Een van de meest gemakzuchtige manieren om een artiest te beschrijven is hem/haar te vergelijken met een groot buitenlands voorbeeld. Het aantal Joni Mitchells en Tom Waitsen is inmiddels niet meer te tellen. Toch kan zo’n vergelijking wel verhelderend zijn. Zo was het voor iedereen duidelijk dat Boudewijn de Groot in de jaren zestig de Nederlandse Bob Dylan was, en niet alleen omdat hij Er komen andere tijden zong, een stijlvolle vertaling van The times they are a-changing.
De Groot heeft maar een paar echte protestsong uitgebracht, waaronder De eeuwige soldaat en Meneer de President uit 1966. In dat laatste nummer klinkt zowel de flower power door als de felle anti-Amerikaanse geluiden ten tijde van de Vietnam oorlog. Net als Dylan verwoordt hij de onrustige, opstandige, bronstige gevoelens van de eerste naoorlogse tienergeneratie, voor wie gezag geen natuurlijke zaak is. Er zijn verschillen: de grote Amerikaanse bard schrijft zijn teksten zelf, terwijl De Groot gebruik maakt van de poëzie van Lennaert Nijgh. Aan de voordeelzijde voor De Groot staan zijn gavere stem en beduidend betere gitaarspel.
Het gaat dus te ver om De Groot een kloon van Dylan te noemen, maar het is wel opmerkelijk dat De Groot op zijn meest recente album Lage Landen regelmatig de slepende stem van Dylan in de strijd gooit en ook niet bang is voor lange verhalende teksten, zoals we die uit het Dylan-repertoire kennen. Ondanks de titel gaat het album niet echt over Nederland en België. Wel wil De Groot Duidelijk maken dat daar zijn achtergrond, voedingsbodem en succes liggen. Voor Nederlandse zangers van het betere luisterlied, zoals Stef Bos, Frank Boeijen en Thé Lau, geldt België als de hemel. Meer dan in het Noorden neemt men in België de moeite om de teksten goed tot zich door te laten dringen. Het album klinkt heel aangenaam naar de folk van de lage landen, met een vleugje Nashville, waar de plaat is opgenomen. Ook al heeft De Groot een voorkeur voor de Nederlandse taal, hij is altijd internationaal georiënteerd geweest. In 1965 scoorde hij zijn eerste hit met Een meisje van 16, een vertaling/bewerking van Une enfant de seize ans van Charles Aznavour. De poging om eind jaren zestig onder de naam Balwin in Engeland door te breken mislukt echter.
Frank Boudewijn de Groot is op 20 mei 1944 geboren in het Japanse concentratiekamp Tjidengkamp bij Batavia (Jakarta) in Nederlands-Indië (Indonesië). Zijn moeder overlijdt in 1945 in het kamp. Terug in Nederland hertrouwt zijn vader en komt het gezin terecht in Heemstede, een provinciestadje tussen de kust en Amsterdam. Op school raakt hij bevriend met Lennaert Nijgh, met wie hij in de schoolrevue speelt en met wie hij begin jaren zestig veelvuldig op het strand te vinden is. Het strand vormt het decor van zorgeloze liedjes als De Noordzee en Strand.
Met albums als Voor de overlevenden (1966), Picknick (1967) en Nacht en Ontij (1968) leidt De Groot de Nederlandse jeugd door de roerige, optimistische, dromerige jaren zestig, met de soms ondoorgrondelijke, surrealistische teksten van Nijgh. Ook in de jaren zeventig en tachtig blijft hij een van de meest vooraanstaande Nederlandstalige vocalisten, op het interessante grensgebied van folk/popmuziek en kleinkunst. Samen met Nederrocker van het eerste uur Peter Koelewijn is De Groot een van de wegbereiders van de Nederpop-hausse rond 1980 met groepen als Klein Orkest en Doe Maar.
Als De Groot zich te lang met een bepaalde discipline bezighoudt, wordt hij onrustig. Daarom verhuist hij tussen 1975 en 1985 twee keer voor langere tijd naar de Amerikaanse westkust, om te vertalen, produceren en acteren. Van 1991 tot 1993 speelt hij de titelrol in de musical Tsjechov van Robert Long en Dimitri Frenkel Frank. De musical wordt enthousiast ontvangen, ook al staat De Groot er een beetje stijfjes bij. In 2004 is hij als acteur te zien in de Vlaamse politiereeks Flikken.
Ondanks de nevenactiviteiten blijft muziek zijn eerste liefde. Zijn muzikale genen geeft hij door aan zijn talentvolle zoons Jim en Marcel. De laatste speelt mee in de band van zijn vader op de live-LP Concert (1982), die is opgenomen in het Belgische Dilbeek en Hasselt.
Na het overlijden van Lennaert Nijgh in 2002 heeft De Groot een tekstprobleem. Gelukkig vindt hij nog wat in oude dozen van Nijgh. Verder gebruikt hij teksten van Willem Wilmink en Freek de Jonge. Maar De Groot blijkt zelf ook een verdienstelijk tekstdichter te zijn, getuige het fraaie liefdeslied Beter één schelp:
Zoek ik de rust
Voel ik het land
Zie ik de zee
Voel ik het zand
Ben ik alleen
Voel ik jouw hand
Beter één schelp…
Boudewijn de Groot: Lage Landen. Universal Music