Vermeulen wilde altijd tot het uiterst gaan


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

Toen vorig jaar op 4 september bekend werd gemaakt dat zanger/programmamaker Bram Vermeulen niet meer wakker geworden was uit zijn middagdutje op zijn Italiaanse vakantie-adres, was het niet moeilijk te raden dat zijn lied Testament veel zou worden geciteerd. Het is ook wel een hele sterke tekst: En als ik doodga, huil maar niet. Ik ben niet echt dood, moet je weten. ’t Is maar een lichaam dat ik achterliet. Dood ben ik pas, als jij mij bent vergeten.
De documentaire Ik ben niet echt dood, moet je weten van Peter Swart opent met een mooie live-opname van dat nummer. Vermeulen in opperste concentratie achter de piano en Peter Wassenaar die zijn contrabas als trommel gebruikt. Die strakke doffe tik op de kast van het instrument houdt aan als de camera langzaam door de werkkamer van Vermeulen zwaait: piano, affiches van voorstellingen, kwasten en tubes verf, schilderijen en een eindeloze rij dagboeken. Vermeulen, die vele kunstvormen gebruikte om zijn gevoelens te uiten, begon met zijn dagboekenreeks toen hij zijn grote liefde vijftien jaar geleden Shireen Strooker tegenkwam. Ze heeft nog niet de moed gehad om de 66 deeltjes te lezen. Als ze gaat verhuizen zal ze het op haar takenlijstje zetten en dan de boeken aan de dochters (uit het eerste huwelijk) van Vermeulen geven.
Peter Swart, een persoonlijke vriend van Vermeulen, laat in de documentaire mensen aan het woord, die dicht bij Vermeulen stonden, waaronder Shireen Strooker, zijn (stief)kinderen, mede-muzikanten (Paul de Munnik, Ernst Jansz) en mensen uit zijn volleybalverleden. Prachtig zijn de beelden van wedstrijden met zijn club AMVJ-Blokkeer en het Nederlands team eind jaren zestig. Met een scherpe molenwiek-service en een sierlijke duik-redding zorgt Vermeulen voor het winnende punt. Zijn coach Hidde van der Ploeg herinnert zich de inspirerende acties van Vermeulen en de verdomme-we-moeten-tot-het-uiterste-mentaliteit. Stiefzoon Daan vertelt dat zijn vriendjes huilend het huis uitliepen als ze met Bram Risk hadden gespeeld.
Met die instelling heeft hij ook Neerlands Hoop van de grond gekregen. Freek de Jonge, die niet aan de documentaire wilde meewerken (hetgeen door Shireen Strooker niet werd betreurd), noemde in de serie De Vergrijzing zijn oude Neerlands Hoop makker de man die hem heeft wakker gekust. En dat kan bijna letterlijk worden opgevat. Bram was de gedrevene, die volgens gitarist Jan de Hont ook regelmatig aan de teksten van Freek werkte om het zingbaar te maken. Net als volleyballer (spelverdeler) was hij in de verhouding met Freek dienstbaar, en werd daardoor door de buitenwereld toch altijd minder gewaardeerd.
Criticus Henk van Gelder trekt het boetekleed aan als hij zegt dat de kritiek in de Neerland Hoop-tijd meer aandacht had voor die ‘Toon Hermans on speed’ en dat de muziek als rustpunt werd beschouwd. Toen Vermeulen na de breuk met Freek de popmuziek inging (en veel invloed heeft uitgeoefend) werd hij door de theaterkritiek genegeerd, terwijl de poprecensenten hun neus ophaalden voor iemand uit de cabarethoek.
In België, waar een sterke luisterlied/chanson-traditie bestaat en Vermeulen geen ‘belastend’ cabaret-verleden had, werd de emotionele zanger-dichter veel meer op waarde geschat. Met de fraaie documentaire, die wel wat dingen liggen, zoals die opmerkelijke 8-snarige gitaar en Brams toch tamelijk malle reïncarnatie-ideeën, wordt dat weer een beetje rechtgetrokken.

Bram Vermeulen: Ik ben niet echt dood, moet je weten. 5 september, RVU, Nederland 3, 20.55-21.55 uur
Een hommage aan Bram Vermeulen, 14 september in Theater Carré Amsterdam, met o.a. Paul de Munnik, Maarten van Roozendaal, Fay Lovsky, Niet Uit Het Raam.