De D van Daniël: Bang voor de Blues


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

Het jaar van Daniël Lohues (Emmen, 1971) kent drie seizoenen: van februari tot juli speelt hij in het theater, dan gaat hij een paar maanden op reis om te tanken en te denken (het liefst in de Verenigde Staten), en vervolgens wordt een cd gemaakt. Als een boer die op het juiste moment na goed gepland voorbereidend werk de aardappeloogst binnenhaalt. Lohues wil zijn leven niet verkwanselen. Zijn favoriete Bijbelverhaal gaat over de talenten die je moet gebruiken.
D, de vijftiende Lohues-cd, is net geoogst: country-folk, blue grass, melodieuze pop en zeer persoonlijke teksten.

De ‘D’ van Daniël

‘Dikke feesten overal, behalve jij giet iederiene hen
Dan komp ’t goed van pas, da’j veur joezölf gien vrömde benn’
(uit: Joezölf)

‘Ik zie veel mensen die in hun eentje ongelukkig zijn. Het zit een beetje in onze cultuur dat je zonder relatie sneu bent. Onzin. Als je niemand meer hebt, door alles en iedereen verlaten, dan heb je in ieder geval nog jezelf. Daar kun je dan de berg weer mee opklimmen en het op de berg leuk hebben. Ik reis graag alleen, en ik kan makkelijk een paar uur in een stoel zitten, zonder geluid, zonder boek, gewoon zitten. In mijn eentje.
In het slotlied van de cd, Met joe weet ik altied hoe en wat, zing ik over een denkbeeldige vriend, bij wie ik altijd terecht kan. Hij is de vervanger van de beschermengel, die volgens mijn moeder vroeger over mij waakte. Jezus was hartstikke goed, die deed alleen maar leuke dingen. En samen liedjes zingen in de kerk was ook te gek. Maar ja, eerst bleek Sinterklaas niet te bestaan, en ook is het geloof in God verdwenen. Die leegte moet je als volwassene dus zelf wel opvullen.’

De ‘D’ van Drenthe

‘Waor de suukerbieten gruien, op de zwarte neije grond
Waor de lange rechte wegen, tot an de horizon’
(uit: Op ’t platteland)

‘Ik stond op de bovenste verdieping van de Trump Tower in Chicago toen ik de juiste woorden had gevonden om het platteland van Drenthe te beschrijven. De muziek zat ook meteen in mijn kop. Het is een totale liefdesverklaring.
Plattelanders zijn heel geworteld, die willen niet weg. Zalig om achter het huis een beetje fikkie te stoken met een pilsje erbij en naar de sterren te kijken.
Ik geniet ook heel erg van de stad, maar je kunt daar het weer niet aan zien komen door de gebouwen. Ik moet de maan op zien komen en ik wil niet door trams worden wakker gemaakt als ik om vijf uur naar bed ben gegaan. Ik word er ook ongelukkig van om al die hulpbehoevende mensen, al die junkies te zien. Dat had ik ook zo sterk in Seattle. Je kan niet iedereen een handvol dollars geven. Nou ja, dat kan ik wel, maar dat doe ik niet, dat wil ik niet. Dan maar liever een donatie aan de kerk die met een busje rondrijdt om die mensen een kop soep en een bed aan te bieden.’

De zin van het bestaan

‘En daorum denken we vaak
Alles gebeurt niet lukraak.’
(uit: Niks is veur niks)

‘Als ik weer eens een avondje met Herman Finkers heb gesproken, die zo mooi over ‘het mysterie’ kan praten, begint het weer te rommelen en te draaien in mijn kop. Daarom past de draaimolenmuziek zo goed bij dit liedje over het grote plan achter de schepping, dat er volgens mij niet is. Het is verstandig om van het leven te genieten. Het was ook heel mooi dat ik in Chicago op een muurtje waar een junkie heel erg junk zat te wezen een citaat van Goethe zag staan, dat in het Drents klinkt als: Niks is meer weerd as vandaage.
Ik moet mezelf daar soms wel toe dwingen. Ik ben met de jaren voorzichtiger geworden. Niet zo’n leuke gewaarwording. Vroeger rende ik zonder jas bij de eerste lentezon de straat op. Nu zie ik dat het lekker weer wordt, maar doe ik toch even snel een jas aan, want ik moet ’s avonds nog zingen.’

De liefde

‘En nou zit ik weer hier, stief an joe te denken
Aal vaker en aal meer
‘k Geef inmiddels toe, ik mis mien Engel’
(uit: Mis mien Engel)

‘Meestal gebruik ik omwegen in mijn liefdesliedjes. Tijdens het googlen naar Indianengebruiken kom ik een foto van een geliefde tegen of ik kom via een andere toevalligheid naar de liefde. Maar Mis mien Engel is heel direct, heel heavy, open en bloot. Bij deze tekst zou je misschien een blues verwachten, maar het is een lichte ballad geworden. Ik heb twee bluesplaten gemaakt, maar ik ben een beetje bang geworden van de blues nadat ik met zwarte muzikanten in de VS heb gespeeld. De blues is meer dan een bekend akkoordenschema. Er zit meer achter, dat helemaal niet zo fris is. Het loopt slecht met je af als je blues speelt. Het is voodoo, blues is evil. Daar moet je niet mee spotten, het is geen speelgoed.’

Daniël Lohues: D, cd en theatertour. lohues.nl