Onkruid op de Floriade


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

Vorig jaar hield het cabaretduo Bolder & Plante het na zeven jaar en drie programma’s voor gezien. Persoonlijk vond ik dat zeven jaar en drie programma’s te laat. Nou ja, ook onkruid heeft het recht om ergens in een achterafweilandje te groeien. Onzichtbaar voor mens en koe. Maar het gaat te ver om het onkruid een ereplekje op de Floriade te geven.
Bolder & Plante was een overschat duo, dat zichzelf overschreeuwde en zichzelf overcaprioolde. Toch beleefde een van die drie programma’s zijn première in De Kleine Komedie. Onkruid op de Floriade dus. Jezus, wat was ik pissig op die twee meiden en de man die ze naar het leukste theater van Nederland had gehaald voor een feestelijke première.
Maar ja, heel veel maakt een fel stukje in de Volkskrant niet uit, want er staat ‘Cabaret’ op de pui van het theater, dus zitten De Purmaryn, De Bussel, De Tobbe en De Kleine Komedie vol. Het afgelopen decennium is het cabaretpubliek steeds minder kritisch geworden. Misschien zijn gedreven recensenten wel een deel van het probleem, en dat mag ik me dan dus aantrekken. Enthousiasme voor het betere cabaret wordt helaas nogal eens verward met kritiekloos elke vorm van cabaret omhij handig gebruik maakte van de rijmmogelijkeden van haar achternaam: vitaal, loyaal, muzikaal, theatraal etc. Jan Boerstoel, wiens teksten bijna uit zijn handen werarmen.
Ik heb ongelooflijk veel prachtige avonden in De Kleine Komedie mogen meemaken. Het liefst op rij 13 achter de techniek-tafel, want dan kun je je benen zo lekker strekken. De vriendelijke mensen achter de kassa kennen mijn rij-wens. Languit van cabaret genieten, je kunt je nauwelijks iets mooier voorstellen. Ik krijg de kaartjes gratis en word ook nog betaald als ik mijn mening op papier zet. Wat een leven.
Joost is de belangrijkste verantwoordelijke voor al die prachtige avonden. Waarvoor dank. Soms was het minder, en heel soms ook wel eens absoluut waardeloos (zie boven). Maar dat is nooit aan het gezicht van Joost te zien. Vooraf schudt hij je de hand en na afloop neemt hij zijn artiesten in bescherming. Ook als het prut is, hoor je van Joost geen overtogen woord. Als een liefhebbende vader die op het politiebureau de diefstal van zijn 14-jarige zoon relativeert of misschien zelfs wel verdedigt. (‘Een dappere daad tegen het grootkapitaal!’)
Na een zuur stukje in de krant was het altijd lastig om de week daarop weer naar De Kleine Komedie te gaan. Want, na de gebruikelijke handdruk, maakte Joost nog een paar vriendelijk-strenge opmerkingen. Soms schreef hij zelfs een brief naar de redactie als het hem te gortig werd. Niet dat hij altijd zelf had genoten, maar hij zocht altijd het positieve en de verzachtende omstandigheden. Hij heeft ervoor gezorgd dat ik drie of vijf keer nadacht voordat ik iemand de grond inboorde. Eerst kijken of er geen Joostige relativering of verdediging kon worden aangevoerd.
Tot het zogenaamd absurdistische Vlaamse duo Gino Sancti in het seizoen 2005-2006 het podium kwam bevuilen met een prul van een programma. Ik liep na afloop bijna stampvoetend de zaal uit. Ik botste tegen Joost op, die de zaal blijkbaar nog sneller dan ik had verlaten. Ik keek hem aan en verwachtte een relativerende of verdedigende blik. Maar nee, pure kwaadheid. De eerste, de allereerste en de enige keer. Door die blik heeft het schrijven van de recensie mij ongeveer tien minuten gekost. Joost, nog vriendelijk dank dat ik mijn ‘Wiedergutmachungs’-loon zo snel heb kunnen verdienen die avond.