hij vertelt
Haar alles wat ie van de schrijver weet
En van een boek dat Kees de jongen heet
En ineens, als ie dat staat aan te prijzen
Snapt ie dat het in het leven om twee zaken gaat:
De liefde te herkennen, vroeg of laat
En onderweg de mooie dingen aan te wijzen
‘Het is spannend om voor het eerst een nieuwe tekst aan Jenny voor te lezen. Omdat ze zo eerlijk is. Als ze een nummer niks vindt, zal ze het onomwonden zeggen. Vindt ze het mooi dan schreeuwt ze het uit en harkt ze glunderend de A-viertjes naar het stapeltje “Hebben!”.
De Mooie Dingen is geschreven voor Het Verschil, een ernstig muziektheaterprogramma over de vreemdeling, degene die anders is en daarom wordt buitengesloten of vervolgd. We zochten naar een manier om ook hoop en menselijkheid in de voorstelling te brengen. En ik moest denken aan hoe Jenny met luide superlatieven over een boek kan praten. Of hoe liefdevol ze wijst naar een vogeltje in haar tuin. Die schoonheid houdt ons op de been. En dat ze daar zelf ook in gelooft, hoor je in hoe ze elke zin omarmt.
Ongeëvenaard hoe ze alle lagen van dit best ingewikkelde nummer grijpt en hun eigen aandacht geeft; de verteller, de man met zijn gedachten en de rijkheid van de voorbeelden die hem te binnen schieten. Met opzet staan bijvoorbeeld begrippen als Shakespeare en Van Dobbe’s kalfskroket naast elkaar. Jenny weet ze in dat korte moment de daarbij passende hogere kunst-sfeer of het platte doordeweekse gevoel mee te geven. Als zij een woord zingt als herboren of dankbrief klinkt het woord ook echt herboren of dankbaar. Ze bespeelt zichzelf als een cello. Van scherp naar warm, van euforisch naar nederig. De adem kleurt mee met de waarde van de woorden. Niet omdat ze dat minutieus uitdenkt en vastlegt, maar omdat ze op het moment dat ze zingt het lied wordt. Toen ik deze tekst voor het eerst voorlas, was Jenny geroerd. Als dat gebeurt, hoeft een regisseur al bijna niets meer aan te sturen. Dan is ze al in het lied gaan wonen en verkent ze de kamers al.’
Ivo de Wijs: Zing dan. (Nederlandse bewerking van Canzone arrabbiata – Lina Wertmüller/Nino Rota)
Zing dan, al is de dag van morgen een grijs gebied Zing dan en spot met al je zorgen, je bent weer quitte Zing, al je wolken gaan opzij, je razernij is weer voorbij Mijn hemel, zing dan en zing vooral voor mij
‘Het enige houvast dat ik had was het woord Canto, dat Zing! betekent. Ik had echter (can-to) een tweede lettergreep nodig en om die reden werd het Zing dan!
Mijn Italiaans is beperkt en echt vertalen kan ik ook al niet zo goed: ik maak er veelal iets eigens van. De keuze voor de woorden Zing dan! bepaalde veel van de andere regels. Van Zing dan kwam ik bij Wring dan en Dwing dan en zo ploeterde ik verder. Mijn tekst is her en der, zoals mijn kinderen dat noemen ‘heel erg Ivo’ wat bij benadering wil zeggen dat er nogal wat rederijkerij in zit, oftewel intellectuele taal-Spielerei. Om een voorbeeld te geven: alle regels van het eerste couplet eindeigen op –in en dus eindigen alle regels van het tweede couplet op –uit. Ik kan het ook niet helpen, zo gaat dat bij mij.
Het lied werd in de vertolking van Jenny Arean meteen een voltreffer, omdat het een van die nummers is, waarin Jenny haar voortdurend aanwezige explosiviteit kwijt kan. Als Jenny iets doet, zelfs als ze een dagelijks voorval oprakelt, gebeurt dat altijd met veel inzet. O ja, Jenny kan ook teder en ingetogen zingen, maar veelal maakt zij gebruik van haar vulkanische dynamiek: grote blijheid, immense verwondering, luide boosheid, enz. Het knalt eruit. Jenny máákt er iets van. Zij gooit zich erin. Bij Zing dan! riep zij na één repetitie: ‘Het zit! Ik heb ’t!’ Het lied is een vast repertoirenummer geworden. Allerlei koren en solisten maken er mooie sier mee, maar niemand haalt het natuurlijk bij Jenny Arean.’
Jan Boerstoel – Iemand moet het doen (muziek: Martin van Dijk)
Iemand moet het doen, iemand geeft de opdracht om te schieten Ook al maakt hem dat vooruitzicht nog zo bang Iemand moet het doen, iemand commandeert het bloedvergieten Dirigeert de zwanenzang in het algemeen belang Iemand moet het doen, iemand moet het willen ‘Als je het chic wilt formuleren gaat ‘Iemand moet het doen’ over het geweldsmonopolie van de overheid. En dat iedereen daar als lid van een gemeenschap verantwoordelijkheid voor draagt. Hoe ver je ook van de feitelijke uitvoering af staat. Dus in het geval van de doodstraf niet alleen de beul, die de veroordeelde werkelijk terechtstelt. Ook, bijvoorbeeld, bij demonstraties de officier die het schietbevel geeft. Of de politicus, die die wetten namens ‘allen’ bedenkt. Dat is geen gemakkelijk thema is, maar juist Jenny heeft ook de moeilijker thema’s nooit geschuwd. Tevens was ze, gecharmeerd van de licht cynische ondertoon.’
De Blijvend Applaus-prijs is in 1962 in het leven geroepen door een aantal notabelen uit de artiestenwereld. Aanvankelijk was de prijs bedoeld voor uitgespeelde artiesten, die eenzaam en met weinig geld in een verzorgingstehuis waren aanbeland. Directe aanleiding was een artikel van Henk van der Meyden in De Telegraaf over de vergeten zangeres en revuester Louisette, die in armelijke omstandigheden leefde in Amsterdam. Tegenwoordig gaat het niet meer om medelijden, maar om een rijke carrière met gepaste aandacht af te sluiten. Eerdere prijswinnaars waren onder anderen Drs. P, Lex Goudsmit, Adèle Bloemendaal, Ramses Shaffy en Paul van Vliet. De prijs bestaat uit een bronzen beeldje van Iris Le Rütte, een geldbedrag van vijfduizend euro en een feestelijk theaterprogramma.