Kwaliteitsbewaker van het cabaret is overleden


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

De grote, norse beer is dood. Eind januari kreeg Bert Klunder een hersenbloeding tijdens de pauze van zijn voorstelling Wie en wat er allemaal deugt; leuke dingen waar je overheen kijkt. Een vrolijke avond met Bert Klunder. Hij leek daarvan voorspoedig te genezen, en dacht al aan het oppakken van de tournee. Op zaterdagavond is hij na een theaterbezoek in zijn geboorte- en woonplaats Alkmaar op een terras onwel geworden. In het ziekenhuis bleek dat hij opnieuw getroffen was door een hersenbloeding. Die heeft hij niet overleefd. Bert Klunder is 49 jaar oud geworden.
Klunder, zoon van een ‘rode’ hoofdonderwijzer van de lagere, openbare school, was bezeten van het theatervak. Hij zag het theater als een vervanger van de kerk, een plek waar mensen op mooie gedachten kunnen komen. Geen plek voor snel in elkaar gedraaide rommel, ook al weet de maker dat zijn product onder de noemer cabaret toch wel verkoopt. Samen met vrienden als Jeroen van Merwijk (met wie hij ‘de cursus’ Mannen voor Vrouwen voor de RVU-televisie maakte) en Maarten van Roozendaal behoorde Klunder tot de kwaliteitsbewakers van het cabaret. Achter de grote, norse beer zat een fijngevoelige cabaretier, die lette op de details en de schoonheid van de taal.
In 1984 won Klunder samen met Co van Diemen als Klunder & Co het cabaretfestival Cameretten. Met zijn vrouw Mylou Frencken maakte hij vanaf 1991 twee programma’s: Visch en Fruit, en Varkens wassen. Het is een mooi koppel, een cabaretvariant van the beauty and the beast: de bedeesde, door de Akademie voor Kleinkunst geschoolde Frencken naast de boertige, ongepolijste Klunder. Van 1998 tot 2000 was hij artistiek leider van de Cabaretacademie Rotterdam. Bij veel aankomende cabaretiers zag hij meer ambitie dan passie. In deze krant zei hij daarover: ‘De ambachtelijkheid dreigt te verdwijnen. Gewoon met een stapel teksten aankomen, weggooien als het niet goed is en weer opnieuw beginnen, dat zie je niet zo veel meer. Het theater zit vol mooi-weer-voetballers.’ In de voorstellingen van Klunder regende het bijna altijd, ijzel op de weg en een koude, harde wind.
Als regisseur werkte hij het liefst met artiesten waar de blues vanaf druipt, zoals Jeroen van Merwijk, Jaap Mulder, Vincent Bijlo en Brigitte Kaandorp, die hij ‘de enige leuke vrouw in Nederland’ vond. Bij Kaandorp, die hij vanaf 1989 begeleidde, herkende hij dat humor overwonnen tragiek is. Onder zijn invloed kregen haar programma’s (op een aantal pure lol-projecten na als de musical parodie Miss Kaandorp en Chez Marcanti Plaza) meer diepgang.
Klunder raakte echt goed op dreef in zijn soloprogramma’s die werden geregisseerd door Kees Prins. Hij kroop altijd in de huid van tragische eenlingen. Mannen, altijd overtuigd van hun eigen gelijk, zoals de ongegeneerde botterik Henk Zwakjes in Vette Jus (1995), de gefrustreerde leraar De Windt in De Doorwerkers (1997), de starre Jacob Zijlmans in De Pianostemmer (2000), en de ongenuanceerde officier van Justitie Oscar Raaf in De Aanklager (2002). Een pilskratje, een plastic keukenstoeltje of een massagetafel was vaak voldoende om zijn felle betoog over de ongemakken in het leven de zaal in te slingeren. In de voorstelling Zonder Omwegen (2004) liet hij de genieter uitroepen: ‘Een mens leeft maar één keer.’ Klunder droogde hem af met: ‘Goddank.’ Maar de gulzige theaterbezoeker zal nu denken: Het leven van Klunder had nog wel even mogen duren.