TANGO EN DE WEIMAR-LIEDEREN KOMEN UIT DEZELFDE BRON


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: De Krant van Carré‚ nr 1 December 2011

Een week nadat Ute Lemper (Münster, Duitsland, 1963) is bevallen van haar vierde kind, staat ze alweer klaar voor een interview.
Duitse arbeidsethiek?
Dat heeft er niets mee te maken, want Lemper voelt zich al lang geen Duitse meer. Ze woont inmiddels veertien jaar in New York, en in tegenstelling tot Sting die zingt dat hij een legal alien is, die zich altijd een Englishman in New York zal voelen, beschouwt Lemper zichzelf als een op en top, totaal ingeburgerde New Yorker: ‘There’s no way back.’
Nee, ze pikt de draad van haar artiestenleven zo snel op omdat het een Nederlandse journalist betreft, en die verschijnen doorgaans niet in pak met stropdas. Zij hoeft zich dus ook niet op te tutten en de pas geworpen baby krijgt ondertussen wat te drinken.
‘Ik ben verliefd op deze open, liberale, multiculturele en kindvriendelijke stad. Overal komt de kunst je tegemoet en iedereen heeft zijn eigen immigrantenverhaal. Heel inspirerend.’
Lemper kan zich een leven in een andere stad dan New York nauwelijks meer voorstellen. Zij heeft een hoop vergelijkingsmateriaal, want na haar dans- en zangopleiding in Keulen en Wenen bleef zij enige tijd in de Oostenrijkse hoofdstad hangen, waar zij doorbrak met haar rol in Cats. Daarna brachten grote musicalrollen haar in Berlijn, Parijs en Londen. ‘In de jaren tachtig en negentig had ik altijd drie portemonnees in mijn koffer. Een met Franse francs, eentje met ponden en natuurlijk een met Duitse marken. In die Europese driehoek ben ik artistiek volwassen geworden. In Parijs speelde ik Sally Bowles in Cabaret. Ik had daar veel vrienden, maar ik begon me toch behoorlijk te ergeren aan de Franse arrogantie. Ook in Londen voelde ik me niet echt op mijn gemak, maar dat heeft ook met de musical Chicago te maken. De dans was natuurlijk geweldig, maar verder is het toch wel een slapstickvoorstelling. Het gaf me te weinig voedsel voor de ziel. Berlijn was in de jaren tachtig wel heel bijzonder. Geen typische Duitse stad. Daar kwam zoveel maatschappelijk bewogen artistiek talent bij elkaar, dat je eigenlijk kan spreken van een New York spirit.’
Haar succes als vamp-moordenares Velma Kelly in de Londense versie van Chicago kreeg een vervolg op Broadway. Ze is vervolgens nooit meer uit New York weggegaan. Smaakvol ingericht penthouse aan de classy Upper West Side van New York (‘Er staat niet eens een portier voor de deur, dus ik beschouw het als een middle class building.’), met een fabelachtig uitzicht over Central Park, de wolkenkrabbers en het American Museum of Natural History, waar ze regelmatig met haar kinderen naar binnen gaat. Ongestoord, want de New Yorkers laten hun beroemde stadgenoten doorgaans met rust.
Lemper toert door Europa met twee verschillende tangovoorstellingen. Ze pakt groots uit met een sextet Argentijnse tangokoningen, die nog met Astor Piazzolla hebben gespeeld. Naar Carré komt ze met een intiemer, meer verhalend programma, slechts begeleid door een bandeonist en pianist.
Misschien is het voor het publiek een beetje een teleurstelling om Lemper dit keer niet te horen met het repertoire waarmee ze de over de gehele wereld heeft gereisd en waarmee ze de moderne Lotte Lenya is geworden: de Weimar-liederen van Berthold Brecht, Kurt Weill en Hans Eisler. We vinden die nummers terug op vele albums van Lemper, zoals Die Dreigroschenoper, The Seven Deady Sins en Ute Lemper sings Kurt Weill.
‘Vanaf mijn tienerjaren ben ik verslingerd aan die muziek. De Weimar-cultuur is voor mij het absolute Europese hoogtepunt van de afgelopen eeuw. Het was een periode waarin kunst en maatschappelijk bewustzijn nauw met elkaar verbonden waren, en waarin er vrijheid voor iedereen was. Het is gruwelijk dat de nazi’s dat hebben vernietigd. Met Brecht moet ik helaas erkennen dat kunst de wereld niet kan veranderen. Eigenlijk hebben die strijders jammerlijk gefaald. Maar het gevecht is belangrijk. Zonder strijd geen waardevol leven.
‘Na de oorlog werd Europa overspoeld met leeg amusement. Vooral Duitsland. Zo hypocriet, zo nietszeggend. Pas in de tweede helft van de jaren zestig zie je onder invloed van gebeurtenissen in de Verenigde Staten weer een opleving van die magische combinatie van kunst en progressieve politieke ideeën. Ik heb moeite met abstracte kunt, omdat voor mij de link naar het gewone leven duidelijk moet zijn. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in de strijd van het individu tegen de maatschappij. Het overleven, de verleidingen. Er is altijd woede nodig om tot hoogstaande kunst te komen. Je zou dus nu weer een nieuwe bloei mogen verwachten van sociaal geëngageerde kunst. Corrupte politici en bankiers who don’t give a shit hebben ervoor gezorgd dat goed opgeleide jongeren geen baan kunnen krijgen en gewone mensen met torenhoge schulden opgezadeld zitten.
‘Voor mij is er een duidelijk artistiek verband tussen de tango en het Weimar-repertoire. Die liederen hebben hetzelfde decor: de haven, de straat, de bordelen. Daarom passen ook de liederen van Jacques Brel, Edith Piaf en Tom Waits zo goed bij mij. Die teksten gaan over het leven tussen middernacht en zes uur ’s ochtends.’
De muziekcarrière van bankiersdochter Ute Lemper begon in de Duitse punkgroep The Panama Drive Band. Eigenlijk is ze die sfeer altijd trouw gebleven. En die botst nogal met de Broadway-glamour. Zien we haar nog terug in een musical op Broadway?
‘De huidige amusementswereld trekt me niet erg. Hoe groter het succes, hoe beter. Maar het is vaak van korte duur, omdat die gemaakte artiesten zelf niets te zeggen hebben. Voor een musical met diepgang haal ik natuurlijk mijn neus niet op. Ik ben gevraagd voor de rol van Morticia in The Addams Family. Dat leek me niets. Brooke Shields zag er blijkbaar wel wat in. Ik voel me toch echt meer op mijn gemak bij het ware levenslied.’

Ute Lemper: Lost Tango in Berlin
Koninklijk Theater Carré Amsterdam, 30 januari 2012