Waarom gaat iemand op een avond als vrijwilliger naar het Amsterdamse Centraal Station om vluchtelingen op te vangen, die meestal een levensgevaarlijke tocht vanuit oorlogsgebied achter de rug hebben? Waarom deelt zo’n vrijwilliger dan wat schone kleren, een simkaart en speelgoed voor de kinderen uit? Is dat uit medelijden of nieuwsgierigheid?
‘Nee hoor’, zegt theatermaker en filmregisseur Sanne Vogel (33), ‘uit schuldgevoel, puur uit schuldgevoel. Dat gevoel heeft te maken met een opmerking van de vader van een vriendin van mij, die uit Iraans-Koerdistan is gevlucht. Hij zei tegen mij: ‘Niets is zo erg als nooit meer naar je huis kunnen.’ Dat heeft zo’n indruk op mij gemaakt. De gedachte dat ik nooit meer over de Amsterdamse grachten zou kunnen fietsen, nooit meer de geur van mijn moeders appeltaart kan ruiken, nooit meer zaterdag naar de markt. De kleine, maar heftige dingen.
En sindsdien ben ik erg begaan met mensen die hun land moeten verlaten voor een reden buiten zichzelf. Daarom ben ik naar het Centraal Station gegaan. Ik schaamde mij aanvankelijk om daar te zijn, ik voelde me als een ramptoerist, maar ik wilde echt iets doen.’
En daar kwam ze Mouayad tegen, die toen 19 jaar was. Het lijkt wel een goedkoop flirtverhaal, want Mouayad kwam op Sanne af en vroeg de jonge blonde vrouw om een vuurtje. Dat had ze niet. Maar op haar oranje T-shirt stond in het Engels en Arabisch de tekst: Vluchteling, wij zijn hier om jou te helpen. Om die tekst geloofwaardig te maken, zorgde Sanne dat Mouayad zijn vuurtje kreeg. Ze raakten aan de praat en Mouayad liet een adres zien van een via-via-kennis. Dat adres was op Texel en dat was op dit uur van de avond geen optie. Dus nam Sanne de Syrische jongen mee naar huis en al snel bleek dat de twee een enorme klik hadden. Het werd een lange nacht vol discussie en gruwelijke reisverhalen: vanuit het oorlogsgebied via Turkije met gammele rubberbootjes naar een Grieks eiland en vandaaruit over land, waar hij en zijn medevluchtelingen op alle mogelijke manieren zijn tegengewerkt, vernederd en op schofterige wijze geld afhandig is gemaakt, naar Amsterdam.
Toen ze beiden bekaf waren werd een luchtbed opgeblazen, dat door de katten lek werd gekrabd. Sanne stuurde de vader van Mouayad in Damascus een appje dat zijn zoon in veilige handen was. Voor een vader wiens kinderen naar alle uithoeken van de wereld zijn gevlucht een enorme opluchting. Later kwamen daar nog geruststellende foto’s bij van Mouayad aan de afwas – wat hij in zijn tamelijk luxe leventje in Damascus nog nooit had gedaan – of met een wollen trui in de hand die hij te heet had gewassen en vervolgens abusievelijk in de droger had gestopt, waardoor het een kindermaatje was geworden.
Mouayad bleef een paar maanden en na een tijdje kwam ook Amir erbij, met wie Mouayad de lange zwerftocht door Europa had gemaakt. Ook met hem had Sanne vrijwel direct een hechte band. Nu, twee jaar na de ontmoeting op het Centraal Station, heeft Sanne Vogel alle flarden uit de verhalen van Mouayad en Amir bij elkaar gelegd en daar haar eigen ervaringen en gedachten van de afgelopen twee jaar overheen gestrooid en daarvan het script gemaakt voor de voorstelling Nieuwe Familie.
Is het niet een beetje maf om twee jongens te laten logeren in een tamelijk klein huisje?
Sanne: ‘Ik dacht: of we zitten hier met z’n drieën in een huis van zestig vierkante meter, of zij zitten met acht paffende, vaak depressieve mensen in één ruimte in een tentenkamp in de bossen van Nijmegen. Voor de wc moeten ze naar een andere tent en de waterkraan is drie tenten verderop. Dus ik geef wat van mij privacy op, of zij zitten in zo’n tent. Maar niet iedereen snapte mijn overwegingen. Ik ben vrienden kwijt geraakt die hier totaal andere ideeën over hebben. Ik ben teleurgesteld in mensen, die zogenaamd heel empathisch zijn, maar helemaal niets doen. Ik ben een tijd boos geweest. Boos op Europa, boos op Nederland, want niet alleen in Griekenland, maar ook hier zijn de kampen mensonwaardig. Maar dat gevoel is nu weg, het heeft geen zin om boos te zijn. Je wordt er niet een leuker of gelukkiger mens van.’
Het verblijf bij Sanne was één grote inburgeringscursus met etiketteleer (niet van tafel gaan als de anderen nog eten en niet met je ellenbogen op tafel), en met discussies over de Arabische Lente, de holocaust, homoseksualiteit en de positie van vrouwen. Amir: ‘Ik ben zo blij voor Sanne dat zij niet in het Midden Oosten is geboren in een land als Saudi Arabië.’
Sanne nam haar twee nieuwe broers overal mee naar toe. Naar haar werk, naar feestjes, naar familie, naar een Thais en Chinees restaurant, en naar de Efteling, waar de Fata Morgana-attractie voor een onverwacht Damascus-gevoel zorgde.
Amir: ‘We missen het groeten van de buurjongen, koffie met iemand drinken, door de smalle straatjes van Damascus lopen, je eigen taal tegen iedereen op straat kunnen spreken, de geur van de stad. Maar in de Efteling hoorden we onze muziek en roken we de wierookgeur van thuis. We ervaren hier de vrijheid, het wonder dat de politie er is om je te helpen en niet om je geld af te pakken.’
Sanne raakte steeds dieper in de wereld van de vluchtelingen verzeild. Ze ging naar Griekenland om daar in de opvangkampen te werken. Bij terugkomst besefte ze dat ze zich even niet meer bezig kon houden met het regisseren van vrolijke relatiekomedies en premièrefeestjes. Toen kwam het idee om een persoonlijke voorstelling te maken over de vluchtelingenkwestie, met een rol voor Mouayad en Amir, die inmiddels voor een paar jaar een verblijfsvergunning hebben gekregen. Een tournee van enkele maanden, zodat ze meteen op een aantrekkelijke manier heel Nederland te zien krijgen.
Hoe moet het publiek de zaal verlaten?
‘Ik wil dat mensen beseffen dat we in ons hart allemaal hetzelfde zijn, of je nou in Syrië of in Nederland bent geboren. Je schiet veel meer op als je uit liefde handelt, dan uit angst. Het is toch krankzinnig dat iemand liever heeft dat mensen dood gaan aan de andere kant van de wereld, dan dat we hier onze rijkdom delen. En dan niet alleen geld, maar ook de vrijheid dat je kan zijn wie je wilt. Het linkt wel hippie-achtig, maar daar ben ik echt steeds meer in gaan geloven.’