‘Sinds 1968 is veertig procent van ons publiek overleden….u heeft mazzel.’
Het is een even grappige als ernstige opmerking van Herman van Veen. Veertig jaar geleden buitelde de Utrechtse harlekijn het podium op met zijn ‘Flubbligab snobbligab flopflapflee,’ het opgewekte onzinnummer op de klassieke tonen van Antonio Caldara. Hij verpletterde het publiek en de pers. Alleen Wim Sonneveld bromde een beetje zuur dat een regisseur Van Veens armen en benen zou moeten afhakken.
In zijn nieuwste show laat de 63-jarige cabaretier-komiek-entertainer-muzikant zien dat die armen en benen nog steeds tot zijn belangrijkste theaterattributen behoren. Ook al gaat het er misschien niet meer zo wild aan toe als veertig jaar geleden, er wordt nog steeds soepel gedanst en muziek gemaakt: Van Veen wisselt net zo makkelijk van instrument (viool, gitaar, percussie, piano) als een tienkamper van atletiekonderdeel.
Herman van Veen heeft, nog meer dan in zijn voorgaande shows, het evenwicht gevonden tussen de wijze man en het baldadig jochie. In die laatste rol zien we hem als het podium vrijwel direct na de opening al bezaaid ligt met pingpongballen en kunstsneeuw, als hij er onverwachts gore moppen doorheen strooit, zijn onderbroek zo hoog optrekt dat zijn muzikanten er een beetje gegeneerd naar kijken en als hij samen met zijn muziekkameraad van het allereerste uur Erik van der Wurff als een malloot met een fles whisky over de vloer dweilt.
Maar die uitbarstingen van idiotie staan naast de uiterst gevoelige liedjes en verhalen over de vergankelijkheid en het falen van de samenleving om de ouderen de waardering te geven die ze verdienen. Naast sprankelend nieuw materiaal kijkt Van Veen terug op zijn rijke loopbaan en zingt nog eens het hartverscheurende Amsterdam Zuid-Rivierenbuurt over de kille ontvangst van de joodse Nederlanders die de kampen hadden overleefd: ‘Maar het huis is van een ander, en je komt er niet meer in.’ Zonder al te sentimenteel te worden geeft hij zijn kinderen en kleinzoon een plek in zijn overpeinzingen en neemt letterlijk en figuurlijk zijn hoed af voor zijn overleden tekstleverancier Willem Wilmink, die heel simpel stelde dat elke nieuwe immigrant uiteindelijk hetzelfde Enschedees praat.
Herman van Veen biedt alle ruimte aan zijn puike muzikanten, waaronder de wondergitarist Edith Leerkes, die hij jaren geleden heeft weggekaapt bij het Amsterdams Gitaar Trio en die nu in hoge mate de muzikale kleur van het programma bepaalt.
Van Veen heeft ‘nog geen vermolmde totempaal’ en heeft er ook nog geen behoefte aan om erachter te komen of God dood is. Over de lengte van het leven gaan we helaas niet, maar in de bloedvorm waarin Van Veen nog steeds steekt kan hij nog vele jaren in het theater voor lering en vermaak op topniveau zorgen.
****
Herman door Herman van Veen, met Erik van der Wurff (piano), Edith Leerkes (gitaar), Jannemien Cnossen (viool). Schouwburg Almere 15 mei. Tournee.