Feilloze antenne voor het geluid van de straat


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

Het zelfmoordcommando door Youp van ’t Hek, muziek: Ton Scherpenzeel, regie-adviezen: Joop Koopman. Nederland 3, 31 december 22.25-23.45 uur.

Het zal niemand verbazen dat vrijheids-profeet Youp van ’t Hek in zijn oudejaarsconférence weer in Frankrijk uitkomt. Voor de verandering laat hij Parijs links liggen en trekt hij door naar Normandië, waar zestig jaar geleden de bevrijding is begonnen. De slotconclusie van Het zelfmoordcommando zal evenmin als een bom inslaan: We moeten leven dat de vonken ervanaf vliegen. We moeten gedichten uit het hoofd leren en onbevangen bellen blazen.
Oude koek en dus overbodig? Allerminst. De leefopdracht blijft ten slotte levenslang van kracht en de franje waarmee Van ’t Hek zijn boodschap al een kwart eeuw optuigt is nog steeds de moeite waard. Hij blijft de cabaretier met de hoogste grapdichtheid en heeft een feilloze antenne voor het geluid van de straat.
Uitgangspunt dit keer is het gedicht Ithaka van de Griekse dichter K.P. Kavafis (geboren en gestorven in Alexandrië, 1863-1933), die ons in prachtige woorden vertelt dat het in het leven niet om het einddoel, maar om de reis zelf gaat. Er zijn zoveel mensen die van hun reis helemaal niks maken, maar zich bekrompen op een beperkt doel richten. Het zijn de ‘Quote-zakken’ uit Het Gooi die de verjaardag van hun honden met een surprise party vieren, de jongens van de overbodige vermaak-fabriek Talpa, publiek dat dom met de muziek meeklapt en de islam-fundamentalisten, ook al reizen de laatsten nog wel eventjes met de bus of metro.
De perfecte oudejaarsconférence geeft een beeld van het afgelopen jaar. Waar liepen we warm voor, waar hebben we ons over verbaasd, waar waren we bang voor en wie zijn er allemaal doodgegaan? Het verschil tussen de diverse jaarsluiters zit in de hardheid en de hoeveelheid grappen en het persoonlijke van hun relaas.
Van Wim Kan, de aartsvader van de oudejaarsconférence, wisten we eigenlijk niets, ook niet waar hij politiek precies stond. Dat bewaarde hij voor zijn met angstzweet geschreven dagboeken. De moderne cabaretier gaat verder in het afpellen van zijn eigen ziel. Maar een goede cabaretier kan ook liegen dat het gedrukt staat zonder de theaterwaarheid geweld aan te doen. Youp van ’t Hek is heel persoonlijk, maar laat zijn recente huwelijksproblemen in het theater onbesproken. In het televisieprogramma Woestijnruiters wilde Van ’t Hek wel reageren op het onderwerp dat in het programma Freek doet de deur dicht gretig werd behandeld: ‘Hij (Freek de Jonge) heeft mijn vrouw opgevangen. Tot zijn vrouw viool ging spelen. Toen kwam mijn vrouw weer terug en zei: Youp, al neem je een harem, dit nooit meer.’
Er valt bij Het zelfmoordcommando een hoop te lachen, maar Van ’t Hek heeft geen conférence afgeleverd om te schateren. De liedjes – weer prachtige muziek van Ton Scherpenzeel, de muzikanten zitten half verborgen in een fraai Normandisch rotsdecor – zijn aangename momenten van overdenking.
De conférence zit hecht in elkaar. In de titel komen blinde fundamentalisten, de man die er niet in slaagde om een succesvol komiek te worden en het volk van Deventer dat iemand aanmoedigt om van het reuzenrad te springen heel ingenieus samen.
Van ’t Hek noemt maar één politieke naam (de onvermijdelijke minister Verdonk, die door de cabaretiers zeker niet tot de beste, maar wel tot de meest inspirerende politicus van het jaar zal worden uitgeroepen), maar toch kruipt hij dit keer wat dichter tegen Wim Kan aan. Als hij de fundamentalistische imam ervanlangs geeft, krijgen ook met een de kapelaan en de rabbi hun vet. Het lijkt alsof de geest van Cohen door cabaretland waart. Men wil de boel bij elkaar houden. Is het niet uit overtuiging dan wel uit lijfsbehoud, want ook Van ’t Hek weet dat ‘fundamentalisten niet stijf staan van de humor.’