Adèle Bloemendaal overleden


Geplaatst in necrologie op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

  Haar grootste angst was te sterven op weg naar Winschoten. Er moest toch meer uit het leven te halen zijn dan snelwegen die naar theaterkleedkamers leiden. Daarom had Adèle Bloemendaal (in 1933 in Amsterdam als Adèle Hameetman geboren) altijd haar paspoort bij zich om zo snel mogelijk op Schiphol te kunnen zijn. Zij had sowieso geen zin om dood te gaan, waar dan ook, want ‘dat heb ik niet besteld.’ Sterven op weg naar Winschoten is haar bespaard gebleven, maar de permanente strijd tegen de tijd en het verval heeft zij uiteindelijk toch verloren. Op zondag 22 januari 2017 is Adèle Bloemendaal gestorven.

Adèle Bloemendaal komt uit een rood arbeidersnest uit de Amsterdamse Jordaan. Door het slechte huwelijk van haar ouders (‘Een  psychische gevangenis’) heeft zij een enorme vrijheidsdrang ontwikkeld. ‘Als een minnaar mij te lang en te hard vasthield, moest ik weg.’ De armoe thuis ervaart zij later als een voordeel: ‘Ik beschouw mezelf als een oud-commando. Ik heb leren vechten.’

Het tamelijk onhandelbare meisje wordt van de middelbare school gestuurd. Via een klasgenoot op de tekenschool komt ze in contact met buurtgenoot Leen  Jongewaard, met wie ze in het amateurgezelschap Aanschouw speelt. Het tweetal wordt al snel begeerd door zowel Toon Hermans als toneelgroep Puck. Ze kiezen voor het serieuze toneel. Al snel volgt de eerste van vele vluchten. Als 21-jarige trouwt ze Bob Bloemendaal, die een baan krijgt bij een vliegtuigfabriek in Californië. Het huwelijk houdt niet lang stand, maar ‘ik heb in Los Angeles alles geleerd, van eten tot seks.’

Na haar terugkomst in Amsterdam in 1959 speelt ze onder meer bij Cabaret Lurelei, Toneelgezelschap Johan Kaart en bij de cabaretgezelschappen van Jaap van de Merwe, Sieto Hoving en Abert Mol. Alle verbintenissen duren maximaal één seizoen, want Bloemendaal verveelt zich snel. Bij Sieto Hoving gaat het na ruzies andersom. Ze wordt de laan uitgestuurd, of liever gezegd, letterlijk de auto uitgegooid. Ook bij Toneelgroep Ensemble, waar ze musicals speelt met onder anderen Jenny Arean en Ramses Shaffy, wordt ze ontslagen na openlijke kritiek op het artistieke beleid.

Het grote succes komt in 1968 met Gerard Cox en Frans Halsema met het programma Met blijdschap geven wij kennis. Maar ook hier is ze na één seizoen weg. Bloemendaal vertelt dat ze zwanger is, een nieuwe smoes om onder een  verbintenis uit te komen. Cox heeft nog jaren geroepen dat hij nu eindelijk eens op kraamvisite wil komen.

Zij heeft dan al een kind uit haar tweede huwelijk, met de donkere Amerikaanse danser/zanger Donald Jones. Het kon haar niet exotisch genoeg zijn. Ze kwam graag in Casablanca, de roerige jazzclub op de Amsterdamse Zeedijk, waar iedereen te vinden was die niet onder de noemer ‘burgerlijk’ viel.

Na de geboorte van John in 1964 gaat het paar uit elkaar. De alleenstaande moeder wil dan zo weinig mogelijk van huis, en verlegt daarom haar activiteiten eind jaren zestig grotendeels naar de tv. Onder leiding van regisseur Rob Touber maakt zij meerdere spraakmakende shows. Veel schnabbelgeld komt er binnen door twee carnavalsparodieën van Drs. P:  Halleluja kameraden en Wat heb je gedaan, Daan?

Met haar levenslange vriend Leen Jongewaard vormt zij de spil in twee komische KRO tv-series van Eli Asser: ’t Schaep met de 5 Pooten (1969) en Citroentje met suiker (1973). Tegelijkertijd staat ze bij de VARA in ’t Oproer kraait, waarin zij geëngageerd cabaretrepertoire zingt dat Jaap van de Merwe voor haar en anderen selecteert.

Als haar zoon in 1979 het huis verlaat durft ze weer artistieke risico’s te nemen. In datzelfde jaar brandt haar huis af. Haar vele poëzie- en liedtekstbundels is ze kwijt. Daarom roept ze de hulp in van (voormalig Don Quishocking-lid) Jacques Klöters, die op de afdeling theateramusement van het Theaterinstituut Nederland werkt. Adèles keus (1981) is de eerste van vier theatervoorstellingen in samenwerking met Klöters, Jan Boerstoel en Hans Dorrestijn. Zo nu en dan  hapert de reeks door een abrupte reis naar Zuid Amerika, stemproblemen of ander al dan niet verzonnen ongemak. Klöters blijft haar trouw. We zien Adèle Bloemendaal als een stoer, geestig, grofgebekt en totaal onafhankelijk meisje op leeftijd, dat door Klöters perfect wordt getypeerd in het lied De zwarte doos:

Ook in mijn leven vonden heel wat rampen plaats:

Hoe vaak verdween ik plotseling niet uit het zicht

Lag ik weer eens in stukken in het ochtendlicht?

Juist als het goed gaat, word ik  tegendraads.

En ieder loopt te zoeken naar de zwarte doos

Die donkere gast die straks mijn vluchtgedrag verklaart.

Tot dan verzinnen de experts maar schaamteloos,

hoe of het voelt: over de kop slaan met zo’n vaart.

 

In 1994 is het weer zover. Een prachtig samenwerkingsplan met Jenny Arean (Meisjes uit de grote stad) wordt afgeblazen. Maar hier komt geen smoes aan te pas. Vermageringspillen in een kliniek in Gent in combinatie met keiharde fysieke training hebben bij Adèle Bloemendaal alle energie weggezogen. Ofschoon ze daarna nog regelmatig in beeld is gekomen – in de toneelproductie De Gidsen, de solo Adèles Comeback nr 1en Samen Solo met Hans Dorrestijn –  hebben we dan het mooiste wel gezien van Adèle Bloemendaal.

In 2006 kreeg zij voor haar schitterende carrière de Blijvend Applaus-prijs. Daarna was nog één keer haar bulderende lach in het openbaar te horen. In januari 2013 ging in de Utrechtse Stadschouwburg de voorstelling Adèle in première. Sanne Wallis de Vries en Paul Groot belichtten daarin de tien vrouwen die in Adèle Bloemendaal verenigd zijn, waaronder de zangeres van het betere Nederlandse chanson, de wereldreiziger, het sekssymbool en de vrijheidsstrijder. Niet zo eentje die met een dik ideologisch boek en een geweer door de jungle loopt, maar iemand die vooral aan haar eigen vrijheid denkt. Artistieke en persoonlijke vrijheid, die kost wat kost beschermd moet worden.

Adèle Bloemendaal zat in de zaal uitbundig te schaterlachen en intens tevreden te glunderen, alsof ze wou zeggen: ‘Dat heb ik niet slecht gedaan.’