Als een artiest de theaters met de pluche stoelen verkiest boven de standing room only popzalen, wil dat eigenlijk zeggen: ‘Wilt u alsjeblieft netjes op uw stoel blijven zitten, en aandachtig luisteren naar de fraaie melodieën en poëtische teksten die ik bij elkaar heb gezocht.’
Edsilia Rombley begint haar derde theaterprogramma met haar levensmotto Laat mij maar zingen, een tekst van haar schoonvader Huub Oosterhuis. Maar ook in de gesprekjes met de zaal komt ze natuurlijk over. Rombley is net dertig geworden en geeft toe dat ze zich op dit moment even niet zo druk maakt over oorlog en kredietcrisis. De Engels- en Nederlandstalige liedjes gaan over dertiger-problemen: Wil ik wel mijn hele leven bij hem blijven? Hoe bestrijd ik ongewenste haargroei?
Er zitten momenten in de show die de keuze voor een beschaafd theater rechtvaardigen. Bijvoorbeeld als zij vertelt over haar vriendin die nog wel de premièredatum van Rombley in De Kleine Komedie in haar agenda had staan, maar daarvoor is overleden. Ook het ontroerende verhaal over de scheiding van haar ouders is zo’n zit-moment. Het zelfgeschreven Nederlandstalige lied dat deze ontboezeming afrondt zit muzikaal geheid in elkaar, maar helaas is de tekst een verzameling clichés, zoals meestal bij haar Nederlandstalige teksten. Wat zou het mooi zijn als Rombley generatiegenoten die een mooie Nederlandse tekst kunnen afleveren, zoals Jurrian van Dongen of Kasper van Kooten, aan het werk zou zetten. Dat zou een verbluffende combinatie opleveren met haar muzikale power.
De verstilde momenten zijn schaars. Het grootste deel van de avond doet Edsilia Rombley waar zij heel erg goed in is: sfeer maken met haar machtige Motown-stem, up beat soul en funk, en soepel heupenwerk. En dan staan die comfortabele stoelen behoorlijk in de weg.
***
Laat mij maar zingen door Edsilia Rombley en band, De Kleine Komedie Amsterdam 26 januari. Tournee tot half mei.