Twee jaar geleden verscheen het boekje De liefde met liefdesliedjes van Ramses Shaffy. Ofschoon de uitgave nog geen zeventig bladzijden telt, kan het worden gelezen als een mooie mini-biografie van de explosieve zanger-dichter-schilder. In plaats van het brave ‘Ik hou van je’ roept Shaffy onstuimig ‘Ik word overspoeld door jou’ of ‘Ik word tierelirium dronken van jou.’ Shaffy ging in alles tot aan de rand en vaak eroverheen, of het nou zijn pianospel, alcoholconsumptie, zijn taalgebruik of de liefde betreft. Mateloos is het kernwoord. Nu is hij uitgeraasd. Gisteren is Ramses Shaffy aan slokdarmkanker overleden.
Ramses Shaffy (1933, Neuilly-sur-Seine) is zonder enige twijfel de meest on-Nederlandse artiest van het Nederlandse taalgebied. Zijn moeder is een gevluchte Pools-Russische gravin die in Parijs een Egyptische diplomaat trouwt. Deze achtergrond geeft Ramses een gouden voorsprong die hij niet meer uit handen heeft gegeven. De levensgenieter is nimmer getroffen door het dodelijke calvinistische ‘doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg’-virus.
De dag na het huwelijk gaan de ouders van Shaffy uit elkaar. Zes jaar woont Ramses met zijn moeder in Cannes, die echter ziek wordt. Zij zet haar zoon op de trein naar Nederland, waar hij in een liefdevol pleeggezin terecht komt. Zijn pleegouders geven hem een culturele opvoeding met pianolessen, tentoonstellingen en theatervoorstellingen. Na enige tijd is de opstandige jongen niet meer in het gareel te houden. De toneelschool verlaat hij zonder diploma. Toch kan hij vanaf 1955 beginnen bij de Nederlandse Comedie.
Vanaf begin jaren zestig treedt Shaffy op als zanger-pianist met eigen repertoire.
Op 22 oktober 1964 staat een excentriek vijftal in het Amsterdamse Miranda Paviljoen: naast Ramses Shaffy de gracieuze schoonheid Liesbeth List, de koel-erotische mannequin Loesje Hamel, pianist Polo de Haas en Joop Admiraal. Shaffy Chantant is een literair, decadent en geestig programma met gedichten van Hans Lodeizen en muziek van Scarlatti. Ofschoon zijn werkelijke liefde Joop Admiraal heet, zingt Shaffy ruig gepassioneerd over Marianne en Marije:
Mijn Marije in de hei,
in de klei zo moddervet
Mijn Marije in de wei,
mijn Marije in m’n bed.
Voor zijn volgende programma’s verzamelt Shaffy weer een gemêleerd gezelschap om zich heen, met onder meer trio Louis van Dijk, Thijs van Leer en Anneke Grönloh. De reacties zijn nog wel gunstig, maar de glans van de eerste ronde is verdwenen en Shaffy is eind jaren zestig alweer op zoek naar iets anders, zoals de experimentele theatervoorstelling Sunkist, de opera Reconstructie of de volksmusical De Jantjes.
Het brede arbeidsterrein heeft niet alleen te maken met zijn natuurlijke nieuwsgierigheid. Hij moet wel veel verkassen, omdat vrijwel niemand bestand is tegen zijn gebrek aan discipline en drankzucht. ’s Ochtends een liter sherry, dan een fles wodka, want daarmee zing je zo lekker. Liesbeth List is hem altijd trouw gebleven. Als hij in 1970 failliet gaat (de rekeningen in de kroeg zijn uit de hand gelopen), schrijft Shaffy het exploderende Zonder bagage:
De weg is vrij
De weg is open
De weg is mateloos van mij.
Leven is voor Shaffy zingen, vechten, huilen, bidden, lachen, werken en bewonderen. Natuurlijk het liefst alles tegelijk. Het Vlaamse tijdschrift Humo kopte eens boven een interview met Shaffy: Zingt, drinkt, lacht, rookt, valt en loopt in het honderd. Hij onderbreekt een voorstelling van Jasperina de Jong met de kreet ‘kouwe kikker’, en waggelt vervolgens demonstratief de zaal uit. Ook schiet hij met een pistool de lampen van zijn kleedkamer kapot als een optreden met Liselore Gerritsen niet naar wens is verlopen.
In 1980 wordt het stil rond Shaffy. Als sannyasin van Bhagwan vertrekt hij naar het Indiase Poona. Bij terugkomst is hij vooral als acteur te zien. Pas in 1985 kiest hij weer voor een liedjesprogramma, maar dat mislukt faliekant. Ook een nieuw theaterprogramma met Liesbeth List en een nieuwe grammofoonplaat voldoen niet aan de verwachtingen. De platenmaatschappij heeft zelfs niet de moeite genomen om Sterven van geluk te distribueren en laat de oplage vernietigen.
Zijn comeback in 1993 is minstens zo verrassend als zijn debuut dertig jaar eerder. Het Koninklijk Ballet van Vlaanderen vraagt hem voor de hoofdrol in de musical De man van La Mancha. Shaffy speelt de man die de onmogelijke droom koestert dat hij de wereld mooier kan kleuren dan zij is. Als er ooit sprake is geweest van samenvloeien van acteur en rol dan is het wel Shaffy als Don Quichote.
Een volgende opkikker volgt tijdens het Amsterdams Kleinkunstfestival 1994. Hij wordt geëerd met een overzichtsprogramma, een dubbel cd en een boek. Ook in het nieuwe millennium houdt de aandacht voor Ramses niet op. In de documentaire Ramses van Pieter Fleury, die op het Nederlands Film Festival in 2002 een Gouden Kalf wint, zien we weliswaar een man die vanwege geheugenverlies zijn woning moet verruilen voor een verzorgingstehuis, maar die de toeschouwer nog steeds kan ontroeren en intens vrolijk kan maken. In datzelfde jaar krijgt hij de Blijvend Applaus Prijs, in 2003 gevolgd door de Radio 2 Zendtijd Prijs, en in 2006 de eerste Edison Oeuvre Prijs voor Kleinkunst. Maar misschien nog wel belangrijker is dat hij muzikaal levend wordt gehouden door artiesten die schatplichtig aan hem te zijn, zoals Maarten van Roozendaal, Huub van der Lubbe en de band Alderliefste, die in 2005 Shaffy’s lijflied Laat me (uit 1978) weer naar de hitparade zingt. Elke feestelijke gelegenheid grijpt Shaffy aan om toch weer even het podium op te klimmen en het publiek in vervoering te brengen. Zelfs als zijn stem de kracht van de jaren zeventig niet meer heeft klinkt zijn ‘oooh, aaaaah, joohoo’ nog overweldigend. De echo van zijn zang zal altijd blijven doorklinken.