Democratie en dictatuur zijn eigen hetzelfde


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

Zere benen door Van Houts en De Ket, regie: Pieter Bouwman en Leopold Witte. De Kleine Komedie Amsterdam 26 april. Tournee.

De Vereniging van Gelijkgestemden heeft een gezellig samenzijn georganiseerd met 400 kopjes koffie en een verstrooiend optreden van twee cabaretiers. Cabaret is ten slotte altijd lol en dat hebben de Gelijkgestemden na een dag deugdzaam werken wel verdiend.
Tot verbijstering van de echtgenote van de presentator is er geen pauze en blijft zij met 400 kopjes koffie zitten, en tot overmaat van ramp zijn de cabaretiers niet leuk. Onbegrijpelijke sketches, vol allegorie waar de zaal geen kaas van heeft gegeten. De leden van de Vereniging zijn het hapklare amusement van Kopspijkers gewend en zitten niet te wachten op een ZZ Top-parodie, harde grappen over een Tweede Wereldoorlog-Pretpark en een moeilijke conférence waarin democratie en dictatuur op één lijn worden gesteld.
Van Houts en De Ket hebben de afgelopen jaren met sterke programma’s een topplek veroverd in het interessante gebied tussen toneel en cabaret. Met hun vorige programma Dolle Pret werden zij terecht genomineerd voor de VSCD Cabaretprijs/Poelifinario 2004. In het juryrapport stond toen te lezen: ‘Een intelligente voorstelling die op een fascinerende manier een spel speelt met de breekbare relatie tussen zaal en artiest en de geestelijke luiheid van het publiek.’ Deze zin zou nu weer gebruikt kunnen worden, met uitzondering van de lovende woorden ‘intelligent’ en ‘fascinerend.’ Van Houts en De Ket tonen in Zere benen wel hun gebruikelijke enthousiasme en durf, maar de verrassing is weg. Kreeg in Dolle Pret de liefhebber van het eendimensionale cabaret een pak voor de broek, nu is de televisiekijker aan de beurt die niet bereid is om meer dan een fractie van zijn hersencapaciteit te gebruiken en meegaat met de inhoudsloze clown die zijn publiek mechanisch opdraagt om te lachen.
De opening van Zere benen is geweldig. We zien de twee artiesten in de kleedkamer. Zij lopen wat te ijsberen, doen stemoefeningen, vermaken elkaar met (hele grappige) sick jokes waar op het podium waarschijnlijk geen ruimte voor is en maken de vooroorlogse organisator van de avond belachelijk. Ook het anti-climax-einde is fris en heel sterk. Maar daartussenin, als er een spel wordt gespeeld met de breekbare relatie tussen zaal en artiest en de geestelijke luiheid van het publiek, hapert de machine. Het is hinderlijk fragmentarisch, slordig afgewerkt, met veel overbodige statements. Soms sprankelt het, zoals in een scène waarin treffende overeenkomsten worden aangestipt tussen de moderne samenleving de gewelddadige Middeleeuwen. Niet nieuw, Friso Wiegersma deed het al eens voor Purper, maar wel erg mooi vormgegeven. Daarna verzandt het alweer snel.
De onthutste organisator van de avond klaagt bij de twee artiesten dat hij niet tevreden is over tekst en presentatie. Ofschoon zijn mening ergens anders vandaan komt dan van een kritische doorgewinterde theaterbezoeker, heeft de man wel gelijk.