Rehabilitatie van het Duitse lied


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

Het ligt niet voor de hand om leraar Duits te worden, fan te zijn van een Duitse voetbalclub (ook al lopen daar geweldige Nederlandse voetballers rond) of van Duitse muziek te houden. Een pro-Duitse keuze lijkt altijd verdedigd te moeten worden alsof men de samenleving een oneerbaar voorstel doet.
Volgens Vic van de Reijt is deze Germanofobe houding geen algemeen Nederlands verschijnsel, maar doet het zich vooral voor in het Westelijk deel van ons land. Van de Reijt ontvouwde zijn Oost-West theorie vorige week in het Amsterdamse Desmet bij de presentatie van de cd-box Van Du tot Da Da Da met (naar de smaak van Van de Reijt), ‘de 60 mooiste Duitse liedjes.’
Nederland wordt niet in Noord-Zuid helften gehakt door de grote rivieren, een verschillende kijk op het christendom of de manier waarop men de g uitspreekt, maar kent een Oost-West scheiding door de verschillende benadering van Duitsland en de Duitse cultuur. Aan de Oostkant luisterde men in de naoorlogse bewustwordingsjaren naar de half-Duitse zender Radio Luxemburg (terwijl in het Westen Radio Veronica aanstond, die de Angelsaksische muziek heilig verklaarde) en staat al meer dan veertig jaar de Duitse televisie aan. Het mag dan ook een wonder heten dat al enkele decennia Reinhard Mey’s Gute Nacht, Freunde als herkenningstune van het radioprogramma Met het oog op morgen wordt geduld. Want als ergens het Duits in de ban is gedaan, dan is het wel in Hilversum.
Van de Reijt meent een kentering te kunnen waarnemen in de appreciatie van het Duitse lied. Dat is natuurlijk onzin, want het succes van de Heimatkapelle die Darmstädter Hübsch uit Alkmaar en de uitverkochte Duitse Nacht van de 45 Toeren een paar jaar geleden in het Amsterdamse Paradiso moeten toch meer in de categorie camp-incidenten worden geplaatst.
In 1881 schreef een recensent naar aanleiding van een lied uit Der lustige Krieg van Johann Strauss: ‘Das schlug granatenhaft ein.’ Daarmee was het woord Schlager geboren, in de betekenis van een succesvol lied. Inmiddels geldt het als een scheldwoord. Het is een mooie actie van Van de Reijt dat hij een deel van het Duitse populaire repertoire op een aantrekkelijke manier toegankelijk heeft gemaakt, maar er is heel wat meer voor nodig om het woord Schlager van zijn negatieve klank te ontdoen.
In tegenstelling tot Oostenrijk waar men het bruine oorlogsverleden zonder al te veel zelfkritiek bekijkt, zijn de Duitsers heel wat zorgvuldiger omgegaan met de historische gevoeligheden. Duitse politici en historici hebben zich sterk gemaakt voor een reinigend zelfonderzoek, en de Duitse muziekindustrie is voorzichtig met nationalistische uitingen. Na de oorlog moet een nieuwe, schone-handen-muziekindustrie worden opgebouwd. Dat gebeurt onder meer door een stoet van artiesten van buitenlandse komaf, zoals de Zwitser Vico Torriani, de Spaans-Italiaanse Caterina Valente, het Deense jongensduo Jan & Kjeld, de Nederlander Herman van Keeken, de Française Mireille Mathieu en de Griekse Vicky Leandros. Zelfs een Duits icoon als Freddy – Junge, komm bald wieder – Quinn, heeft een Oostenrijkse moeder en Italiaans-Ierse vader. Zolang deze onverdachte buitenlanders maar Duits zingen, het integratie- en acceptatiebewijs bij uitstek, is er niets aan de hand. Helemaal mooi wordt het natuurlijk als Amerikaanse helden zich ook nog overgeven aan de Duitse taal, zoals Elvis Presley en Johnny Cash. Helaas bleek het niet mogelijk om de licenties te verwerven van Duitse opnames van The Beatles en Elvis Presley voor deze cd-box. Ook Nana Mouskouri, Udo Jürgens en Kraftwerk vinden we om dezelfde praktische redenen niet terug. Of dat erg is, is weer een tweede. Voordat je er erg in hebt zit je naar die wezenloze Autobahn te luisteren. Maar op een van de drie cd’s horen we wel Johnny Cash met Wer kennt den Weg, een vertaling van I walk the line.
Van de Reijt onderscheidt drie perioden in de Duitse muziekgeschiedenis, die soms wat rommelig in elkaar steken. Zo wordt in Die alte Welle de vooroorlogse kwaliteit met Marlene Dietrich, Zarah Leander en Comedian Harmonists in één golf ondergebracht met naoorlogse luchtigheid van Conny Froboess en Jan & Kjeld. In het vlot geschreven artikel in het cd-boekje worden wij lekker gemaakt met het satirische jaren ’20 inflatielied Wir versaufen unsrer Oma ihr klein Häuschen, maar die vinden we helaas niet in de box terug.
Ook in Die Mitte Welle (jaren zestig/zeventig) is het moeilijk om een echte eenheid te ontdekken. Het meer dan gruwelijke Ganz in weiss van de meer dan gruwelijke Roy Black, en de slijmerigheid van Christian Anders (Geh’ nicht vorbei) en Roland W (Monja) die wel heel krachtig door de kwaliteits-ondergrens schieten, staan naast prachtige chansons van Stephan Sulke en Reinhard Mey.
In Die Neue Welle horen we het bewijs dat punk en new wave de treurige Schlager-cultuur wél opzij hebben gezet, iets wat de rock ’n roll niet is gelukt. Van de Reijt ziet in de oprichting van Die Grünen in 1980 de politieke vertaling van wat er op muziekgebied gebeurt met Nina Hagen, Falco, Spider Murphy Gang en Nena. Dan kunnen de Duitsers het van iedereen winnen.

Van Du tot Da da da. De 60 mooiste Duitse liedjes, samengesteld door Vic van de Reijt. Universal