Muzikale geschiedenis van Nederland


Geplaatst in Lezingen op .

LEZING MET VIDEO EN GELUID OVER
De Bokken en De Schapen!

1. cd Voetbalverslag Nederland – Timboektoe door Han Hollander. ( Dringende Kwesties nr 2)
2. video Freek de Jonge met de Ajax-bus naar Eindhoven

3. CD Liedje: Tamboer sla straf (Dringende Kwesties nr 10)

4. Video: Wim Kan: Het dictatorsbos
5. Video: Wim Kan: Er leven haast geen mensen meer

6. CD Johnny & Jones: Westerbork Serenade (J&J nr 21)

7. CD : Laura en Yvonne : Anne Frank (Dringende Kwesties nr 7)
8. Video: De Vliegende Panters: In the House

9. CD Willy Walden: Als op het Leidseplein (Snip & Snap nr 9)

10. Video: Jiskefet: Wiedergutmachungsschnitzel

11. Freek de Jonge: Het Laatste Oordeel.

12. CD God is Niet dood.. (Lurelei nr 10)

13. CD Lied Lurelei: Arme Ouwe (Lurelei nr 6)

14. Video. Jeroen van Merwijk: Eén oorlog tegelijk

15. Patrick: De Bokken en De Schapen

LEZING MET VIDEO EN GELUID OVER
De Bokken en De Schapen!

De supporters van de twee voetbaltrotsen uit Rotterdam en Amsterdam spreken per gsm en email af om elkaar voor de wedstrijd te ontmoeten. Niet om een pilsje te drinken en een weddenschap op de uitslag van de klassieke competitiekraker af te sluiten, maar om elkaar op een veldje in de buurt van Beverwijk met voorbedachten rade de hersens in te slaan. Voordat de politie er erg in heeft en in kan grijpen staat Feyenoord met één dode voor. Mart Smeets kijkt die avond extra treurig in de Studio Sport camera en draait zijn gebruikelijke riedel af over de verloedering van de samenleving in het algemeen en de voetbalwereld in het bijzonder. Het is erg lang geleden dat de stadionspeaker de eigen toeschouwers verzocht om op te houden met de treiterige 10-10-10-yell, omdat dat niet erg aardig was voor de aanhang van de bezoekende vereniging.
Ofschoon Louis Davids in 1932 in De Voetbalmatch zong van ‘een doodschop om een hoekie’ en zag dat er een invalide van het front kwam, ging het er toch redelijk vreedzaam aan toe op en rond de voetbalvelden. Vader en zijn zoontje van acht konden op zondagmiddag zonder gevaar voor eigen leven naar het stadion.
Ach, Nederland stelde op voetbalgebied nog niet zoveel voor. Toch was men ervan overtuigd, of hoopte men in ieder geval vurig, dat sterren als Puck van Heel en Wim Anderiessen zouden stralen tijdens het wereldkampioenschap dat in 1934 in Italië werd gehouden. En radioreporter Han Hollander zou het allemaal in geuren en kleuren verslaan. Willy Derby zong op tekst en muziek van Ferry dat ‘we’ naar Rome zouden gaan, waar de finale werd gespeeld. De Zwitsers staken daar een stokje voor. In de eerste ronde in Milaan werd Holland met 3-2 verslagen. Italië werd wereldkampioen. Het heeft niet tot ongeregeldheden in Amsterdam of Rotterdam geleid.

In 1974 was Nederland wél heel dicht bij de wereldtitel, maar de Duitsers bleken in de dramatische finale slimmer dan Johan Cruijff en de zijnen. Het flitsende totaalvoetbal van coach Rinus Michels, die krijgshaftig verkondigde dat voetbal oorlog is, was niet voldoende. Vier jaar later kon in Argentinië het trauma van München al worden weggepoetst, maar ook toen lukte het niet. Rensenbrink schoot tegen de paal. Een paal waar volgens het Neerlands Hoop-duo Freek de Jonge en Bram Vermeulen bloed aan zat.
‘Ik tel mijn idealen. En raak er steeds meer kwijt,’ constateerde Freek de Jonge in het Boekenweekprogramma Ingenaaid of gebonden in 1975. Een paar jaar later bleek dat Bram en Freek nog wel een paar idealen over hadden. In maart 1976 kwam in Argentinië Generaal Videla door een militaire staatsgreep aan het bewind. Met een voortvarendheid die een Zuid-Amerikaanse dictator wel is toevertrouwd, werden de burgerrechten opzij geschoven en protesten in bloed gesmoord. Duizenden politieke gevangenen, duizenden vermiste personen, duizenden mensen vermoord. Even cynisch als klassiek is de politiek van een dictator om het volk zoet te houden met een groots sportfestijn. De Romeinen met hun bloederige feestjes in het Colosseum, de Olympische Spelen in 1936 in Hitler Duitsland. In Argentinië proberen Videla en papa Zorreguieta het imago van het bewind te verbeteren met het wereldkampioenschap voetbal. Terwijl Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties allang duidelijk hebben gemaakt dat het Argentijnse bewind niet deugt, denkt vrijwel niemand serieus over het boycotten van het evenement. Freek zit in het nauw. Voetbal, Ajax is zijn grootste hobby, die trouwens niet gedeeld wordt door Bram Vermeulen, die als topvolleyballer al genoeg sport en officials heeft gezien. Maar Freek beseft dat het WK in Argentinië niet te rijmen valt met zijn idealen. Bram en Freek trotseren de Oranje-gekte en zetten hun schouders onder een actie om het Nederlands elftal te bewegen niet naar Argentinië af te reizen. Bloed aan de Paal was een programma met muziek, conférences en discussie achteraf. De meeste bezoekers kwamen voor de liedjes en de conférences.

Bram en Freek probeerden de voetballers aan hun kant te krijgen. De profs vonden het broodroof en de Oostenrijkse bondscoach van het Nederland elftal Ernst Happel vond het allemaal ‘geloel.’ Truus van Hanegem nam haar weigerachtige echtgenoot Willem in bescherming en gooide er in Vrij Nederland nog een schepje bovenop: ‘Het is een moeilijke keus, zeker als je steeds leest over al die martelingen. Maar beseffen de mensen wel dat getrouwd zijn met een voetballer ook een hele grote marteling is?’

Voetbal als maatschappelijk verschijnsel.
Cabaretiers hebben er veel plezier aan beleefd. Maar niet alleen cabaretiers proberen altijd lollig te doen.
In 1939 zond de AVRO een fictief verslag uit van de voetbalwedstrijd tussen het Nederlands elftal en ‘het negerelftal uit Timboektoe.’ De opname stamt uit 1934, maar is toen niet door Decca uitgegeven. Sterverslaggever Han Hollander ziet in deze humoristisch bedoelde reportage het Olympisch Stadion vollopen met ‘duizenden negers die dit sportfestijn een onheilspellend donker aanschijn geven.’ De aanvoerder van de ‘nikkers’, zo gaat Han Hollander verder, geeft de Nederlandse aanvoerder een skalp cadeau en even later verdwijnt de bal achter de dikke lippen van een van de ‘Timboektoeters.’
Op het moment dat de AVRO het verslag uitzond was Hitler al zes jaar aan de macht, de Neurenberger rassenwetten hadden de Duitse joden al buitenspel gezet en in 1938 werden in de Kristallnacht op grote schaal synagogen en andere joodse gebouwen vernield. Jesse Owens, de zwarte Amerikaanse held van de Olympische Spelen in 1936 in Berlijn werd door de Führer hooghartig genegeerd, want het zwarte ras kon tenslotte nergens voor deugen.
Op 21 mei 1940, zes dagen na de capitulatie en nog voordat de Duitsers anti-semitische maatregelen hebben genomen, werden de joodse medewerkers van de AVRO, waaronder Max Tak en Han Hollander ontslagen. AVRO-voorzitter Willem Vogt zal later tamelijk krampachtig verklaren dat Hollander ontslagen was omdat er niet meer werd gevoetbald.

Ik wilde deze middag sportief en enigszins luchtig beginnen, alhoewel…dat voetbalverslag van Han Hollander is natuurlijk eigenlijk toch wel zware kost. Een rondje voetbal dus. Voetbal is mij bijzonder dierbaar. Als rechtsbuiten van het 6e klas voetbalelftal van de
Sint Anthoniusschool ben ik kampioen geworden van Amsterdam. Het Amsterdamse lagere schooltoernooi was in de jaren zestig een gebeurtenis die door De Telegraaf/Het Nieuws van de Dag uitvoerig werd verslagen. Ik ging ervan uit dat een carrière bij Ajax een logisch vervolg zou zijn op deze triomf. Als u mijn naam niet direct associeert met de godenzonen, dan kan ik u dat niet kwalijk nemen. Ik heb nooit op het hoofdveld van De Meer gevoetbald. Ik heb thuis wel een kuipstoeltje van het leukste stadion van Nederland. Maar goed.
Voetbal en de maatschappij. Dan mag de grootste cabaretier van de 20ste eeuw Freek de Jonge niet ontbreken. De grootste? Freek de Jonge? Inderdaad, kom nou niet aan met Wim Sonneveld, Toon Hermans en Wim Kan…want Freek de Jonge is alledrie tegelijk. Freek de Jonge dus, een groot Ajax-fan. Eentje door dik en dun. Om de hooligans een beetje in toom te houden heeft Ajax eens voorgesteld dat hij met de bus zou meerijden naar Eindhoven, naar PSV. Het heeft hem een hoop frustraties én een prachtige conférence opgeleverd.
Maar voordat ik deze beelden laat zien, wil ik u het verslag van Han Hollander niet onthouden.

1. cd Voetbalverslag Nederland – Timboektoe door Han Hollander.

2. video Freek de Jonge met de Ajax-bus naar Eindhoven

Zo, nu kunnen we echt aan de slag…
Een lezing over De Bokken en De Schapen. Dat is de titel van een alternatief geschiedenisboek, samengesteld door theaterwetenschapper Hilde Scholten en door mij. Ik ben Patrick van den Hanenberg. Ik geef drie dagen per week geschiedenis aan Het Amsterdams Lyceum en ben sinds 1988 verbonden aan de Volkskrant als theatercriticus. Ik schrijf voornamelijk over cabaret en musicals. Samen met Frank Verhallen heb ik een poging gedaan om een vervolg te schrijven op En nu de moraal, de cabaretbijbel van Wim Ibo. Onze bijdrage, getiteld Het is weer tijd om te bepalen waar het allemaal op staat…inderdaad een citaat van Neerlands Hoop, behandelt de Nederlandse cabaretgeschiedenis 1970-1995.
Historicus en cabaretliefhebber…deze twee delen van mijn leven hebben geleid tot De Bokken en De Schapen. Op school, in de geschiedenisles, maak ik veel gebruik van cabaretteksten. Die zijn namelijk een waardevolle bron.

In het cynische lied ‘Dankzij het cabaret’ van Don Quishocking somt tekstdichter George Groot de resultaten op van de strijd die het cabaret heeft geleverd met de kwade krachten in de samenleving: de oorlog in Vietnam is voorbij, president Nixon is verdwenen, en oude militairen gaan dood. En als de Ongelovige Thomas dan nog niet overtuigd is, kan ook binnen eigen cabaretkring nog een succes worden gemeld:

En Wim Kan dan, en Wim Kan dan,
Met die keizer van Japan dan
Toen heeft Kan toch op de televisie vreselijk staan vloeken
Toen die Japanese keizer Juliana kwam bezoeken.
En toen ook nog aan mocht zitten aan een feestdis
Nou mooi dat Hirohito later nooit meer hier geweest is.

We staan weer met beide benen op de grond. Wim Kan zal zijn tijd aan de Birma-spoorlijn nooit vergeten en hij zal het zijn toenmalige werkgever, de Japanse keizer nooit vergeven. Hij mag samen met zijn vrouw Corry Vonk de Koninklijke Oost-Azië Verzetsster in de Westeinder gooien, en hij mag ook nog een indrukwekkend lied over de railroad des doods schrijven, maar als het politiek en economisch wenselijk is dat een oorlogsmisdadiger op staatsbezoek komt, dan komt die oorlogsmisdadiger gewoon.
Ik kom daar strakjes nog op terug.
Cabaret mag dan misschien de vinger op de wonden leggen, het is, afgezien van het vermakelijkheidsaspect, dus een tamelijk nutteloos tijdverdrijf. Oorlogen worden er niet door beëindigd, dictaturen schrompelen niet ineen door een vinnig liedje of een spitse sketch. Het imago van een hoge boom loopt in het meest extreme geval een klein deukje op, en een alcoholvrij biermerk kan in de problemen komen als een cabaretier roept dat hij het drankje vies en onmannelijk vindt. Maar de grote jongens, de aangeklaagden zitten meestal grijnzend bij de cabaretier op de eerste rij. De kritische stem wordt in de gedoogzone onschadelijk gemaakt. De repressieve toleratie is nog altijd de beste verdediging.
Een spits scoort om de wedstrijd te winnen. Dus waar maken al die cabaretiers zich dan druk om als het toch niets uitmaakt? Eenvoudig, het lucht op. Even vloeken, even stampen, even razen, en dan weer met frisse tegenzin doorgaan. Dat hebben kritische, opmerkzame kleinkunstenaars al een eeuw gedaan. Honderd jaar geleden werd er flink gescholden op die wrede Engelsen die onze Boeren-broeders in Zuidafrikaanse kampen opsloten. Over het lot van de zwarten trouwens geen woord. Hitler en zijn kornuiten vormden natuurlijk ook een aantrekkelijke schietschijf. En in de Nederlandse politiek konden tekstdichters hun tanden zette in de handelaar in lintjes Abraham Kuijper, de harde gulden-politiek van Colijn, de autoloze zondag van Den Uyl en de rigide anti-abortusideeën van Van Agt.

Het boek De Bokken en De Schapen kan dus eigenlijk in de eerste plaats worden gezien als een verzameling persoonlijke frustraties. Maar de cabaretier kan ook bewonderen, of bijna journalistiek beschrijven wat hij in zijn omgeving ziet. Hij ziet dat de groeiende bevolking leidt tot verstopte wegen en treurige nieuwbouw, hij ziet dat Nederlandse politici nog steeds de neiging hebben om de wereld te vertellen wat er allemaal moet gebeuren om gelukkig te worden, en hij ziet dat er ondanks het sociale vangnet van de overheid altijd mensen overblijven die worstelen en niet bovenkomen. En daar schrijft, praat of preekt en zingt hij over. Een cabaretliedje of een conférence zijn dus dubbel bruikbare historische bronnen. Ze zeggen iets over de tijd waarin de cabaretier leeft, en ze zeggen iets over de cabaretier zelf.
De verandering van tijdgeest is goed af te lezen aan de manier waarop men met bepaalde onderwerpen omgaat. Seks, de monarchie en godsdienst zijn lange tijd met een fluwelen handschoen aangepakt. Nu staat vrijwel niemand er meer van te kijken als een cabaretier met een willekeurig meisje uit het publiek staat te tongen, of zelfs een graai in haar slipje doet; Willem Alexander heeft het jaren zwaar te verduren gehad in het cabaret; en God is misschien niet dood, maar omzichtig worden Hij en Zijn volgelingen van diverse pluimage al lang niet meer behandeld.
Het gaat zelfs zo hard, dat Jeroen van Merwijk, die toch zeker niet als reactionair bekend staat, zich afvraagt wat er eigenlijk mis was aan de jaren vijftig. Datzelfde geldt voor Harrie Jekkers, die in het lied
Leve de schaamte oproept tot opwaardering en rehabilitatie van het taboe. Daarmee doorbreekt hij misschien het laatste taboe.

De sociale kwestie, zeg maar de strijd tussen arm en rijk, speelt in De Bokken en De Schapen een belangrijke rol. De eerste Grote Drie van het cabaret, Pisuisse, Koos Speenhoff en vooral ‘De minstreel van de mesthoop’ Eduard Jacobs, besteedden in hun liedjes regelmatig aandacht aan de belabberde sociale omstandigheden van de arbeidersklasse.
De 19e eeuw was de eeuw van het liberalisme geweest. De gegoede burgerij, de bourgeoisie was als de grote overwinnaar uit de Franse revolutie tevoorschijn gekomen. De gelijkheid en de broederschap, de egalité en de fraternitié moesten het afleggen tegen de vrijheid, de liberté. Maar dat was dan wel de vrijheid voor de sterksten.
Aan het eind van de eerste wereldoorlog werden de twee grote geschillen in de Nederlandse politiek bijgelegd. De overheid betaalde vanaf dat moment ook mee aan het bijzonder onderwijs, en het algemeen kiesrecht werd ingevoerd. Maar de socialisten kwamen niet, zoals de linkse optimisten hadden verwacht, via het parlement aan de macht. Confessionele partijen slokten te veel stemmen op van het nieuwe kiesvolk. Voor een machtsovername van de socialisten naar Russisch voorbeeld waren de polder-arbeiders toch een beetje te sloom en te Oranje-gezind, zoals bleek tijdens de ‘vergissing van Troelstra’ in 1918. Zijn revolutie-scenario werd hardhandig door de werkelijkheid gecorrigeerd. Ach, het was ook wel erg slecht weer toen men de straat op moest van Troelstra. Het leek alsof men de armoede als een onafwendbaar noodlot accepteerde. Louis Davids zou dat defaitisme later nog eens muzikaal bezingen in ‘Als je voor een dubbeltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje.’
Veel feller gaat Willem van Iependaal te keer in ‘Ben jij maar dief’, waarin een moeder haar zoon in de bajes voorhoudt dat het ‘eerlijke dievenbestaan’ te verkiezen is boven de nepeerlijkheid van achterbakse huisbazen, legerleiders en aristocraten.

Van Iependaal pakte ook stevig uit met ‘Tamboer, sla straf.’ Daarin wordt gesproken over de doden die zijn gevallen als gevolg van het bombardement op De Zeven Provinciën in 1933. En daar zat Colijn achter. Minister president Colijn probeerde de economische crisis aanvankelijk met een puur liberale aanpak te bestrijden. Die kwam erop neer dat de uitgaven, zoals de ambtenarensalarissen, en de toch al beperkte uitkeringen, moesten worden verlaagd. En verder maar wachten tot de natuurlijke economische krachten de zaak weer recht zouden trekken. Deze afwachtende houding was rampzalig voor de zwaksten in de samenleving, die echter nauwelijks in opstand kwamen. Het oproer in de Amsterdamse Jordaan en in de Rotterdamse wijk Crooswijk in 1934 behoorden tot de uitzonderingen. De derde uitzondering was de muiterij op De Zeven Provinciën. De loonmaatregelen van Colijn hadden vooral het lagere marinepersoneel getroffen. Op de Zeven Provinciën die in de Indische wateren voer, brak muiterij uit. Om het schip te ‘heroveren’ zette Colijn alle middelen in. Colijn, die nog aan de zijde van Van Heutsz had gevochten in Atjeh en rijk was geworden in de Indische olie, vond dat het niet alleen in Nederland maar ook in het overzeese gebied rustig moest blijven.
De opname van Tamboer sla straf die ik u laat horen is van na de oorlog. Jaap van de Merwe bemoeide zich met de muziek. Marius Monkau zingt het.

3. CD Liedje: Tamboer sla straf

Lag Colijn wakker van die kwestie? Van dat oproer in de Indische wateren misschien een kwartiertje, maar van die aanklachten van Willem van Iependaal natuurlijk helemaal niet. Colijn kende die teksten waarschijnlijk niet eens. Hij was ook helemaal niet geïnteresseerd in het gekerm aan de onderkant van de samenleving. Hij hoefde er ook niet bang voor te zijn, want schelden doet geen pijn, en het schelden ging maar zelden over in actie, harde actie. Ik heb het al eerder aangegeven: De cabaretier heeft geen macht.

We blijven nog even in Ons Indië. Ik laat u wat fragmenten van Wim Kan zien, die allemaal te maken hebben met zijn tijd in Zuid Oost Azië tijdens de 2e wereldoorlog. Een tournee langs zaaltjes in De Oost, Ons Indië..die gepland stond voor 100 dagen, liep door de invasie van de Japanners uit tot een jarenlange detentie in Jappenkampen en zware arbeid aan de Birma-spoorlijn. Kan trad regelmatig op voor medegevangenen. Net als de Duitsers in Europa zagen ook de Japanners het voordeel van onschuldig amusement voor gevangenen. Bewakers moesten er natuurlijk op toezien en toehoren dat er geen politiek beladen onderwerpen werden aangesneden. Kan trad op 31 agustus, Koninginnedag 1943 op voor 1500 Nederlandse medegevangenen. Dat is een vol Carré. Het gerucht ging dat Italië zich had overgegeven en Wim Kan wilde daar een liedje over maken. De blijdschap over een mogelijk einde van de oorlog mocht niet al te duidelijk zijn. Het noemen van politiek bekende namen zou de Japanse censuur-soldaten kunnen alarmeren, dus daarom zong Kan over ‘de man met de snor’ en ‘de man uit de laars.’ Na de oorlog heeft Wim Kan in een Nederlands theater op schijnbaar lakonieke wijze herinneringen opgehaald aan dat optreden. Hij vertelde dat na afloop 1500 man spontaan in het Wilhelmus uitbarstten. Wat Kan niet vertelde is dat het optreden hem op 4 dagen eenzame opsluiting kwam te staan.
Het leek Wim Kan na de oorlog allemaal niet zoveel meer uit te maken wat er was gebeurd. Dat was schijn. De dagboeken van Kan die later gepubliceerd zijn, tonen een zwaar gefrustreerde, getormenteerde man die gek van woede werd toen in 1970 keizer Hirohito, als bevriend staatshoofd op bezoek kwam in Nederland. Kan probeerde de publieke opinie te mobiliseren om het bezoek tegen te houden. Tevergeefs. De Tweede Kamer laat het gewoon lopen en de keizer komt. Kan geeft een kopie van zijn Birma-dagboeken aan Japanse journalisten en gooit, zoals eerder gezegd, met zijn vrouw Corry Vonk, die er in Zuid Oost Azië ook bij was geweest, de Koninklijke Oost-Azië Verzetssterren in de Westeinder en besluit nimmer nog een onderscheiding te accepteren. Als de Nederlandse regering hem een jaar voor zijn dood wil benoemen tot Officier in de Orde van Oranje Nassau, weigert hij.

Een jaar na de komst van Hirohito schrijft de anders toch zo zachtaardige cabaretier zijn scherpste protestlied. Platenmaatschappij Phonogram, een dochter van Philips, denkt aan de economische belangen in Japan en weigert het uit te brengen. ‘Schijtlaarzen,’ lezen we in Kans later gepubliceerde dagboeken.
Ik laat u een klein stukje conférence zien over de Rotterdamse burgemeester Thomassen die Hirohito een Rotterdamse onderscheiding had gegeven, dan Wim Kans optreden bij de actualiteitenrubriek Achter het Nieuws van de VARA, en daarna het beklemmend mooie liedje Er leven haast geen mensen meer, of zoals het ook genoemd wordt Railroad-song.
Maar voordat we aan Hirohito beginnen eerst een opname van het liedje dat Wim Kan in 1943 in het Jappenkamp zong: Het Dictatorsbos.

4. Video: Wim Kan: Het dictatorsbos

5. Video: Wim Kan: Er leven haast geen mensen meer

Wim Kan en zijn herinneringen aan de oorlog.
Ja, in mei 1940 was het dan toch gebeurd. De rasverwantschap bleek natuurlijk toch niet voldoende om Nederland buiten de veroveringsoorlog van Hitler te kunnen houden. Daarvoor was de Noordzeekust té strategisch en het economisch belang van Rotterdam té groot. Wel moest die stad eerst gebombardeerd worden. Het was 13 mei 1940. Na de oorlog schrijft Martie Verdenius een van de mooiste en wrangste zinnen: De bakker brengt het brood van puin tot puin.
Het militaire verzet van Nederland was bescheiden. Maar tegen de militaire overmacht van de Duitsers was geen kruid gewassen.
Aanvankelijk werd het Nederlands-Arische broedervolk na de capitulatie met een fluwelen handschoen aangepakt. De meeste Nederlanders liepen in het gareel of meldden zich zelfs als ruggengraatloze ‘meikever’ aan bij de NSB. Anderen schaarden zich achter de toch wel erg inschikkelijke Nederlandse Unie van de latere minister president De Quay. Maar na het eerste verzet kwam de harde hand toch tevoorschijn.
De Nederlandse regering van De Geer was in de meidagen naar Engeland gevlucht. De premier moest al snel plaats maken voor de meer standvastige Gerbrandy. Maar, zoals Churchill zei, de enige echte vent in de regering in ballingschap was toch wel koningin Wilhelmina. Aanvankelijk was er veel kritiek op haar vlucht naar Londen geweest. Achteraf moet worden vastgesteld dat zij nuttiger werk heeft verricht dan haar Belgische ambtgenoot die min of meer als gijzelaar van de Duitsers thuis was gebleven. Wilhelmina stimuleerde het verzet in Nederland door haar praatjes via Radio Oranje. Via die weg klonk ook Cabaret De Watergeus, dat een beetje tegenwicht moest bieden tegen het NSB-cabaret van Jacques van Tol, die als Paulus de Ruiter in zijn wekelijkse cabaretprogramma voor de gelijkgeschakelde radio Hilversum regelmatig flink te keer tegen zijn collega’s van Radio Oranje.

In februari 1941 deden de Duitsers voor het eerst zichtbaar hun fluwelen handschoen uit. Na een incident in Amsterdam waarbij een NSB’er was omgekomen voerden de Duitsers de eerste razzia’s uit, waarbij joden werden opgepakt om niet meer thuis te komen.
Ook het populaire duo Johnny & Jones werd uiteindelijk opgepakt en naar Westerbork gebracht. Overdag werkten deze swing-zangers die muzikaal erg Amerikaans georiënteerd waren in de vliegtuigsloperij. Neergehaalde geallieerde toestellen moesten vaak buiten het kamp worden gedemonteerd. Tijdens een van die dienstreizen, in de zomer van 1944, namen zij in het inmiddels Judenreine Amsterdam zes liedjes op, waaronder Westerbork Serenade, over een liefde in het voorportaal van de hel.

6. CD Johnny & Jones: Westerbork Serenade

De fatale treinrit blijkt ook voor Johnny & Jones onafwendbaar. Een dag voor het vertrek van Anne Frank, worden zij op transport gezet.
Ook de bewoners van het Achterhuis hebben de oorlog niet overleefd, met uitzondering van vader Otto Frank. Toen hij na de oorlog weer terugkeerde naar het onderduikadres aan de Prinsengracht kreeg hij van Miep Gies, de vrouw die de onderduikers zo lang had geholpen, het dagboek van zijn dochter Anne in handen. De Duitsers hadden het niet meegenomen.
Het dagboek van Anne Frank kon na de oorlog gretig gebruikt worden om de Nederlandse hulpvaardigheid tijdens de bezetting tegenover de joden aan te tonen. Maar dat neemt niet weg dat de Nederlandse joodse bevolking grotendeels is afgevoerd en uitgeroeid.
In de jaren zestig schreef Peter Koelewijn een lieflijk liedje over Anne Frank. We moesten dat dappere meisje vooral niet vergeten. Hij componeerde er een opgewekt countrymelodietje bij. Nederland was te klein. De rabbijn van dienst deed zijn beklag voor de AVRO-radio, en het plaatje is daarna uit de handel genomen. In de jaren negentig deed het cabarettrio De Vliegende Panters in het programma Sex een housenummer over Anne…in the house, in the Achterhouse. Volle zalen, en niemand die daar meer aanstoot aan nam. Tolerantie of pure onverschilligheid? Wie zal het zeggen.
7. CD : Laura en Yvonne : Anne Frank
8. Video: De Vliegende Panters: In the House
De gelukkigen die uit de hel terugkeerden merkten vaak dat ze niet echt welkom meer waren. Teleurgestelde buren en vrienden die joodse spullen in bewaring hadden gekregen lieten zich vaak van hun hebberigste kant zien.
Na de Slag om Stalingrad in februari 1943 waar de Russen een flinke tik uitdeelden schoot de oorlog twee kanten op. De Duitsers gingen zich, alsof ze beseften dat ze in tijdnood kwamen, nóg meedogenlozer gedragen. De bevolking in de bezette landen kon echter heel voorzichtig aan het eind van de oorlog denken.
Tekstdichter Jacques van Tol voelde dit feilloos aan. In 1943 had hij zijn lidmaatschap van de NSB opgezegd, nam onderduikers in huis, en verspreidde zijn eigen verzetskrantje in een oplage van vijftig in Laren. Na Dolle Dinsdag in september 1944, toen de bevrijding nabij leek, kreeg hij gezelschap van vele andere Septemberridders, die zich plotsklaps tegen de Duitsers keerden. Voor de Snip en Snap-revue ‘Tok tok tok, alweer een ei’ uit 1943 schreef hij, nu onder de naam Bert van Eijck, Als op het Leidseplein de lichtjes weer eens branden gaan. Het nummer was geïnspireerd door het BBC-succes When the lights go on again all over the world. De toeschouwers hadden de tranen in de ogen. Dit was nostalgie én verzet.

9. CD Willy Walden: Als op het Leidseplein

En toen brak de vrede uit. De Duitsers werden onze politieke vrienden in de Europe Economische Gemeenschap, en later in de Europese Unie. Claus werd onze troetel-Duitser. Lief zijn voor de Duitsers, oef, het blijft toch moeilijk, zeker als ze ons in 1974 de belangrijkste voetbalbeker door de neus boren. Maar, het was ook wel weer schattig dat de Duitsers zich soms van hun allerbeste kant lieten zien. Twee Duitsers zijn na de oorlog hier blijven hangen en willen wel iets terug doen voor het Nederlandse volk.

10. Video: Jiskefet: Wiedergutmachungsschnitzel

Het boek De Bokken en de Schapen kan gelezen worden als een chronologisch overzicht, maar een aantal thema’s is door alle decennia heen duidelijk zichtbaar. Ik wil een aantal van die thema’s aan de orde stellen. Te beginnen met godsdienst.
Geld verdienen en moraliseren zit de Nederlander in het bloed. Dat het een wel eens op gespannen voet kan staan met het ander is absoluut geen probleem, want het calvinisme biedt uitkomst. Geld verliezen is zonde, geld over de balk smijten vindt de calvinistische God ook al niet goed, maar een bloeiend bedrijf opbouwen is voor God het bewijs dat de beminde sterveling zich voor Hem in het zweet werkt. En daarmee kan de plek in de hemel veilig worden gesteld.
God is bovendien zo aardig om een oogje dicht te knijpen als de handel dubieuze kanten heeft, zoals de opiumhandel van de 17e eeuwse Verenigde Oost-Indische Compagnie, de mensenhandel in blank en oh zo calvinistisch Zuid-Afrika, of de moderne wapenhandel.
Toch hebben Calvijn en zijn volgelingen er een gewoonte van gemaakt om met Taliban-achtige precisie de ongelovigen terecht te wijzen. Er mag een heleboel niet van Calvijn, vooral niet als het aangenaam is, en vooral niet op zondag. Het opgeheven vingertje behoort tot zijn standaarduitrusting.
Moraliseren zit de cabaretier in het bloed. En sinds de ongekende cabarethausse vanaf de jaren negentig, ook het geld verdienen. Veel traditionele cabaretiers/tekstdichters, die vinden dat cabaret meer moet bieden dan puur vermaak, hebben dan ook een calvinistische achtergrond, of zijn zelfs kinderen van de dominee, zoals Annie Schmidt, Seth Gaaikema en Freek de Jonge.
Toch hebben ook zij zich altijd de opdracht gesteld de hypocrisie binnen het eigen geloof aan de kaak te stellen. Religie is voor veel cabaretiers een dankbaar doelwit. Vooral na de 2e Wereldoorlog. Met de tirade van Freek de Jonge in zijn oudejaarsconférence Het Laatste Oordeel (2001) tegen de bekrompen islam als voorlopig hoogtepunt.
Godsdienst lijkt weer een gevoelig onderwerp geworden met het groeiend aantal moslims in de Nederlandse samenleving. Natuurlijk, toen Groen Links Tweede Kamerlid Rabbae aan de cabaretiers vroeg of ze na 11 september geen grappen over moslims wilden maken, werden er niet alleen extra veel grappen over moslims gemaakt, maar ook natuurlijk een hoop over Rabbae. Maar toch…
11. Freek de Jonge: Het Laatste Oordeel.
De politieke leuze na de tweede wereldoorlog luidde ‘Vernieuwing en herstel.’ Bevrijding moest niet alleen betekenen het verdwijnen van de Duitse bezetter. Ofschoon de maatschappelijke vrijheids- en vernieuwingsdrang aanvankelijk een tamelijk elitair/artistiek draagvlak had, werd na verloop van tijd de gehele samenleving ervan doordrongen. De kerken waren daar niet blij mee en hamerden op ‘herstel.’ De katholieke bisschoppen probeerden het in 1954 met hun oude recept: met hel en verdoemenis dreigen. Met een krampachtig Mandement probeerden zij katholieke arbeiders uit de klauwen te houden van de VARA en de rode vakbond NVV. Tot op zekere hoogte zijn ze daarin geslaagd. De PVDA, die zich als doorbraakpartij had geprofileerd, bleek niet meer dan een voortzetting van de vooroorlogse SDAP. De katholieke arbeider bleef lange tijd netjes hangen bij de KVP, en de protestante arbeider bij de ARP.
Uiteindelijk kon de verzuiling, waarbij de geloofsgenoten keurig bij elkaar bleven op school, in het ziekenhuis, en bij de sportvereniging, niet op tegen de naoorlogse urbanisatie. In de stedelijke bioscoop keek men niet of men wel naast een verwante kerkganger zat, en het brood werd niet meer bij de protestante of katholieke bakker gekocht, maar bij de religie-neutrale supermarkt. Het sociale vangnet van de overheid, waar premier Drees een begin mee had gemaakt, maakte kerkelijke interventie ook minder noodzakelijk.
De cabaretier maakte zich kwaad omdat de kerk niet met de vernieuwing meeging, en wendde zich zelfs van de herder af, zoals Jules de Corte en Fons Jansen. De laatste zag zichzelf als de hofnar des geloofs. Over zijn tamelijk onschuldige programma De Lachende Kerk zei hij in 1962: ‘De oude kerk is dicht, onbewoonbaar verklaard. De nieuwe is nog niet open. Die naar religie hongeren staan ervoor te wachten, ik loop er maar wat langs met een liedje..’

Heel wat pittiger ging het er toe in Cabaret Lurerei. In 1958 was Lurelei opgericht door Eric Herfst en Ben Rowold. Populair bij de jongere generatie die zich afzette tegen het te brave ABC-cabaret van Wim Kan en het te deftige Cabaret Wim Sonneveld. Lurelei, met de magnifieke teksten van Guus Vleugel, is recalcitrant, kritisch en wars van burgerlijkheid. Burgerlijk…het grootste scheldwoord in de jaren zestig, en natuurlijk ‘vuile fascist.’ Het lied God is niet dood uit het programmama Relderelderel lokte vragen uit in de 2e Kamer.
12. CD God is Niet dood..

Dankzij de EO, die in april 1970 met haar uitzendingen begon, kon het cabaret weer even vooruit. De NCRV deed te weinig aan God. Daar waren ze een beetje meegegaan met de tijd en dat zinde de traditionele gristenen niet. Het bleek een gat in de markt. Een revival van de verzuiling? Een terugkeer naar de jaren vijftig? In de praktijk viel het allemaal wel mee, want uit een onderzoek bleek dat zelfs EO-leden niet zo veel naar de programma’s van hun eigen omroep keken. Robert Long wist te melden dat zelfs God absoluut geen lid van de EO wilde zijn. Nadat de EO door de cabaretiers was ‘kaltgestellt’ was er lange tijd weinig cabaret-eer meer te behalen aan de religieuze sector. Totdat Osama Bin Laden, nou ja u weet wel..

Dat was de godsdienst. Natuurlijk mag de monarchie in dit overzicht niet worden vergeten.Maxima vond haar aanstaande echtgenoot Alexander een beetje dom. Het Nederlandse volk keek naar de perfect geregisseerde eerste openbare ontmoeting met Maxima, en dacht: Na Emma, Wilhelmina, Juliana en Beatrix krijgen we gewoon weer een koningin die thuis de baas is.
Het was ook inderdaad niet zo intelligent voor een prins die geschiedenis heeft gestudeerd en die geacht wordt de krant te lezen, om relativerende uitspraken te doen over het onderdrukkende regime van generaal Videla in Argentinië in de jaren zeventig. Maxima bleek een beter historisch besef te hebben, of had in ieder geval haar p.r. beter geregeld. Zij nam afstand van het ondemocratische verleden van haar land, waar ook haar vader een niet geringe rol in had gespeeld. Met een smakelijk accent en een ontwapenende glimlach ondermijnde zij het rotsvaste geloof van menig republikein. Vader werd door premier Kok van de bruiloft geweerd, maar de dochter had vrijwel alle harten gestolen. Wim Kan had al eens opgemerkt dat de Nederlanders zich graag rond de troon scharen. Is het niet uit sympathie dan is het wel in de wetenschap dat je hem altijd nog kan opstoken als het koud wordt. En dat lijkt ook nu weer op te gaan. In de charme-tournee die haar in alle provincies bracht, ruimde Maxima de laatste restjes weerstand op. Andrée van Es, voormalig PSP-coryfee, die de Ridderzaal op Prinsjesdag traditioneel had gemeden, nam glimmend de opdracht aan om onze toekomstige koningin te begeleiden in haar inburgeringsproces.
Het cabaret heeft met het jonge paar weer stof genoeg, zoals het Huis Oranje cabaretiers al jaren heeft geïnspireerd. Soms om een nieuw prinsesje te verwelkomen, zoals Lou Bandy deed, soms als klaagmuur in barre tijden, zoals Pisuisse in 1909 deed met zijn Brief van een ongehuwde moeder aan Koningin Wilhelmina, en later Harrie Jekkers met zijn Brief van een Haagse bijstandsmoeder aan Beatrix, soms om de rituelen aan het hof op de hak te nemen, en soms om mededogen te tonen met een prins, zoals Ivo de Wijs deed tegenover Prins Claus. Eerder was dat ook gebeurd met koningin Juliana in haar gouden gevangenis. Dat nummer, Arme Ouwe, werd niet door iedereen goed begrepen. Het lied, gezongen door Gerard Cox, mocht in de jaren zestig niet op plaat verschenen. Het koninklijk huis gold in die tijd, samen met seks en religie, nog tot de grote taboes.
Guus Vleugel was de tekstdichter die de Provo-mentaliteit het theater binnenhaalde. Zonder dweperij overigens, want de cynische Vleugel zag ook in Provo wel weer wortels van nieuw kwaad. De Provo-beweging, met voormannen als Roel van Duijn, Luud Schimmelpenninck en Robert-Jasper Grootveld, ondermijnde in de jaren zestig met allerlei ‘ludieke’ acties het gezag van het ‘regentendom.’ Men was sterk anti-monarchistisch. Prinses Beatrix en Prins Claus werden op hun huwelijksdag in maart 1966 in Amsterdam op rookbommen onthaald. Ook haar moeder moest het regelmatig ontgelden in het gestencilde cartoonblaadje God, Nederland & Oranje. Een tekening van Bernhard Holtrop met Koningin Juliana als Oranje-hoer met een jaarinkomen van fl 5.200.000,- leverde natuurlijk weer een rechtszaak op.
Minstens evenveel opschudding veroorzaakte het reeds genoemde lied Arme Ouwe, uit het roemruchte programma Relderelderel van Lurelei. De groepsleden werden naar het politiebureau gebracht voor verhoor en natuurlijk bemoeide ook de 2e Kamer zich er mee. In Arme Ouwe schommelt een Provo tussen zijn republikeinse voorkeur en mededogen met koningin Juliana, die als een ‘vriendelijke koe langs stoomgemalen moet sjouwen.’ Zij deed hem denken aan zijn eigen moeder.
13. CD Lied Lurelei: Arme Ouwe

Begin 1980 kondigt koningin Juliana haar aftreden aan. Op koninginnedag, op 30 april, nam haar dochter Beatrix de troon over. Alweer een vrouw. De plechtigheid moest plaatsvinden in Amsterdam. Het huwelijk van Beatrix en Claus in Amsterdam was al een tamelijk rokerige toestand geweest, en Amsterdam was in 1980 misschien nog wel lastiger dan in 1966. In de stad was de kraakbeweging zeer actief, en met name het politieke deel, dat zich autonoom noemde. Toen minister Wiegel van binnenlandse zaken een week voor 30 april zei dat de kroningsdag beslist een feestdag moest worden zette de kraakbeweging het sein op rood, want ‘geen woning, geen kroning.’ Pakkende slogans bedenken kunnen ze wel die krakers. De binnenstad werd ingericht als arena, krakers riepen hun hulptroepen op onder de leuze: ‘valhelm hoofdzaak.’ De politie liet uit het hele land pelotons Mobiele Eenheid aanrukken. De 30ste april verloopt als een veldslag, ternauwernood gewonnen door de politie.
Maar dan hebben we toch weer een vrouw op de troon. En wat voor een. Beatrix zal de touwtjes in de stijl van haar grootmoeder Wilhelmina zo stevig mogelijk aantrekken. Zij is niet de vrouw van louter lintjes doorknippen. Zij manipuleert minister Van Mierlo bij ambassadeursbenoemingen, en als de democratische wereld over Oostenrijk valt als daar de rechts radicale Jörg Haider de verkiezingen heeft gewonnen, gaat de koningin doodleuk in het besmette land skiën.

We komen tot slot weer terug bij de oorlog, het meest fascinerende spel dat de mens heeft uitgevonden. Er wordt wel eens meesmuilend gesproken over de kwaliteit van de nieuwe lichting soldaten als er een taak in het buitenland te verrichten is. Volgens de criticaster trekken zij graag een grote broek aan, maar die is al vol voordat ze weggaan.
Nee, in Bosnië zijn geen heldendaden verricht, de dode moslims zijn de stille getuigen. Maar we deden toch dapper mee. En als die Fransen ons nou eens wat beter hadden geholpen tegen die schurk Mladic…
Ach, je bent klein en je wilt wat. Een oorlogsnatie zal Nederland nooit worden. Gelukkig maar. Dat betekent wel dat we regelmatig anderen de kastanjes voor ons uit het vuur laten halen. Maar dat weerhoudt de Nederlander er niet van om het buitenland, ook onze ‘vrienden’ kritisch te bekijken.
Aan de eerste wereldoorlog bewaart Nederland gemengde herinneringen. Europa valt als beschaafd continent door de mand. Soldaten die uit Franse en Engelse koloniën naar het Europese front zijn gesleept vallen de schellen van de ogen. Door handig te laveren was Nederland de oorlogsdans ontsprongen. Men keek even de andere kant uit toen de Duitsers via Limburg België binnenvielen. Het werd een bloedbad in België en Frankrijk. Geen frischer fröhlicher Krieg, zoals de Duitsers hadden gehoopt, maar vier jaar ellende in de loopgraven. Nederland drijft ongegeneerd handel met beide partijen.
Liedjes waarin namen voorkomen van bestaande personen zijn maar beperkt houdbaar. Dé uitzondering op die regel is Het Wijnglas, een nummer van Dirk Witte over de eerste wereldoorlog. De namen van de Engelse Minister President Lloyd George en de Duitse keizer Wilhelm II lijken tijdgebonden, maar de Grote Oorlog kan altijd en overal zijn, en de arrogantie van de leiders met hun wijnglas in de hand is helaas ook van alle tijden.
Tussen de twee oorlogen was het lastig manoeuvreren voor Nederland. Duitsland was/is een belangrijke handelspartner, en als we Hitler nou maar als een bevriend staatshoofd zouden behandelen, zou hij zijn arische buurman wellicht met rust laten. Het werd een genante vertoning in de jaren dertig.
Na de tweede wereldoorlog was het duidelijker wie the good guy was. De bad guy woonde in ieder geval in Moskou. Alhoewel, zo helder was het nou ook weer niet. Wim Kan bezong het grote dilemma van de jaren vijftig in het lied Wie moet ik groeten? Franco was een lastig geval, als voormalig bondgenoot van Hitler. In de Koude Oorlog konden we natuurlijk zo’n felle anti-communist aan de zuidgrens van Europa goed gebruiken. En dan Israël..de Europese landen voelden dat ze behoorlijk bij het joodse volk in het krijt stonden, maar was het dan wel weer juist om gebied van de Palestijnen af te pakken? En de Joegoslavische leider Tito? Wel kritisch tegenover de SU, maar toch een communist…Kan heeft het er maar moeilijk mee.
In de jaren zestig viel Amerika, de grote held van zijn voetstuk. In het Zuiden van de VS werden de zwarten nog steeds als tweederangs burger behandeld. Gerard Cox zong erover in La belle Americaine, en in Vietnam werd met grof geweld geprobeerd om het linkse bewind van Ho Chi Minh onderuit te halen. De angst voor het communistische domino-effect zat er goed in, nu Mao in China de dienst uitmaakte. Voor de oudere generatie waren de Amerikanen de bevrijders van 1945, en daar kon geen fout woord over worden gezegd. De nieuwe generatie kreeg geen waas van sentimentaliteit voor de ogen. Dat anti-Amerikaanse geluid was goed te horen in ‘Welterusten, meneer de president’ door Boudewijn de Groot, onze eigen Bob Dylan. Het bevriende staatshoofd Johnson mocht niet voor moordenaar worden uitgescholden op straat. Daarom werd ‘Johnson molenaar’ gescandeerd.
Vanaf de jaren tachtig wordt er minder gepreekt vanaf de cabaretkansel. De periode van ‘en nu de moraal van dit lied’ is dan (voorlopig) voorbij. Dat wil allerminst zeggen dat het cabaret daarna is vervallen in vrijblijvende ledigheid. Veel cabaretiers zoals De Vliegende Panters en Hans Teeuwen blijven dichter bij zichzelf, maar die microkosmos blijkt in veel gevallen representatief voor het grote geheel.

De jaren zestig waren qua oorlogvoering nog redelijk overzichtelijk. In het Midden Oosten was het constant prijs schieten, en we hadden Vietnam. Daarna is de klad erin gekomen. Niet dat er nou opeens zoveel meer werd gevochten, maar we kregen het allemaal te zien en te horen. De oorlogscorrespondent kon in feite elke dag naar een nieuw slagveld vliegen om een verhaal te halen en deed dat dan ook. Van Tsjetsjenië via Afghanistan naar Kashmir, een beetje uitwaaieren naar diverse Afrikaanse fronten en dan voor het toetje naar Belfast. En de oppervlakkige nieuwsvolger moest het allemaal maar uit elkaar zien te houden. Jeroen van Merwijk heeft een oplossing bedacht: één oorlog tegelijk.

14. Video. Jeroen van Merwijk: Eén oorlog tegelijk

Cabaretiers slaan meestal flink om zich heen als het gaat om de schuldigen op aarde. De Zuid-Afrikaanse racisten, de Zuid-Amerikaanse fascisten, de Noord-Amerikaanse militaristen, de Russische communisten, en de Euro-kapitalisten. In het lied De bokken en de schapen maakt tekstdichter Jan Boerstoel de balans op. Wie deugt er, wie deugt er niet. Ach niemand deugt, zoveel is inmiddels wel duidelijk. Jan Boerstoel wijst niet alleen naar de anderen, maar twijfelt ook aan zichzelf. Daarom vind ik De Bokken en De Schapen het mooiste kleinkunstlied dat ik ken. Daarom heeft het alternatieve geschiedenisboek die titel gekregen, en daarom ga ik deze lezing met dat lied besluiten. En ook al weet ik dat er veel betere zangers zijn en veel betere gitaristen, toch ga ik het zelf zingen.

15. Patrick: De Bokken en De Schapen

Er had in deze lezing nog zoveel aan bod kunnen komen. De infrastructuur van Nederland, de woningnood, de zwarte bladzijde van in Nederlands Indië, de allochtonenkwestie. Ik zou zeggen…wat let u? Koop gewoon het boek!!

Hartelijk dank