Op zijn geboorte-eiland Goeree-Overflakkee moet zijn familie niet veel meer van hem hebben. Ze vinden Richard Groenendijk een ’theatrale verrader’, die zijn familie op het podium misbruikt. Toch gaat Groenendijk ook in zijn zesde programma vrolijk verder met het opvoeren van zijn bloedverwanten. Daarmee treedt hij in de voetsporen van Toon Hermans. Maar waar Hermans vooral scoorde met het eindeloos uitspinnen van de eigenaardigheden van zijn ooms en tantes, raust Groenendijk door zijn familie alsof de duivel hem op zijn hielen zit. In vrijwel elke zin zit een grap, maar het is zo’n ongecontroleerd geratel, dat het geen indruk maakt en niemand tot leven komt.
Groenendijk begint met zijn rug naar de zaal, want hij is bang dat hij zich te veel gaat hechten aan het publiek. Als hij zich na enkele minuten toch omdraait, weet hij niet hoe gauw hij vriendjes met het publiek moet worden in pseudo-persoonlijke tweespraakjes. Dan hangt de cabaretier tussen gezellig en ongemakkelijk klef.
Er komt enige rust en verdieping in het programma als hij vertelt over een gore streek die een joodse vrouw tijdens de oorlog wordt geleverd door een jaloers kreng in zijn geboortedorp. Maar dat verhaal heeft veel te lijden van het gebabbel eromheen. Alleen als Groenendijk het over de twee jaar geleden overleden actrice Frédérique Huydts heeft, met wie hij meedeed aan Wie is de mol?, is het programma perfect in balans. Haar naam wordt niet genoemd, zodat hij het onrecht van jong sterven universeel houdt. Dan schudt hij zijn behaagzieke kant helemaal van zich af en weet hij een zwaar onderwerp ook voor een zaal die puur voor de lach lijkt te zijn gekomen op de juiste temperatuur en smaak te serveren.
***
Na de wedstrijd door Richard Groenendijk, regie: Dennis van Galen, Oude Luxor Theater Rotterdam 8 februari. Tournee.