Kommil Foo barst van de energie


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

De Nederlandse cabaretliefhebber is wel wat gewend: Martin van Waardenberg en Wilfried de Jong die als halfnaakte apen boven in de boom de financiële boeken doornemen of Freek de Jonge gekleed in een jas van feestwinkelfluitjes en een afvoerontstopper als hoofddeksel. Ofschoon het in het Nederlandse cabaret toch vooral om de inhoud draait, krijgen de decor- en kostuumontwerpers met grote regelmaat alle mogelijkheden om hun wildste fantasieën op het podium te vertalen.
Toch kijkt het doorgewinterde Nederlandse cabaretpubliek bijna vijftien jaar geleden verbaasd op als men ziet dat het (boven de grote rivieren) onbekende Vlaamse duo Kommil Foo een hele voorstelling aan een plank ophangt. Het twee meter lange, ongeschilderde gevaarte wordt gebruikt als vrouw, doodskist, kruis en roeispaan. En geen moment wekt het tweetal de indruk dat dit wel eens raar zou kunnen overkomen.
Het attribuut wordt in 1992 door de gebroeders Raf en Mich Walschaerts naar het prestigieuze cabaretfestival Cameretten in Rotterdam gesleept voor een liedje in de voorstelling J. van gips. De twee Vlamingen nemen de eerste prijs mee naar België en komen een jaar later terug met het avondvullende programma Plank, waarin het stuk hout een indrukwekkende hoofdrol speelt.
Sindsdien vormt Kommil Foo een vast en gewaardeerd onderdeel van het cabaretaanbod. Tot dat moment staat Vlaams cabaret gelijk aan absurdisme, maar de twee broers voegen daar wezenlijke inhoud en prachtmuziek aan toe. Samen beheersen zij een breed scala aan instrumenten, waaronder gitaar, piano, viool en fluit.
Voordat ze in Nederland doorbreken timmeren de broers al een tijdje in België aan de weg. Raf (1965), van huis uit psycholoog en Mich (1969), die de theateropleiding in Antwerpen voltooide, treden in 1987 voor het eerst op als Kommil Foo (een Vlaamse verbastering van ‘comme il faut’) in een Gentse studentenclub. Een jaar later volgt de eerste echte muziektheatervoorstelling Ballade en winnen zij de Grote Prijs Will Ferdy, op dat moment de enige wedstrijd in België met aandacht voor Nederlandstalige muziek. Zij bereiken een groot publiek door hun medewerking aan het satirische televisieprogramma Morgen Maandag. Maar hun grote liefde ligt toch in het theater, waar zij een prachtige balans tussen vorm en inhoud weten te bereiken, met Mich als clowneske spring-in-‘t-veld en Raf als de degelijk geklede tegenhanger
In 2002 wordt in het Sportpaleis in Antwerpen het 15-jarig jubileum gevierd. De liefhebber die daar niet bij kan zijn wordt door Kommil Foo bediend met een drie-dubbel-cd Het beste live en het terugblikprogramma Wolfijzers en Schietgeweren. Uit dat brede jubileumpakket wordt duidelijk dat Kommil Foo in die vijftien jaar niet alleen volwassen is geworden, maar ook toonaangevend. Die positie wordt in 2005 onderstreept als Kommil Foo de Poelifinario wint, de cabaretprijs die jaarlijks wordt uitgereikt door de Nederlandse Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties.
Wolfijzers en Schietgeweren is niet zomaar een the best of. Net als de schilder met hetzelfde fruit en kannetje steeds nieuwe stillevens kan samenstellen, zo componeert Kommil Foo met de fraaiste liedjes en scènes uit hun vijftienjarig bestaan een verrassend nieuwe voorstelling. Met de jaren hebben ze zich een heldere, geëngageerde verhaaltrant eigen gemaakt, die meestal gemoedelijk is, maar regelmatig wrang schrijnend. Hun beste stukken zijn een mengeling van deze twee gemoedstoestanden, zoals de jeugdscènes die deze compilatievoorstelling bij elkaar houden. Als de ouders een avondje weg zijn past Raf, de oudste (11 jaar), op zijn vier jaar jongere broertje Mich. Of beter nog, hij houdt hem klein en onder de duim. Hij bedenkt de meest gruwelijke levensscenario’s en doet zich vervolgens voor als een beschermengel. Aandoenlijk en gruwelijk.
Behalve goede acteurs zijn de broers ook puike muzikanten. Een groot vocaal bereik, geen spectaculaire composities, maar degelijke mellow West Coastsound. Cabaretliedjes zijn vaak muzikale eenakters, maar Kommil Foo maakt er hele toneelstukken van, met karakterontwikkelingen en dramatische afloop. Naast persoonlijke nummers kiezen ze ook regelmatig het perspectief van de goedbedoelende psychiater die enige afstand bewaart, maar de zaak goed in de gaten heeft.
Een voorstelling van Kommil Foo barst altijd van de energie. Zo jagen de broers in de eerste vijf minuten van IJdele Hoop (2000) met grote sprongen door de evolutie. Van de oersoep, via de aap, Asterix, Hitler tot aan de cabaretier die tijdens een try out enthousiast uit het decor springt en zijn enkelband scheurt. Want ja, met al dat gespring gaat er wel eens wat mis.
Ondanks de enorme vitaliteit moge het duidelijk zijn dat wie alleen voor het amusement komt bij Kommil Foo aan het verkeerde adres is. Zij geven een heldere waarschuwing af: ‘Gelukkig zijn moet je thuis doen, niet op een podium. Da’s niet interessant.’ Raf en Mich proberen de clown te zijn die met een sikkeneurige smoel voor de spiegel zit en een enorme lach op zijn gezicht schildert.