Eenzaam, maar niet alleen


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

EENZAAM, MAAR NIET ALLEEN

De Nederlandse troubadour Cornelis Vreeswijk (1937-1987) was een held in Zweden en wordt er nog steeds geëerd. Nederland moe(s)t weinig hebben van zijn treurige liedjes.

Zanger-liedjesschrijver Cornelis Vreeswijk (1937-1987) heeft heel wat meegemaakt in zijn jeugd in IJmuiden. Al zijn klasgenootjes zijn aan tbc overleden nadat ze in besmet water zwemles hebben gehad. Hij heeft als enige uitverkorene deze ramp overleefd. Ook was hij de enige gelukkige toen hij met een paar vriendjes na de oorlog met een blindganger speelde die ontplofte. Zo valt althans in zijn ‘autobiografische’ gedicht Jag (Zweeds voor Ik) te lezen.
Nee, daar is allemaal niets van waar, maar voor een dichter is een rijke fantasie een welkom talent. In Zweden was de bard uit IJmuiden een grote held, die zichzelf in de traditie had gedicht van grote Zweedse dichters zoals de 18e eeuwer Carl Michael Bellman, en Evert Taube en Gustaf Fröding, die aan het begin van de 20ste eeuw de onderkant van het Zweedse leven hebben bezongen. Vreeswijk kondigde zijn muzikale versie van een gedicht van Fröding eens aan met de woorden: ‘Hij probeerde zijn zorgen te verdrinken. Maar ze konden zwemmen.’
Na zijn ietwat vroege dood – een lichaam kan uiteindelijk maar een beperkte hoeveelheid drank en drugs aan – werd in Zweden het ene na het andere monument voor hem opgericht: Vreeswijk wordt nog jaarlijks geëerd op een muziekfestival in Stockholm, waar ook het Cornelis Vreeswijk Museum is gevestigd. Ook in het ABBA-Museum is een hoekje voor hem ingeruimd. In 2010 verscheen een film over het leven van Vreeswijk, met Kim van Kooten in de rol van zijn moeder. De royalty’s van zijn platen en dichtbundels (zijn verzameld werk telt 1500 pagina’s) stromen nog steeds binnen.
Ondanks verwoede pogingen is het Vreeswijk nooit gelukt om in zijn geboorteland – zijn ouders emigreerden in 1950 naar Zweden – een ereplek in het kleinkunstcircuit te veroveren. Liedjes als De nozem en de non, De papegaai van Tante Sjaan (in de stijl van Jacques van Tol/Louis Davids) en Waar gaan wij naar toe na onze dood? veroorzaakten eind jaren zestig wel een rimpeling in de roestige stem, die niet op kon tegen de cabarettop van die jaren en Boudewijn de Groot.
Het is een van de tragische elementen in het leven van Vreeswijk dat glashelder en uitstekend gedocumenteerd door Rutger Vahl is beschreven. Andere zaken die niet zo florissant verliepen waren zijn huwelijken, zijn eeuwige gevecht met de Zweedse belastingdienst en zijn destructieve levenswijze.
Het sterke en het nieuwe van het boek van Vahl is dat hij elke fase van de carrière van Vreeswijk in het perspectief plaatst van de sociaal-economische ontwikkelingen in Zweden. Er viel geld te verdienen in dat welvarende land (in 1957 verdiende de gemiddelde Zweed 2,5 keer meer dan een Nederlander), waar de overheid veel geld stak in de culturele sectie. Maar waar het leven van de wieg tot aan het graf dichtgemetseld wordt met sociale voorzieningen was ook dringend behoefte aan iemand die de jacht op vrijheid en het non-conformisme tot zijn levensopdracht had gemaakt. Hij gaf de eenzame, vervreemde Zweed een stem, en die stem is nog dagelijks op de Zweedse radio te horen.

Rutger Vahl
Misschien wordt ’t morgen beter
****
Nijgh & Van Ditmar;
320 pagina’s; €29,99