Exotisch vermaak in La Cubana en La Tropicana van vader en zoon Max Woiski


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: Het Parool 6 juli 2019

In 1950 werd de 20-jarige Max Woiski junior op de kade in Amsterdam opgewacht door zijn vader, die naast een blinkende Ford Zephyr stond. Toen zijn vader geroutineerd een kruier commandeerde om de koffers van zijn zoon naar de auto te brengen, wist hij niet wat hij meemaakte: een blanke Hollandse man die de koffers van een zwarte man naar de auto brengt.
Maar vader Max was dan ook een hele meneer in Nederland. In 1936 was Max met zijn vriendin naar Nederland gekomen om rechten te studeren. Hij had zijn zoon Max, die hij bij een dienstmeisje had verwekt, in Suriname achtergelaten. Al snel kwam Max senior in het jazz-circuit terecht, waar hij opviel door zijn briljante beheersing van de flageolet, een piccoloachtige fluit. In de oorlog opende Max zijn club La Cubana in de Leidsestraat. Door over te stappen van Amerikaanse jazz naar Caribische muziek en als crypto-Cubaan door het leven te gaan is Woiski min of meer veilig de oorlog doorgekomen. Het lukte hem zelfs om een Ariërverklaring te bemachtigen. Daarvoor moest hij wel Surinaamse clientèle uit zijn zaak weren, wat hem na de oorlog op een flink pak slaag uit zijn eigen gemeenschap kwam te staan. Maar Woiski wist zijn slechte naam weg te poetsen met het exotische vermaak in de Leidsestraat en op vele podia in het land. In de jaren vijftig kreeg hij brede bekendheid met het nummer Bruine bonen met rijst. Toen in 1950 zijn Hollandse gitarist Henk van der Molen uit de band stapte, wilde Max hem vervangen door een zwarte muzikant, want dat stond beter. Hij had zich nauwelijks met de opvoeding van zijn zoon Max in Suriname bemoeid, maar hij wist wel dat die jongen goed gitaar speelde en stuurde hem een ticket voor de boot naar Amsterdam.
La Cubana groeide na de oorlog uit tot een van de hotspots van het Amsterdamse uitgaansleven. Woiski introduceerde de calypso en was een van de grondleggers van wat we nu wereldmuziek noemen. Net als in The Copacabana in New York, gingen op het kookpunt van de avond de gewone lichten in La Cubana uit en werden ultraviolette lampen ontstoken. De muren waren met Caribische thema’s in fluorescerende kleuren beschilderd. De witte overhemden van de mannelijke bezoekers kregen een blauwe schijn en de tropische outfits van de band schitterden. Het grotendeels blanke publiek en het personeel werden getooid met sombrero’s en kregen gekleurde sambaballen in de handen gedrukt. De barman zette een rij flessen water in verschillende kleuren op de toog en tikte met het cocktailbestek op zijn flessen-xylofoon.
Er stond vaak een rij wachtenden voor de deur, een mix van gewone Amsterdammers en de intellectuele voorhoede, waaronder Simon Carmiggelt, die er soms aantekeningen maakte voor zijn column in Het Parool. Op drukke zaterdagavonden kregen de gasten een gratis bordje bruine bonen met rijst en wat vlees, dat door Woiski zelf thuis was klaargemaakt.
Woiski verdiende geld als water en gaf het net zo snel weer uit aan mooie kleren, zijn vriendinnen en rondjes in een van de kroegen van het Leidseplein als La Cubana om 2 uur sloot. Zijn zoon betaalde hij nauwelijks, want die mocht volgens vader blij zijn dat hij door zijn vader als muzikant werd opgeleid. Zoon Max was dan ook niet treurig toen Max senior in 1958 naar Mallorca verhuisde, toen de calypso door de rock ’n roll werd verdrongen. Voordat Max senior in 1973 berooid terugkwam naar Nederland heeft hij op Mallorca meerdere clubs met de naam La Cubana geopend.
Na het vertrek van vader kon Max junior aan zijn eigen carrière beginnen. In 1961 opende hij zijn eigen nachtclub, La Tropicana op het Rembrandtplein. Woiski junior scoorde in de jaren zestig hits met Rijst met kouseband en Je bent nog niet gelukkig met een mooie vrouw op zijn eigen platenlabel. De club vulde zich met toeristen, Amerikaanse soldaten die in Duitsland gelegerd waren en de kunstelite, zoals Karel Appel, Ramses Shaffy en Harry Mulisch.
Om de relatie met het politiebureau aan de overkant van het plein goed te houden deed Woiski er alles aan om drugs buiten de deur te houden. Ook de dames van Haring Arie waren niet welkom, ondanks zijn dreigement ‘Als je geen hoeren in je tent wilt, schiet ik je overhoop.’ Woiski antwoordde kalm: ‘Moet je zeker doen, dan komt de hele zwarte maffia op je af.’ Geen last meer gehad van Haring Arie.

Van 5 tot 13 juli speelt Theatergroep Orkater de voorstelling Woiski vs Woiski, gebaseerd op de Woiski dubbelbiografie Bruine Bonen en Kouseband van Patrick van den Hanenberg i.s.m. Ronny Woiski in het Thalia Theater in Paramaribo. De voorstelling gaat volgend seizoen in reprise in Nederlandse theaters.

Prins Bernhard was een grote Woiski fan. Nadat de hofmaarschalk in La Cubana had gecontroleerd of de opzwepende muziek wel door de koninklijke beugel kon mocht Woiski in 1954 op het verjaardagsfeestje van Bernhard spelen. Terwijl de prins met Juliana danste, maakte hij achter haar rug duidelijk dat Max het tempo moest opvoeren. Dat kon Juliana niet aan en ze haakte tot plezier van Bernhard af. Het was beide partijen goed bevallen, en Woiski werd vaker uitgenodigd. De muzikale bezoekjes werden niet voor de pers geheim gehouden, want Oranje zag er beter uit met een vriendelijke Suriname relatie.
De Soestdijk traditie is later overgenomen door Max junior en zijn orkest. Bernhard en de jonge Woiski hadden veel gemeen, met name de liefde voor snelle auto’s en vrouwen.