Er is nog zoveel niet gezegd door Paul van Vliet


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

‘Een tijdje geleden beukte een dronken gek zonder enige aanleiding met een stalen stang op mijn auto, toen ik in Middelburg voor een stoplicht stond te wachten. Vroeger zou ik zijn uitgestapt en had ik die jongen beetgepakt, maar nu ben ik vol gas door het rode licht gereden.’
Paul van Vliet (Den Haag, 1935) beseft dat hij niet meer de jongste is, en acht het verstandig om zijn drift onder controle te houden. De ADO-Den Haag hooligan in hem die een onbeschofte man in het publiek een muilpeer kon verkopen of op straat een ruzie kon uitvechten is door de Couperiaanse heer definitief naar de achtergrond geduwd.
Het publiek kent de cabaretier vooral in die tweede hoedanigheid. Al vijftig jaar. ‘Ik laat mijn carrière in 1959 beginnen toen ik met het Leidsch Studenten Cabaret in de Leidse Schouwburg tijdens de opening van het academisch jaar mocht invallen, omdat het geplande toneelstuk was afgelast. Dankzij de professionele aanpak van onze manager Ben Essing, die The Beatles naar Nederland heeft gehaald, braken wij echt door. Vijf jaar later opende ik theater Pepijn. Vlak daarvoor had ik Ramses Shaffy in Amsterdam zien spelen. Ik heb gehuild van bewondering en wanhoop. Adembenemend goed, wat een power. Wat had het voor zin wat ik deed? Leuk en beschaafd. Dat gevoel ben ik wel kwijt geraakt. We zijn goed bevriend geraakt. Ramses heeft verwoestend geleefd. Een leven om naar te verlangen, maar niet om te leven. Ik leefde toen ook buitengewoon ongezond, maar ik ben wél gaan opletten.’
Van Vliet viert zijn halve eeuw jubileum met een galavoorstelling in het Haagse theater Diligentia. Hij speelt een keuze uit zijn repertoire en vertelt daarbij hoe zijn materiaal in Engeland en de Verenigde Staten werd ontvangen. Het is een programma dat hij ook wel eens in kleine kring bij mensen thuis speelt.
‘Begin jaren zeventig speelde ik in Amsterdam de zomerhit Truth behind the dykes voor buitenlandse toeristen. Daarna heb ik nog een aantal Engelstalige shows gemaakt, waarmee ik naar het buitenland ben gegaan. Ik heb dat een beetje buiten de publiciteit gehouden, want Toon Hermans had al gemerkt dat het op pagina één staat als het mis gaat en op pagina twaalf als het lukt.
‘Ik heb snel de ambitie opgegeven om in het buitenland door te breken. Je moet er gaan wonen om de taal en de mentaliteit goed te kennen. Al mijn komische types, zoals Majoor Kees en Bram van de Commune, de steunpilaren van mijn shows, zijn mislukt. Veel te Nederlands. De universele liedjes, over algemeen menselijke zaken, zoals De Zee en Meisjes van 13 werkten wel.
‘Bram staat het dichtst bij mijzelf. Ik ben ook een onhandige sukkel, die dingen verkeerd inschat. Ik weet wel mijn einddoel, maar als ik van de ene stoel naar de andere stoel wil lopen, zie ik niet dat er een tafel tussenin staat. Bram is net als ik een optimistische pessimist. Hij weet dat het leven niet fantastisch is, maar hij heeft een vrolijkheid waardoor hij over de zwarte kant van het leven kan spelen.’
Van de voorstelling in Diligentia zal Van Vliet geen cent overhouden. De opbrengst gaat dit keer niet naar Unicef, waar Van Vliet al bijna twintig jaar ambassadeur van is, maar vloeit naar de kas van theater Pepijn, waar hij nog steeds nauw bij betrokken is.
Paul van Vliet heeft het geld niet meer nodig?
‘Nou ja.. Een kunstenaar moet voor zijn eigen pensioen sparen. En inmiddels is de oeverloosheid van de toekomst weg. Wij verkopen ons huis bij Breukelen en gaan terug naar Den Haag, naar het huis waar ik met mijn eerste vrouw Liselore Gerritsen heb gewoond. Dat is nu mijn kantoor. Het heeft een financiële reden, maar ik wil ook weer tussen de mensen wonen. Weer terug naar het Den Haag van mijn jeugd, waar de geur van Couperus nog hangt.’

Er is nog zoveel niet gezegd door Paul van Vliet, vanavond (16 december) in Theater Diligentia Den Haag.