Het levensverhaal van de grootste clown


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: Ons Erfdeel

In het voorjaar van 1944 gaat in het Amsterdamse City Theater de revue Uitverkoop in première. De naam van Toon Hermans staat groot op het affiche. De Sittardse komiek, die naam heeft gemaakt met zijn imitaties van de grote clown Buziau, heeft aan alle sketches meegeschreven. Hij is nu echt doorgebroken.
Tegelijkertijd worden joden in goederenwagons weggevoerd uit Westerbork. ‘De artiesten en kunstenaars onder hen klampten zich vast aan hun vak. Ze produceerden een aantal revues waarmee ze uitstel van deportatie kregen. Wie in het publiek zat, vond het geweldig.’
Zonder een waardeoordeel uit te spreken over artiesten die tijdens de tweede wereldoorlog met een stempel van goedkeuring van de bezetters doorspeelden, schetst Jacques Klöters in zijn biografie over Toon Hermans het wrange verschil in decor waartegen deze revues werden gespeeld. Zoals hij verderop ook de felle tegenstellingen aanstipt tussen de sfeer in het theater en op straat halverwege de jaren zestig. Terwijl Toon Hermans zijn publiek in Carré maanden laat lachen en over de piano van zijn bonmama zingt, klinkt buiten Satisfaction van The Rolling Stones en slaat de politie een demonstratie tegen atoomwapens uit elkaar. Het is De Telegraaf tegenover Hitweek. De Provo’s op het Spui ‘wilden kritisch zijn en het volk uit de droom helpen. Toon wilde het de zoete droom van toen meegeven.’
Het zijn dit soort fragmenten die de biografie Toon tot een geweldig boek maken. Jacques Klöters heeft als lid van cabaretgroep Don Quishocking (die in de jaren zeventig weinig van de zonnige bloemetjesfilosofie van Toon moest hebben) het theaterleven intens meegemaakt, en heeft in de eindeloze discussies binnen die groep geleerd het vak te analyseren. Als bibliotheekmedewerker in het Theater Instituut heeft hij een enorme kennis van de theatergeschiedenis opgebouwd.
Eind jaren tachtig vroeg Hermans of Klöters hem wilde helpen bij het restaureren van de tamelijk gammele show die hij op dat moment speelde. Het klikte tussen de twee. Klöters heeft vervolgens een televisieportret van Toon gemaakt en samen met Lisa Wade heeft hij vrijwel volledige cd- en dvd-uitgaven van Toon samengesteld. Die kennis, vaardigheden en ervaring vormen de basis van het vuistdikke, oerdegelijke boek over Toon Hermans.
Al eerder is de door Toon zelf in het leven geroepen mythe doorgeprikt dat hij maar wat aanrotzooide, om in de woorden van Karel Appel te spreken. Elke zin, elke beweging, elk decorstuk, elke noot werd minutieus voorbereid en doorgelicht. Muzikanten werden tot perfectie gedwongen en hadden heel wat te stellen met de kuren van Hermans, die behoorlijk hard uit de hoek kon komen. Toch, zo stelt Klöters, zien we wel degelijk de moderne, intuïtieve kunstrichtingen, waaronder de Cobra-schilders met Appel, in het werk van Hermans terug. Niet alleen in de experimentele, absurdistische programma’s Zaza en Ballot uit de jaren vijftig, maar eigenlijk in zijn gehele oeuvre. Zijn voorkeur voor het niet-weten, het onbewuste en kinderlijke viel samen met het naïeve en de kleurenpracht van Appel, net zoals hij ook beïnvloed is door de springerige, moderne poëzie van Simon Vinkenoog.
‘Ik kijk altijd naar de zon, dan valt de schaduw achter mij,’ zo luidde het simpele levensmotto van Hermans. Daar zat wel een hele complexe man achter. Het oeuvre van Hermans is het resultaat van wat er allemaal in zijn levenstrechter is gestopt: de bittere armoe die hij heeft geleden nadat zijn vader diep was gevallen in de bankierswereld van Sittard; zijn liefde voor de kermis, het circus en zijn grote clownsvoorbeeld Buziau; de katholieke rituelen; de Sittardse traditie van het laammaeke (elkaar lam van het lachen maken door lang en aanhoudend komisch doorzeuren); de strijd om in Amsterdam als Limburgs provinciaaltje geaccepteerd te worden, en zijn huwelijk met Rietje, dat hij door zijn werkmanie en interesse in andere vrouwen behoorlijk op de proef heeft gesteld. Het wordt allemaal, letterlijk tot de laatste snik, beschreven en uitgebeend door Klöters, die zonder enige twijfel de definitieve Toon Hermans biografie geschreven.
Heel veel nieuws komen we niet tegen, maar de analyses zijn glashelder en bepaalde zaken krijgen een extra lading. Zoals het (mislukte) Amerikaanse avontuur en de verhouding tussen Toon en de roddeljournalist Henk van der Meyden, die elkaar gebruikten.
Soms had het wel een onsje minder mogen zijn, zoals in de beschrijvingen van de Sittardse jeugd, de laatste levensdagen van Hermans of van zijn filosofische wandelingen met zijn vriend Sjef Prick (hoogleraar neurologie, psychiatrie) tijdens zijn inzinking in 1971. Ook wringt het stilistisch een beetje als de biograaf zich in de ik-vorm presenteert vanaf het moment dat hij het leven van Hermans binnenstapt. Maar dat is kritiek in de marge. Alles wat de geïnteresseerde lezer wil weten van het oeuvre en het leven van Toon Hermans staat in dit prettig geschreven boek.

****
Jacques Klöters: Toon. De biografie.
Nijgh & Van Ditmar
ISBN 978 90 388 9319 8
534 pagina’s
€ 27,50