Bewerking van Off-Broadway musical is tintelende theaterervaring


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

Tick tick boom! – Bijna dertig en nog niks bereikt door Tresore Producties, tekst en muziek: Jonathan Larson, muzikale leiding: Hans Kaldeway, vertaling en regie: Koen van Dijk, Leidse Schouwburg 9 maart. Tournee tot begin mei. tresore.nl

****

TTB-suiker-fotograaf-Wim-Lanser

Fotograaf Wim Lanser

Een tamelijk krankzinnig en toch zeer intelligent en volwassen liedje over een jurk met heel veel knoopjes of over het suikergehalte van gummibeertjes. Dat verwacht je niet in een doorsnee Broadway-musical. Dit soort buitenbeentjes komt maar zelden naar Nederland, maar godzijdank zijn er nog producenten die de doorsneemusicals links laten liggen en voor het experiment gaan. Zoals Bastiaan Roeters, een dappere nieuwkomer in de wereld van producenten, die debuteert met Tick tick boom!, een absolute off-Broadway parel.
Jonathan Larson (maker van Rent) speelde deze grotendeels autobiografische musical in 1990 toen hij dertig werd als een rock-monoloog. Na zijn dood in 1996 is de cast uitgebreid naar drie, maar het wezen van de soloproductie van Larson bleef overeind: terwijl zijn beste vriend zijn droom om acteur te worden heeft verruild voor een goede baan bij een marketingbureau en zijn vriendin haar danscarrière heeft opgegeven om dansles te geven aan rijke, talentloze kinderen, werkt een ambitieuze componist jarenlang aan zijn rock-musicalmasterpiece dat de theaterwereld op zijn grondvesten moet doen schudden. Hij viert straks zijn dertigste verjaardag, maar heeft in feite nog helemaal niets bereikt.
Op het eerste gezicht is het dus een bekend verhaal over het volgen van je dromen of pragmatisch een makkelijke weg inslaan. Maar de grootstedelijke humor, de vaart en de onconventionele rockmuziek (een machtig huwelijk van The Who met Stephen Sondheim) maken Tick tick boom! tot een tintelende theaterervaring.
Een grote veer op de hoed van vertaler/regisseur Koen van Dijk, die een sprankelende bewerking heeft gemaakt. Hij heeft de korte scènes cabaretesk geregisseerd en de diepgang behouden. Zonder al te veel rare kapriolen heeft hij het verhaal van New York naar Amsterdam verplaatst, en ook de 24 jaar tussen de eerste opvoering en de Nederlandse première is heel slim overbrugd. Zo is schrijven vervangen door skypen en aids is weer ‘gewoon’ een hersentumor geworden. Sommige nummers, zoals de scène in een eetcafé op Prinseneiland, waar de muzikant als ober zijn geld verdient, zijn zelfs nog grappiger geworden dan het origineel.
De drie spelers hebben hun handen vol. Ze staan constant op het podium met meervoudige rollen en bespelen zelf ook nog een paar instrumenten. Ze hebben alle drie fijne gloriemomenten. Sander van Voorst tot Voorst knalt eruit als hij over zijn nieuwe huis zingt (Hier is parket in een visgraat gelegd), Renée van Wegberg kan zonder microfoon het Concertgebouw laten trillen in Kom bij je zinnen, en John Vooijs glorieert eigenlijk anderhalf uur achter elkaar. Hij trekt het publiek krachtig zijn pre-midlifecrisis in met dwingend spel en zang die je diep onder de huid raakt. Deze prachtmusical is vooral ‘boom.’