Wie het omvangrijke oeuvre van Drs. P doorploegt zal tot de ontdekking komen dat hij heel veel heeft geschreven over groente, fruit, interpunctie, diverse uitheemse geografisch plekken, de meest uiteenlopende lichaamsdelen, voorvallen uit zowel de vaderlandse als mondiale geschiedenis, gewelddadige incidenten, maar dat de kinderen er in zijn werk behoorlijk bekaaid vanaf zijn gekomen. Je zou bijna denken dat Heinz Polzer zelf nooit kind is geweest, en dus ook helemaal niets van die mensensoort weet. Aangezien onbekend ook vaak onbemind maakt, zou je Polzers mening over dat kleine grut het beste kunnen samenvatten in een van zijn pakkende gedichtjes:
Als ’t kindje binnenkomt
Juicht heel het huisgezin
Behalve Drs. P
Die ziet het somber in
Veel opzien baarde Drs. P toen hij in 1974 de interviewer in het VPRO-televisieprogramma Het Gat van Nederland toevertrouwde dat hij kinderen haat. In een kranteninterview dat kort daarop verscheen, deed de schijnbare liefhebber van Herodes er nog een schepje bovenop door aan te geven dat hij het betreurde dat de Nederlandse taal geen woord kent om uit te drukken wat nog erger is dan haten. Want anders zou hij dat zeker van toepassing achten op wat hij van kinderen vindt. Drs. P was vervolgens behoorlijk scheutig met het opsommen van voorbeelden die zijn uitgesproken negatieve mening over kinderen ondersteunden. Zo was hij eens op bezoek bij iemand waar twee uiterst onopgevoede kinderen ronddoolden. Het ene ventje liep met een stuiterende bal rond, terwijl in het vertrek geconverseerd werd. Voor iemand die het zorgvuldig gesproken woord een warm hart toedraagt is zoiets natuurlijk onverdraaglijk.
Later heeft hij wel uit de doeken gedaan hoe het kinderverhaal enigszins verminkt naar buiten is gekomen. Het programmaonderdeel van Het Gat van Nederland met Drs. P (getiteld P te B, Drs. P te Brussel) was deels opgenomen in de trein naar Brussel. Toen Polzer werd gevraagd of hij altijd eerste klas reist, werd dit volmondig beaamd. Hij had daarvoor meerdere redenen: ‘In de eerste plaats omdat het vrij gerieflijk is met trijp of pluche of andere weefsels. En in de tweede plaats is de bevolking niet zo dicht als in de tweede klas. En vooral mist men hier schreeuwerige en snel rondlopende en aan alles plukkende kinderen. Dat vind ik een niet te onderschatten aantrekkelijkheid van de eerste klas.’
Toen daarop de VPRO-interviewer vroeg of hij kinderen haatte, antwoordde Drs. P met een fraaie volzin, die begon met het woordje ‘ja.’ De toelichting over luidruchtige en slecht opgevoede kinderen werd echter door de regisseur/eindredacteur minder interessant gevonden, en het ja-woord bleef dus hangen.
Telkens wanneer Drs. P aan het incident werd herinnerd, verwees hij naar het zoontje van Adèle Bloemendaal. Dat was volgens hem één van de weinige uitzonderingen binnen het kwaadaardige kinderspul: ‘Schrander, goed opgevoed en altijd welgemoed.’
Maar goed, we kunnen wel stellen dat de afstand tussen Drs. P en klein grut behoorlijk groot is. Je kunt niet behoorlijk met ze praten over de belangrijke zaken des levens en ze zijn niet in staat om zuivere ollekebollekes te maken, de favoriete dichtvorm van Drs. P: Een kreet, uitroep of naam aan het begin, twee maal vier regels, die aan het slot rijmen en regel zes bestaat uit één woord met de hoofdklemtoon op de vierde lettergreep.
2017
(Mogelijk eerder al):
‘Carla! Wel wel!
En hoe is het met Piet?’
‘Die heeft het druk met het
Pedofiliecongres
Leuk hè? Tsja, vroeger
Bestond dat nog niet’
Biologisch gezien moet Heinz Polzer wel geboren zijn. Zijn biografie luidt ten slotte: Geb. 1919 Thun (Zwits.), en daarom moet hij dus wel iets hebben meegekregen van zijn jonge jaren. Maar in interviews is hij over het algemeen niet erg gul geweest met het verstrekken van informatie over zijn jeugd. Het liefst verborg hij die jaren in kolder, zoals hij voor de lezers van het Vlaamse blad Humo heeft gedaan:
Het kinderverdriet van Geertruida of Piet
Daar hoeven we ons niet zo blind op te staren
Wellicht bij de nonnen zéro de conduite
Of pijnlijk vermaan bij de Paters Tartaren
Voortijdig contact met cognac of sigaren
Verlies van een teddybeer, oog of parkiet
En nepleveranties van drugshandelaren
Banale gevallen van kinderverdriet
Mijn smart daarentegen was geenszins gratuit
Ik denk aan mijn ouders, die weerwolven waren
Mijn broer de nudist (en daarbij travestiet)
Mijn zuster, gebezigd door 9 huzaren
Mijn lievelingskreeft – ai, nog voel ik zijn scharen –
Mijn schoolvriend, geraakt door een meteoriet…
Gelet op het voorgaande, valt te verklaren
Hoezeer ik geneigd was tot kinderverdriet
O lezers, de tranen die U thans vergiet
Zij kunnen in bitterheid niet evenaren
Wat ik heb vergoten in vroegere jaren
Het vloeibaar product van mijn kinderverdriet
Polzer werd geboren als zoon van een Oostenrijkse vader die tot Zwitser was genaturaliseerd en een Nederlandse moeder. Zijn ouders scheidden toen hij drie was, en met zijn moeder en zijn oudere bazige zusje (‘Niet bepaald mijn hartsvriendin’) vertrok hij toen naar Velp in Gelderland. Van zijn eerste drie Zwitserse jaren weet Drs. P zich alleen te herinneren dat hij in een kinderwagentje zat en een forse mijnheer een bijzonder grote hoed op zijn peuterhoofdje zette. ‘Die hoed paste mij niet. Het werd aardedonker om mij heen.’
Toen hij veertien was heeft de jonge Heinz zijn vader nog eens gezien. ‘Het was geen onplezierige ontmoeting, maar er was geen herkenning – niet in het minst. Ik wist amper iets van de man af. Tien ik drie jaar was had ik uiteraard nog buitengewoon weinig inzicht in de menselijke natuur.’ Een tweede ontmoeting bleef uit. ‘Mijn vader was een zeer bevlogen nationaalsocialist geworden. Dat maakte ons contact niet goed denkbaar.’
Als scholier in Velp was Heinz een buitenbeentje, een bijna aristocratisch heertje. Op de lagere school sprak hij al deftig, een vorm van aanstellerij, maar ook een gevolg van een heel natuurlijke neiging van een tamelijk grijs kind. Tegen Cherry Duyns vertelde Drs. P in 1972: ‘Ik ben al vrij gauw vervallen in ouwelijkheid. Ik had geen lust mij van mijn leeftijdsgenoten te onderscheiden door sneller te zijn of meer mensen tegen de grond te slaan dan de rest. Ik heb mij al zeer vroeg teruggetrokken in mijn bastion van misschien niet superieur, maar toch hanteerbaar, verstand en mijn gevoel voor humor. Ik kon mij met een kwinkslag handhaven, zonder moe te worden. Maar ik ben nooit een zielig jongetje geweest.’
Als ventje van negen las hij al Jules Verne met als favoriet Twintigduizend mijlen onder zee. Daar stonden illustraties in met onderschriften als ‘een ontredderd vaartuig, dat rechtstandig is gezonken.’ Onwillekeurig nam hij deze statige taal over, waarvan hij niet alle woorden begreep. Maar ze waren nog niet door algemeen gebruik gedevalueerd. Zo’n zin had voor hem majesteit en betovering. ‘Ontredderd is erg beeldend omdat het zo incidenteel voorkomt. Als je het gebruikt werkt het als een kunstwerk in een heel nieuwe stijl of als het geluid van een heel vreemde toeter. Ook heeft hij wel ‘lorren’ gelezen als Pietje Bell en Dik Trom, maar die belhamels hadden hem toch niet zoveel te zeggen.
Hij was nauwelijks geïnteresseerd in de zielenroerselen van zijn klasgenoten, geen held in gymnastiek en niet al te ijverig. Door ‘gebrek aan arbeidsvreugde’ bleef hij nogal eens zitten. Daardoor bezocht hij achtereenvolgens het gymnasium, de mulo en de hbs, waar hij uiteindelijk het diploma behaalde.
Thuis hield hij zich rustig en voerde niets uit in het huishouden. Dat was ook niet nodig, want hij kwam uit een welgestelde familie. Grootvader aan moeders kant had een fortuin verdiend in de koffiecultuur in Nederlands-Indië, en zijn moeder had na de scheiding een goed verdienende nieuwe man gevonden.
‘Er was sprake van een tamelijk rimpelloos huishouden. Mijn moeder was gelovig en nogal sentimenteel. Zij hechtte er aan dat er jaarlijks een kerstboom werd geplaatst. Mij zei dat niets, maar ik onthield me van kritisch commentaar.’
Drs. P heeft ook als volwassene nooit iets met Kerstmis gedaan, want dat was niet te rijmen met zijn afkeer van het christendom. Hij voelt zelfs mee met de ezel en de os in Bethlehem, die zwaar te lijden hebben gehad onder de geboorte van het kind dat aan de basis staat van het christendom.
We stonden nietsvermoedend in de stal
Toen kwam dat jonggehuwde stel er aan
En was er prompt een zuigeling geboren
Er werd kortom, van alles aan gedaan
Om onze nachtrust grondig te verstoren
Het kraambezoek gedroeg zich onbeschaafd
Er waren herders met hun toebehoren
Uitheemse types kwamen opgedraafd
En engelen… Het leek wel carnaval
Wij dieren zijn toch altijd weer de klos
Wie komt ons eens bevrijden?
Ezel
Os
Heinz Polzer heeft geen kinderen, dus Sinterklaas hoefde hij ook niet te vieren. Als gearriveerde dichter heeft hij zich nooit met Sinterklaasrijmelarij bemoeid, maar als student kon hij in dienst van de Bijenkorf wel een graantje meepikken van de gedichtengolf die bij dat kinderfeest hoort. Klanten van dat warenhuis konden bij hem kosteloos een gedicht verkrijgen. Hij begon gewoonlijk met een opsomming: ‘Wat zal ik eens aan Anna geven?/Een voorbalkon, een achtersteven.’ En zo verder. En dan eindigde hij steevast met de zinnen: ‘En toen haalde Sint bedaard/Een … uit zijn baard.’
Toen de oorlog op 10 mei 1940 uitbrak, lag Heinz Polzer bewusteloos in zijn ledikant. Het was de vorige avond heel laat en heel vrolijk geworden op de Sociëteit na een biljartwedstrijd. Heinz woonde op kamers in Rotterdam, waar hij bedrijfseconomie studeerde en enorm van het studentencorps genoot, nadat hij eerst genadeloos was ontgroend. Hij voelde zich thuis in de havenstad en vooral in de Chinese wijk in Katendrecht ‘waar je voor 75 cent tussen allerlei lampionnetjes goed aan je trekken kon komen.’
Het huis waar hij woonde lag net buiten het gebied dat zwaar getroffen werd door het bombardement op 14 mei. Hij had een vorstelijk uitzicht op de brandende stad. ‘Het was zo mooi, zo overweldigend, overstelpend kleurrijk. Ik zag de Bijenkorf ineenstorten. De lucht bezaaid met vonken. Een feest. Ik voelde me een soort Keizer Nero, al had ik geen tokkelinstrument bij me.’
In 1942 belandde Polzer in de gevangenis, omdat hij in het blad van de studentenvereniging Hermes een Ot en Sien-achtig kinderverhaaltje had geschreven over Dolf en Ben, waar de Duitsers de lol niet van inzagen, omdat de Führer en de Duce tot ukkies werden gedegradeerd.
Voor de klei-ne-ren
Dolf en Ben wa-ren dik-ke vriendjes.
Zij haal-den sa-men heel wat kat-te-kwaad uit.
Ze ging-gen zo-maar in de tui-nen van ie-der-een en a-ten al-les op.
Maar toen werd oom Sam, de veld-wach-ter heel boos.
Hij nam een dik-ke knup-pel en ging daar-mee naar het dorp.
En wie kre-gen toen een pak voor de broek?
Dat kun-nen jul-lie wel ra-den.
Vol-gende keer een an-der ver-haaltje.
Da-ag!
Tan-te Pol-lie
In de gevangenis werd Polzer keurig behandeld. ‘Ik heb er geen last van gehad. Het leven in de Scheveningse gevangenis was ordelijk en absoluut niet mensonwaardig.’ De straf van vier maanden werd met twee maanden verhoogd omdat de gevangene van briefomslagen een kaartspel had gemaakt met twee jokers: Hitler en Mussolini. Polzer was niet onder de indruk van die extra straf. Toen hij vrijkwam vertrok hij naar Zwitserland.
Later, toen de dichterscarrière van Polzer goed op stoom lag, heeft hij nogmaals het kinderritme gebruikt in een ollekebolleke, waarin hij beleefd glimlachte naar Annie M.G. Schmidt:
Jip laat zijn hond-je uit
Naast hem loopt Jan-ne-ke
Zij zing-en sa-men
Een op-ge-wekt lied
Tak-kie komt on-der een
Min-der-va-li-den-kar
Maar Jip en Jan-ne-ke
Ho-ren het niet
Humor en wreedheid zijn voor Drs. P onlosmakelijk met elkaar verbonden. En dan is het extra leuk om onschuldige kinderen het slachtoffer van geweld te laten zijn:
Het schijnt dat Hendrik gister op de spoorbaan heeft gespeeld
En door een intercitytrein in tweeën werd verdeeld
Zijn kleine zusje heeft met bovenmenselijke kracht
De onbezonnen deugniet één voor één naar huis gebracht
Maar het lied waarin kinderen en de dood het meest geestig met elkaar verbonden zijn is natuurlijk Dodenrit: Troika hier, troika daar, is hier ook een abattoir? In dat lied verdwijnt een heel gezin in de bekken van de hongerige wolven tijdens de reis per slee door het barre Siberische land. Zonder genade gooit vader eerst zijn kinderen overboord. Terwijl dit nummer tot de top van het oeuvre van Drs. P wordt gerekend, bekijkt de in Nederland wonende Russische schrijfster/journaliste Rayisa Warner Dodenrit met andere ogen:
‘Dat de heer Drs. P zich met een Russisch thema bemoeit, vind ik bijzonder, maar mijn woorden over het lied zijn niet al te lovend. Elk mens zou deze dodenrit verschrikkelijk moeten vinden, vooral omdat het om kinderen gaat. Dat maakt dat de emotionele inkleuring in mijn ogen een andere zou moeten zijn. Over het realiteitsgehalte van deze rit valt iets te zeggen. Eigenlijk vallen wolven eerder een paard aan dan een mens. Ook twijfelachtig is dat zij zo lang mee zouden rennen. Een wolf eet gemiddeld vier kilo vlees per dag en zal daarna niet zo snel kunnen rennen als een paard. De 100 werst waarover het in het lied gaat, betekent 106 kilometer. Na zo’n rit zouden paarden vanzelf dood neervallen en dat is genoeg eten voor veel wolven, zodat er geen kinderen uit de slee gegooid hadden hoeven worden. Ik begrip de ironie van de auteur, die uiteindelijk de misdadiger laat boeten voor zijn daden. Dat is een goede finale. Het literaire talent van de heer Polzer is onmiskenbaar. Toch vind ik – en met mij veel landgenoten – dat het geen onderwerp is om over te lachen.’
Ofschoon Drs. P er de lol van inziet als kinderen voor de wolven worden gegooid, kan hij toch ook wel gniffelen als een kleine zijn omgeving terroriseert. Want geweld blijft toch een van de belangrijkste ingrediënten van humor. ‘Verderf, angst, schrik, rampspoed en vooral geweld lenen zich bijzonder goed voor een humoristische behandeling, veel beter dan bijvoorbeeld het geslachtsverkeer.’
Een naar, gewelddadig karakter van het kind levert daarom het prachtige lied Ui op. Een vader overziet de ellende die de kleine op één enkele dag heeft aangericht. Je zou bijna van die kleine etter gaan houden.
Kindje, nu eindigt een dag in je leven
Even actief als een tropische bui
Jij hebt je aandacht een ijver gegeven
Geef dan vanavond maar weer eens de brui
Dieredomdeine mijn kleine, ga slapen
Laat de troep achter voor jouw oudelui
Die zullen alles weer op mogen rapen
Dieredomdeine en dieredomdui
Soep op de muur of grond naar believen
Aardbeienjam op je zuster haar trui
Geestige poppetjes op Mammie’s brieven
Pappie zoekt naar zijn sigarenetui
Nog weet je niet van de woede der buren
En van de opschriften aan onze pui
Weinigen kunnen je snaaksheid verduren
Dieredomdeine en dieredomdui
Daar je de oppas zo wreed placht te knijpen
Staat ze nu ’s avonds te huur op het Spui
En de kanarie die jij wist te grijpen
Is in een hoogst onnatuurlijke rui
Wagens zijn dingen om dingen te dragen
Kruiwagens echter geen wagens vol krui
Houd nu eens op met dat eeuwige vragen
Dieredomdeine en dieredomdui
Zo kunt u kleintjes tot nachtrust verplichten
Dieredomdeine en dieredomdui
Mocht u zich meer op de plantkunde richten:
Vijftig procent van dit lied rijmt op ui
De Amerikaanse comedian Louis CK behoort tot de grote groep van bekende namen die in de #metoo problemen is gekomen. In zijn geval omdat hij op slecht getimede momenten aan een onwillig publiek zijn orgaan toonde, een orgaan overigens dat volgens Drs. P wat malser en rechter is dan een banaan, maar volkomen onbruikbaar voor vruchtensla. In een van zijn meest geestige verhalen noemt Louis CK zichzelf het totaal tegenovergestelde van een pedofiel. Hij haat jonge kinderen, en helemaal als ze slecht opgevoed zijn. Hij zou het op dat punt geweldig met Drs. P hebben kunnen vinden. In een ander stukje vertelt Louis CK wat een veroordeelde pedofiel in de Verenigde Staten te wachten staat. Zijn huisdeur wordt met uitwerpselen besmeurd, in de supermarkt wordt hij nagejouwd door huisvrouwen, die hun kind angstig tegen het lijf drukken, zijn autobanden worden lek geprikt en hij zal nooit meer op een feestje worden uitgenodigd. Dus, zo besluit Louis CK na een lange pauze, ‘als je weet dat je dat kan verwachten, dan moet het wel heel erg lekker zijn.’
In zijn interessante leven heeft Drs. P vele reizen gemaakt door Azië en Latijns Amerika. In zijn reisverhalen is Drs. P niet gierig met het beschrijven van zeer uiteenlopende seksuele activiteiten, waar hij zelf ook met enthousiasme aan heeft meegedaan. Pedofilie behoort daar natuurlijk niet toe. Iets wat je haat, moet je natuurlijk links laten liggen.
Vele katholieke geestelijken dachten daar anders over. Inmiddels is de stroom van onsmakelijke verhalen over wat er in de pastorie of het door geestelijken geleide internaten allemaal gebeurd is niet meer te stuiten. Drs. P schreef daar al vele jaren geleden over.
Kerkelijke opvoeder
(Ierland of waar dan ook)
Ave Maria en
Heer Jezus zoet
Wordt u bezield door die
Godwelgevalligheid?
Kijk dan niet wat hij
Met jongetjes doet
Maar het past natuurlijk bij het karakter van Drs. P om ook de andere kant van deze kwestie met humor te beschrijven. Zo ziet hij enigszins gniffelend de treurende leerling die wordt overgeslagen.
Wat was er mis met mij?
Smartelijk jeugdtrauma
Ja, daarvan heb ik nog
Dagelijks last
In die wellustige
Kleinsemenarietijd
Werd ik – als enige! –
Nooit eens betast
Heinz Polzer heeft zich in zijn werk verscholen achter vele pseudoniemen, zoals Geo Staad, Kirsten Wiedeman, M. d Gans, Coos Neetebeem, Otto Stadtherr of Lars Brahe. In 1953 verscheen Zang- en Leesboekje voor Belangstellenden, de eerste publicatie van Heinz Polzer. Ironisch genoeg verscheen dit boekje onder het pseudoniem Een Kindervriend.
In het Duits zal hij later een gevoelig-wrang gedicht schrijven over iemand die zich kindervriend noemt.
Mein Kind, ich wollte dich ja nur berühren
Verstehst du das?
Nur etwas streicheln, keineswegs verführen
Verstehst du das?
Mein Kind, ich habe Schuld, ich weiβ
Es war so schön, es war so heiβ
Da öffnen sich geheime Türen
Verstehst du das?
Ach, jede Lust hat seinen Preis
Verstehst du das?
Ook in het Nederlands heeft hij dat controversiële onderwerp gebruikt, waarbij hij zelfs enig menselijk mededogen met de volwassene toont.
Ze waren dan wel geen familie
Maar het meisje noemde hem ‘oom’
Ze dronken iets in een stil café
Zij een cola, hij koffie met room
Toen reden ze weg in zijn automobiel
Met veel zoef en bekleding en chroom
En in ’t bos deed hij nare dingen met haar
Maar hij deed ze met enige schroom
Ofschoon Drs. P weinig op heeft gehad met kinderen en ook met weinig plezier terugkijkt op zijn eigen jeugd, heeft hij ook weinig sympathie gehad voor het andere uiterste voor het levenslijn. Tegen de Volkskrant zei hij in juni 2010 als negentigjarige: ‘Oud worden is geen plezier. Ik kan het u beslist niet aanbevelen. Mijn oren zijn niet meer wat ze geweest zijn. En mijn ogen zijn inmiddels ook al tamelijk werkschuw. Het geheugen gaat onherroepelijk achteruit. Je hebt niet meer die schier eindeloze reeks van woorden tot je beschikking die vroeger in je brein rondwentelde. Er komen steeds meer witte plekken in je woordenboek. Ouderdom is een straf. Als ik nu al tien jaar dood was geweest, had u mij daarover beslist niet horen klagen.’
In datzelfde interview met Coen Verbraak werd de kinderloze Polzer gevraagd of we zijn teksten als zijn kinderen moeten beschouwen. Het antwoord luidde: ‘Dat zou erg sentimenteel zijn. Ik ben blij dat dat werk bestaat. Of het na mijn dood zal voortleven laat mij onverschillig. Als mensen later mijn werk lezen of horen, hoop ik vooral dat ze zullen beseffen hoe mooi die Nederlandse taal toch is.’
Toch mag het eeuwig zonde heten dat Drs. P geen kinderen en daardoor ook geen kleinkinderen heeft gekregen. In het boekje Het Scheepje van den Kannibaal heeft hij avonturenverhalen in dichtvorm verzameld die een opa aan zijn kleinkinderen heeft verteld. Het is een relaas over edelvrouwen, misdaad, bordelen, pelsjagers in Amerika, roodhuiden, zeemeerminnen en het knapenkoor van de Sultan. Aan het slot van de aflevering van de avond belooft grootvader, die kennelijk van goede komaf is, niet onbemiddeld en behoorlijk standsbewust, dat hij de volgende keer het vervolg zal vertellen, maar dat hij nu even andere bezigheden heeft. En die lopen zeer uiteen:
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een dutje doen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een fles decanteren.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de lakeien ranselen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de beursberichten inzien.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de jachthoorn blazen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de goudstukken tellen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een uitspatting bijwonen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een ingezonden stuk schrijven.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de stropers beschieten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader naar de oranjerie.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een standbeeld kopen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de can-can dansen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader zijn baard uitspoelen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader naar de stoeterij.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een kamenierster betasten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader poseren.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader zijn dagboek bijhouden.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de karpers voederen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een vleugel toevoegen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een foliant doorbladeren.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader moeilijk wateren.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader zijn stamboom vervalsen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een genootschap oprichten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de lonen verlagen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een sigaar uitpakken.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een neef onterven.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader Franse afbeeldingen bekijken.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een zeereis maken.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader zijn karwats invetten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader naar het bordes.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de rentmeester op de vingers tikken.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader iets innemen tegen podagra.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader ter audiëntie.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een partijtje ombre spelen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een toren ontwerpen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een neushoorn neerleggen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de burgemeester uitschelden.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader zijn gebit reinigen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader op familiebezoek.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader hoesten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een weesje troosten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader zijn makelaar bellen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een actrice uitzoeken.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader zijn degen bijpunten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de smeekbrieven doornemen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader naar de speelzaal.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een rechter omkopen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader naar de belvédère.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader jubileren.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader zijn aderen ontkalken.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de portretten recht hangen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een weduwe ruïneren.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader met een lach in het zadel springen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader op een Rubens bieden.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een ridderorde in ontvangst nemen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de pachters uitbuiten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader een costuum passen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de wijn chambreren.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de pauwen voederen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader duelleren.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader over de vijver turen.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader Chinees eten.
Zo kinderen, nu gaat Grootvader de laatste a
Ook al heeft Heinz Polzer zijn laatste jaren met behoorlijke tegenzin geleefd, hij bleef tot op hoge leeftijd de krant lezen en hij kon zich tot op het laatste moment nog steeds zwierig uitdrukken. Hij heeft zijn gezonde afkeer van kinderen tot aan zijn laatste snik behouden en is dus nooit kinds geworden.