Het oude rode gevoel leek even te herleven in het Theater Instituut Nederland bij de presentatie van de cd-box ’t Oproer kraait. Voormalig CPN-cabaretier Rob van de Meeberg zong De Internationale, zijn oude kompaan Frits Lambrechts mompelde glunderend de tekst moeiteloos mee, Robert Long stak ironisch grijnzend zijn linker vuist in de lucht, en Henk van Gelder sprak zijn gehoor aan met kameraden. Jaap van de Merwe (1924-1989), de vuurrode cabaretier en cabarethistoricus zou ervan genoten hebben.
Karl Marx en Friedrich Engels zijn niet vermaard om hun gevoel voor humor. Slechts lezers met een goed ontwikkeld doorzettingsvermogen zijn in staat de taaie literatuur van het tweetal door te worstelen. In de klassenstrijd raken de lachspieren niet overbelast. Cabaret dat gebaseerd is op de socialistische theorie lijkt dan ook een wangedrocht. Cabaretiers die de barricaden beklimmen om de belangen van het proletariaat te verdedigen, preken doorgaans in hele kleine zaaltjes voor hele kleine parochies. Maar dat maakte de missie van Jaap van de Merwe niet minder waardevol.
Van de Merwe, een kruising tussen Jezus Christus, Don Quichot en Domela Nieuwenhuis, heeft zijn hele leven gevochten. Tegen de burgerlijke politici en tegen zijn slappe was-collega’s die vrijblijvende grapjes maakten. Hij beschouwde fel rode, retorisch begaafde politici als Marcus Bakker (CPN) en Jan Schaeffer (PvdA) meer als zijn collega dan Paul van Vliet of Wim Sonneveld. En hij vocht tegen de angsthazen in Hilversum, die veel te weinig ruimte reserveerden voor het oprechte rode geluid. Toch heeft Van de Merwe in Hilversum zijn finest hour beleefd met de serie ’t Oproer kraait, zeven radioseizoenen (1968-1975) met ‘rebelse liedjes van altijd en overal.’
Het begon toen Van de Merwe eind jaren zestig met de pest in zijn lijf van een PvdA-Congres kwam, omdat de bijeenkomst ‘als een vochtige vuurpijl, zonder een lekker dreunend nummertje samenzang uit elkaar ging.’ Nadat hij in het partijblad daarover een fel stuk had geschreven stroomden de rode liederen bij hem binnen, en kreeg hij bij de Vara de gelegenheid om zijn collectie aan het volk te laten horen. Net zoals zoveel omroepschatten, dreigde ook dit deel van de rode geschiedenis te verstoffen, maar nu is een box met vier cd’s uitgebracht met 119 van de meest interessante nummers uit dat levenswerk van Van de Merwe. Dit prachtige document, met een uitvoerige toelichting van Henk van Gelder is een mooi samenwerkingsproject van het Theater Instituut Nederland, de Vara en het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid.
We horen door Van de Merwe vertaalde/bewerkte revolutionaire liedjes uit Latijns Amerika en Vietnam, protestliederen tegen de Apartheid in Zuid Afrika en het racisme in de Verenigde Staten, en rode liederen over het onrecht in Nederland door de eeuwen heen. Waar Van de Merwe de bijbehorende muziek niet meer in de archieven kon vinden, componeerde hij zelf nieuwe melodieën. Hij schaamde zich niet om van dik hout planken te zagen, maar heel vaak is het Oproer-repertoire indrukwekkend subtiel en muzikaal fraai verzorgd met het Trio Louis van Dijk of het Combo Henk Westrus. Artiesten zagen een optreden in ’t Oproer kraait niet als een lekkere snelle schnabbel, maar als een eervolle klus. De groten deden daarom allemaal mee, zoals Jules de Corte, Jenny Arean, Gerard Cox, Marius Monkau, Frits Lambrechts, Robert Long, Conny Stuart en Rob van de Meeberg.
De Internationale, het marxistische volkslied dat Rob van de Meeberg bij de presentatie van de cd-box zong, komt uit een aflevering uit 1971, gewijd aan de herdenking van de Parijse Commune van 1871. Van de Merwe heeft een nieuwe vertaling gemaakt. In plaats van ‘Ontwaakt, verworpenen der aarde!’ (tekst: Henriëtte Roland Holst) komt Van de Merwe met ‘Hé joh! Ze houen je d’r onder!’ Niet alleen het communistische dagblad De Waarheid springt op tilt en spreekt van ‘politiek onverstand en literaire smakeloosheid’, maar ook Simon Carmiggelt roept in Het Parool ‘onze lokale bottelaar van de wonderolie der revolutie’ tot de orde. Vooral de slotzin ‘En de Internationale, brengt alle mensen geluk’ schiet Kronkel in het verkeelde keelgat. Het zijn volgens Kronkel alleen maar dictaturen die menen zo’n belofte waar te kunnen maken. Van de Merwe weet wel beter: ‘Dit is geen belofte, maar een voorspelling.’
Met de Partij van de Arbeid heeft Van de Merwe een permanente haat-liefde verhouding. Hij stapt uit de partij als hij zich weer eens ergert aan het beleid en komt weer terug als hij geen alternatief kan bedenken. Maar van de afvallige nepsocialisten van DS’70, die het liberalisme omhelzen, moet hij helemáál niets hebben. Hij valt voor de Vara-microfoon de oude Drees aan, die zijn DS’70 zoon steunt. Van de Merwe verwijt de bejaarde politicus dat hij wel een mooie betrekking aan de Beweging heeft overgehouden, maar niet de moeite heeft genomen zijn kinderen in de geest van het socialisme op te voeden. Dit wordt door de rode Radio Amateurs als heiligschennis beschouwd, en nadat Van de Merwe dit thema nóg een aantal keren cynisch heeft uitgewerkt, moet hij stoppen met zijn kritische column voor het radioprogramma Z.I. en ’t Oproer kraait.
’t Oproer kraait. Rebelse liedjes van altijd en overal.
Uitgave van Theater Instituut Nederland
Samenstelling: Maarten Eilander, Henk van Gelder en Piet Tullenaar.
Tekst: Henk van Gelder, € 29,95