Ze hebben er 40.000 jaar aan kunnen schaven, maar dan heb je ook een beschaving waar je trots op kunt zijn: de Australische Aboriginals hebben samen met de termieten, die een boomstam hebben leeggevreten, een indrukwekkend muziekinstrument ontwikkeld, de didgeridoo. Slechts met één toon, maar wat voor een toon. En bij die stippeltjeskunst steekt het impressionisme, expressionisme en cubisme toch maar schraal af.
In de twee rijtjes van dingen die deugen en niet deugen, staan oervolken bijna bij iedereen aan de goede kant. Niet bij Lebbis, die zich vreselijk opwindt over het doodknuffelen van primitieve volkeren. Na een reis door Australië is hij tot de conclusie gekomen dat de Aboriginals niet alleen ongelooflijk lelijk zijn, maar dat ze er verder ook niets van hebben gebakken.
Als Lebbis op dreef is, en lekker doordraaft in zijn politiek incorrecte tirades, nestelt hij zich in de bovenste regionen van de cabaret-divisie, op een paar meter afstand van Theo Maassen. In Kwaad gaat hij flink tekeer tegen dikke Amerikanen en Moszkowicz op een manier waar Jort Kelder van zal schrikken.
Lebbis stelt dat het kwaad in iedereen zit, maar dat het een kwestie van beschaving is hoe je ermee omgaat. Dat mag nauwelijks een revolutionaire stelling worden genoemd. Evenmin bijzonder is zijn gedachte dat de mens behoorlijk schippert als de grens tussen goed en slecht moet worden aangegeven.
Waar we dus op zitten te wachten is een originele onderbouwing van die stelling. Daarin slaagt Lebbis maar voor driekwart. Hij werpt zich te vaak op afgekloven botjes, waar geen eer meer aan te behalen valt, zoals het repressieve drugsbeleid en de kwakzalver Dr. Phil.
Het Kwaad door Lebbis, regie Koos Terpstra, De Kleine Komedie Amsterdam 19 maart. Tournee tot eind mei.