Professor doctor Henrik van Woerdekom lijdt aan het Syndroom van Stuivenberg. De patiënt heeft een bijna neurotische drang om volledig te zijn en zijn gehoor te overspoelen met informatie.
De lezer kent de wetenschapper en het syndroom niet?
Dat kan kloppen, want ze zijn producten uit het immer borrelende brein van Wim T. Schippers. De artistieke alleskunner is de stem van Ernie uit Sesamstraat, de schepper van ongepolijste televisiehelden als Fred Haché en Barend Servet, bedenker van taalbriljanten als gekte en jammer, maar helaas, maker van bizarre kunstwerken als een vloer van pindakaas, en schrijver van toneelstukken als Kutzwagers en Going to the dogs, een drama voor zes Duitse herders. Deze opsomming is slechts een fractie van wat er allemaal sinds de jaren zestig uit zijn handen is gekomen en nog moet komen. ‘Ik weet eigenlijk nog steeds niet wat ik worden wil.’
Schippers (Groningen, 1942) is met veel enthousiasme naar het kantoor van Theaterbureau Hummelinck Stuurman gekomen om iets te vertellen over zijn nieuwe toneelstuk Wuivend graan. In het stuk geeft professor doctor Henrik van Woerdekom een lezing over het verschijnsel ethiek. De voordracht veroorzaakt veel beroering in de zaal, waar zich behalve geïnteresseerde toehoorders ook de moeder, ex-vrouw, dochter en vriendin van de spreker bevinden. De lezing loopt uit op een familiedrama. Maar voordat Schippers aan een toelichting op het stuk toekomt, wil hij eerst nog wat kwijt over goede en slechte smaak, de verrukkelijke tijden en botsingen bij de VPRO, de waarde van recensies, zijn passie voor wetenschap en de vermoeidheid die bij hem opkomt als mensen de termen ‘grensverleggend’ of ‘op het verkeerde been zetten’ gebruiken om zijn kunstwerken te omschrijven.
Hij opent met een pleidooi voor slechte toneelstukken. ‘Ik vind het zo raar om te zeggen dat alleen dingen die precies naar je zin zijn goed bestede tijd is en de rest verspilde tijd. Er wordt in Nederland ontzettend veel rotzooi gemaakt door kleine theatergroepjes. Fantastisch, al die gekkigheid. Ik zie liever een hoop misluksels of rare probeersels dan al die keurigheid.’
Na een half uur zegt hij: ‘Oh sorry, straks mag je vragen stellen. Ik zit een beetje voor me uit te praten.’
Waarna hij even uitweidt over zijn jeugd. ‘Ik heb me nooit iets aangetrokken van mijn ouders. Die vonden het maar raar dat ik ging tekenen. Mijn vader vond dat ik beter onderwijzer kon worden, net als hij en vrijwel iedereen in de familie. Ik heb me helemaal los gemaakt. Mijn vader heeft wel eens gevraagd, of al dat vloeken nou nodig was. Nee, zei ik, dat is niet nodig, evenmin als het nodig is om er iets van te zeggen.’
Na drie kwartier: ‘Ik kom via een omweg bij Wuivend graan hoor.’
Of de interviewer de tentoonstelling heeft gezien die hij heeft samengesteld in het Universiteitsmuseum in Groningen? Nee? Jammer, want die skeletten van misvormde kinderen in de ballenbak zagen er erg mooi uit. Heel goed bezocht, ook door kinderen.
Na ruim een uur: ‘Nou, stel me maar eens een vraag…oh ja, om dat verhaal van die televisierecensent van De Telegraaf even af te maken…’
Na anderhalf uur laat hij het eerste gaatje vallen in zijn fascinerende betoog. Het is duidelijk: Wim T. Schippers lijdt aan het door hem zelf bedachte Syndroom van Stuivenberg. Wat een genot voor de studenten die aan zijn lippen hingen toen hij een gasthoogleraarschap vervulde aan de universiteit in Tilburg. Wat een cadeautje voor een interviewer.
De titel Wuivend graan blijkt een hommage te zijn aan de ruim tien jaar geleden overleden Gied Jaspers, met wie Schippers bij de VPRO zoveel opzienbarende televisieprogramma’s heeft gemaakt. Zoals Hoepla, waar in 1967 het eerste vrouwelijke naakt op televisie te zien was. ‘In Hoepla hadden we een gesprek met Mick Jagger en een geestelijke die vond dat The Stones de jeugd verpestten. Tijdens het monteren pakte Gied zomaar een stukje film uit de prullenbak en plakte het tussen twee fragmenten. Dat bleek een stukje wuivend graan uit een natuurdocumentaire. Dat is een begrip geworden. Telkens als we iets niet op een vloeiende manier aan elkaar konden krijgen zeiden we: Gewoon een stukje wuivend graan ertussen.’
Als Schippers een werktitel moest opgeven voor een kunstobject of toneelstuk noemde hij het steevast Wuivend graan. Dit keer is de werktitel blijven staan. Op tweederde van het stuk heeft hij de titel erin weten te wurmen. De moeder van de geleerde leest een gedichtje voor waarin het leven wordt vergeleken met wuivend graan, dat gemaaid wordt.
Schippers heeft tussen al zijn andere activiteiten jaren aan het stuk gewerkt. ‘Ik heb enorm veel research gedaan, want ik wilde dat het een goede lezing zou worden. Het is geen satire. Ik maak er geen kluchtige man van, ook al is zijn betoog soms wat verwarrend. Het publiek, dat zelf ook de gelegenheid krijgt om te reageren op de spelers, moet het jammer vinden dat er doorheen wordt geluld door die vier vrouwen.’
De professor doctor weet wel raad met een titel als Wat doen wij er toe? Alles en iedereen van Kant en Descartes tot aan de oerknal komt aan bod. Volgens Schippers heeft het leven geen zin, maar de mens kan er wel zin aan geven. Hij is het dan ook volkomen eens met filosoof Jaap van Heerden die zegt: ‘Wees blij dat het leven geen zin heeft.’ Dat lijkt een loodzwaar stuk te worden. Maar de Schippers-liefhebber zal zich ook ruimschoots kunnen laven aan de vertrouwde chaos en misverstanden. Wat wil je van iemand die in het verleden een van zijn televisietypetjes liet zeggen: ‘Je zal nog raar opkijken als je dood bent en er blijkt helemaal niets te zijn.’
Schippers neemt een laatste slok van zijn pils (‘appelsap met slagroom’) en heeft voor zijn exit nog een verwarrend slotakkoord in petto: ‘Maar wat ik er allemaal mee bedoel, dat weet ik niet. Jij wel?’
Wuivend graan, tekst: Wim T. Schippers, met Titus Muizelaar, Olga Zuiderhoek, Nelly Frijda e.a., regie: Titus Tiel Groenestege.