Cabaretfeest zonder genomineerden


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op .

Beschouwing: cabaretseizoen 2014/2015

In de beste cabaretvoorstellingen van het afgelopen seizoen stond het verschil tussen identiteit en imago centraal. En de actualiteit dan?

Door Patrick van den Hanenberg en Joris Henquet

Tijdens een van de try outs van Micha Wertheim voor zichzelf in De Kleine Komedie in Amsterdam viel rond het Rembrandtplein de elektriciteit uit. Wertheim kwam daardoor midden in zijn voorstelling zonder licht en geluid te zitten. Het grootste deel van het publiek zag in deze blackout niets bijzonders, want men zat ten slotte bij Wertheim, waar alles mogelijk is: herhalingen van hele stukken binnen hetzelfde programma, irritant lange stiltes, een suffig meeklapdansje: het theater als psychologisch experiment, een schurende confrontatie tussen kunstenaar en publiek.

Het heeft iets heel geruststellends voor een cabaretier als hij weet dat hij zijn eigen publiek heeft opgebouwd, dat totaal vertrouwt op de goede afloop, ook al lijkt hij allerlei krankzinnige paadjes in te slaan. Hij heeft zijn theateridentiteit in de afgelopen programma’s als goed passende legoblokjes op elkaar gestapeld en we weten nu wie hij is. Of juist helemaal niet? En wil de cabaretier wel dat het publiek weet wie hij is? Of is hij verontwaardigd als het publiek hem na zoveel jaar nóg niet lijkt te kennen, zoals Freek de Jonge liet merken in zijn voorstelling Als je me nu nog niet kent, waarmee hij een zeer succesvolle serie in het Amsterdamse DeLaMar heeft gespeeld. En wat doe je als het publiek massaal toestroomt omdat je bekendstaat als zwartgallige standup comedian, terwijl je eigenlijk een gevoelig liedje aan de piano wilt zingen? Die spagaat tussen publieksverwachting en artistieke drang verwerkte Daniël Arends prachtig in zijn voorstelling Carte Blanche.

De oplettende theaterbezoeker kon er onmogelijk omheen: drie van de sterkste cabaretvoorstellingen van het afgelopen seizoen gingen expliciet over het verschil tussen identiteit en imago. Micha Wertheim, Freek de Jonge en Daniël Arends speelden met het beeld dat het publiek van hen heeft, ze onderzochten dat beeld, keerden het ondersteboven en voegden er een nieuwe dimensie aan toe. Zonder alleen maar hun ego centraal te stellen, want de cabaretiers plaatsten het thema ‘identiteit’ ieder op hun eigen manier in een breder kader. Freek de Jonge hield zijn eigen identiteit, dwarsgezeten door het imago van zure oude moralist, onder het licht, maar tilde ook het begrip beeldvorming naar een hoger niveau, onder meer in een geweldige conference over de manier waarop Nederland omging met de rouw na de ramp met MH17. Micha Wertheim laat in zijn alom bejubelde show Voor zichzelf door middel van poëtische verhalen zien hoe een identiteit gevormd wordt, en hoe groot de behoefte kan zijn om aan die identiteit te ontsnappen. In Carte Blanche richt Daniël Arends zijn pijlen op de nepheid in zijn sociale omgeving, op de krampachtigheid waarmee mensen met bijvoorbeeld tatoeages of dreadlocks proberen een imago creëren dat hun ware identiteit afschermt. Na dit scherpe eerste deel neemt hij vervolgens ook met psychologische precisie zichzelf onder de loep. Dat Arends zich voor deze voorstelling liet regisseren door psychiater Joeri Tijdink, verklaarde een hoop.

Daar komt nog bij dat zowel Wertheim en Arends niet alleen hun eigen identiteit bevragen, maar ook het maakproces van een cabaretvoorstelling uitspelen op het toneel. Door ellenlange stiltes te laten vallen waarop het publiek zelf zijn briljante voorstelling kan projecteren (Wertheim), of door languit op het toneel te gaan liggen en te verzuchten hoe het nu verder moet, nu alles wel is gezegd over die adoptie uit Indonesië (Arends). Het levert spannend en verrassend theater op, al doet het wel de vraag rijzen hoe ze hierna nog verder moeten. Hoe lang kun je doorgaan met het uit elkaar schroeven van je eigen genre en nog steeds een goede cabaretvoorstelling maken? Een mogelijk antwoord op die vraag schuilt in de carrière van – daar is ie weer – Freek de Jonge, die in de jaren tachtig ook al diverse voorstellingen maakte waarin hij de relatie tot het publiek onderzocht. Zoals in De Bedevaart uit 1985, waarin De Jonge het verhaal vertelde van de dompteur (de cabaretier) en de ontembare leeuw (zijn talent), waarmee hij trucjes doet voor zijn publiek, dat eigenlijk niet meer in de gaten heeft naar wie of wat ze kijkt.

Voor de actualiteit is nauwelijks plaats bij Wertheim en Arends, wat door Arends ietwat koket wordt verklaard door de opmerking dat hij ‘toevallig al zijn hele leven de politiek niet heeft gevolgd’. Een cabaretier die daar duidelijk minder last van heeft is André Manuel, die in zijn indrukwekkende voorstelling Het geval apart niet discrimineert, maar gewoon iedereen de huid vol scheldt: het koningshuis, artiesten die hun dodelijke ziekte gebruiken om hun carrière nieuw leven in te blazen, maar vooral joden, christenen van alle richtingen en moslims. ‘De doorgedraaide soort dus, want aan gewone moslims is geen ruk aan.’ Als rechtgeaarde Tukker vindt Manuel bier belangrijker dan water en hij is grofgebekt als een bootwerker.

Manuel is gewoon een onbeschoft stuk vreten. Zou je denken. Absoluut niet. Maar zijn imago, dat hij koestert als een zeldzame diamant, is wel de reden dat hij het kleine en hier en daar middelgrote zalencircuit niet zal ontstijgen en dat we zijn shows niet op televisie zien. Dat is maar goed ook, want aan één dode Theo van Gogh hebben we meer dan genoeg. Als je niet de moeite neemt om door dat imago heen te prikken, zul je nooit de warme, oprecht bezorgde persoon ontdekken die achter die schreeuwlelijk verborgen gaat.

Hoewel minder expliciet dan De Jonge, Arends en Wertheim, speelt ook Manuel met zijn imago en identiteit. Hij doet dat op zijn eigen, unieke manier. Terwijl vrijwel alle cabaretiers de mening zijn toegedaan dat je alles moet kunnen zeggen, maar niet alles hoeft te zeggen, is voor Manuel het theater dé plek waar hij alles over alles en iedereen mag zeggen. En dat doet hij dan ook. Zo wordt dus het nieuws van de dag met commentaar op een snoeiharde manier de zaal ingeslingerd.

Veel cabaretiers worstelen met de actualiteit. Het moraliserende vingertje in de richting van de slechteriken in de wereld is natuurlijk al lang taboe. Maar met uitzondering van de cabaretiers die puur op amusement zijn gericht, zoals Plien & Bianca en De Partizanen, kan een cabaretier de sores in de wereld toch niet volkomen negeren.

Dit resulteerde het afgelopen seizoen in veel inventiviteit: naast het botte slagersmes van Manuel werden nog meer niet-moralistische methodes gehanteerd om het nieuws een plek te geven. Louise Korthals weet in Zonder voorbehoud de dreiging van religieus fanatisme te vangen in een reeks prachtige liedjes. Zoals in het nummer Jij mens, waarin zij het nieuws een universele draai geeft: ‘Als je zo graag voor god speelt, doe dan in godsnaam je best.’ De Twentse cabaretière Nathalie Baartman laat in Louter de actualiteit meespelen op de achtergrond, door een eigenaardige vrouw neer te zetten die zich heeft teruggetrokken op een bungalowpark in Putten, en ’s nachts bang is dat de jihadisten langskomen. Ook de Haagse cabaretier Sjaak Bral pakte het in zijn oudejaarsconference ingenieus aan. In het lied Zweef bezingt hij coupletten lang de euforie in het land in 2014 voorafgaand aan de ramp met MH17, zoals de tweede plek op het Songfestival en het brons op het WK voetbal. En dan volgt de slotzin: ‘De vreugde was ongekend…, tot dat ene moment.’ Een hoogtepunt in de kunst van het weglaten.

Ook al zo verfrissend op het gebied van de actualiteit is Pieter Derks, een buitengewoon intelligente, taalvaardige cabaretier die een imagoprobleem heeft, dat min of meer omgekeerd evenredig is aan André Manuel. Keurig gekapt, geen schuttingwoorden, de vriendelijke lach van een CDA-jongere. Braaf in het kwadraat dus en niet van deze tijd. Maar is dat eigenlijk wel zo erg? In Zo goed als nieuw, zijn zesde programma, toont Derks zelfspot met betrekking tot zijn imago, en toont hij aan dat zijn bashers wel eens een halve draai kunnen maken als ze goed luisteren naar de manier waarop hij het nieuws benadert. Eigenlijk heel simpel: analyserend als een journalist van een kwaliteitskrant. Hij legt ons keurig uit dat het gevaar niet alleen van Poetin en IS komt, maar ook van machtige internetbedrijven als Google en Facebook en handige marketingjongens. Het vingertje is daardoor overbodig en de grappen komen vanzelf, want Derks laat ons zien dat de werkelijkheid zowel angstaanjagend als buitengewoon grappig is.

CABARETIERS WEIGEREN NOMINATIE POELIFINARIO

Door Joris Zwetsloot

Nog voordat cabaretier Micha Wertheim werd genomineerd voor cabaretprijs de Poelifinario, had hij hem al geweigerd. Een week voordat de nominaties bekend werden eind juni, gaf Wertheim op zijn website tien redenen waarom hij de prijs voor het beste cabaretprogramma niet serieus neemt. De naam van de prijs zou antisemitisch zijn en de organisator, theaterclub VSCD, zou cabaret niet gelijk behandelen ten opzichte van de andere disciplines. Bovendien zou de jury in het verleden seksistische commentaren hebben gegeven en zou het jurybesluit niet altijd democratisch zijn verlopen.

Of en welke aantijgingen serieus of gekscherend zijn, of ergens daartussenin, wilde Wertheim destijds niet toelichten. Achterhalen wat grap is en wat niet, vindt hij taak van de journalist. Feit is dat hij de prijs niet wil. Dat wil hij verder niet groter maken dan het is, vertelde hij destijds tegen de Volkskrant.

Vlak na de nominaties levert ook Daniel Arends zijn nominatie in. Arends laat via zijn management weten dat hij de prijs niet eervol vindt. Het resultaat is dat de jaarlijkse prijs voor het beste cabaretprogramma slechts drie van de vijf genomineerden overhoudt om de prijs eventueel in ontvangst te nemen: Plien en Bianca, De Bloeiende Maagden en André Manuel. Volgens de organisatie wordt de winnaar hoe dan ook bekend gemaakt, ook als het Wertheim of Arends is.

Van de genomineerden voor de Neerlands Hoop – Henry van Loon en De Partizanen – heeft niemand de nominatie geweigerd.

Gescheiden cabaretfeestjes in Den Bosch en Amsterdam

Vorig jaar werden de cabaretprijzen Poelifinario en Neerlands Hoop in het Verkadetheater in Den Bosch uitgereikt, maar na enige territoriumonenigheid tussen Den Bosch en Amsterdam zijn de cabaretfestiviteiten (in ieder geval dit jaar) gescheiden. Op maandag 7 september zullen in het Amsterdamse Café Schiller de prijzen worden uitgereikt, en van 3 t/m 6 september vinden in Den Bosch De Nederlandse Cabaretdagen plaats. Op het programma staan een concert van Roosbeef, een live uitzending van het Radio 1 programma De Taalstaat van Frits Spits en een parade van festivalwinnaars in het Verkadetheater. Het hoogtepunt van DNCD is ongetwijfeld het programma Bosch’ Lied in Theater aan de Parade op 3 en 4 september. Schrijvers als Jan Boerstoel en Jan Beuving en componisten als Han Kooreneef en Erik Vlasblom lieten zich na een kunstworkshop inspireren door schilderijen van Jeroen Bosch, die 500 jaar geleden in Den Bosch is overleden. De liedjes worden onder meer uitgevoerd door Kommil Foo, Pieter Derks en Katinka Polderman.

Jan Boerstoel baseerde zijn tekst op Doornenkroning, waarop Jezus omringd wordt door vier beulen.Jeroen Bosch

 

De grijsaard Leedvermaak doet of hij het niet droog houdt,

terwijl de Spotmajoor een koningskleed omhoog houdt.

De beul Verdiende Loon, de ogen toegeknepen,

heeft ruw en soldatesk een schouder vastgegrepen.

Beul Doornenkroon heeft zich belast met de voltooiing,

een aureool van pijn, uitsluitend ter verstrooiing

van vier gevallen engelen der wrake…

Het lijkt hem niet te raken,

het lijkt hem niet te raken.

 

De Nederlandse Cabaretdagen in Den Bosch. 3 t/m 6 september. dncd.nl