Freek de Jonge draagt Freek de Jonge op zijn rug. Het is het eerste beeld van de tentoonstelling Hella voor Freek in het Theater Instituut Nederland. De cabaretier torst een zware last met zich mee: de druk van de naam die is uitgegroeid tot kwaliteitsnorm, de hoge eisen die hij op calvinistisch-ethische wijze aan zichzelf stelt. Het is geen pretje om jezelf constant met je mee te moeten zeulen.
In De Openbaring, de oudejaarsvoorstelling uit 1982 waarmee hij het belangrijkste cabaretstokje overnam van Wim Kan, loopt Freek als een bedelmonnik in een juten kostuum, met op zijn rug deze menselijke lading. Voor de tentoonstelling heeft Hella de Jonge een nieuw hoofd van Freek gemaakt. Dat moest wel, want de oorspronkelijke kop was uit de opslagruimte van het Theater Instituut Nederland verdwenen. Hella de Jonge kreeg te horen dat dat als een compliment moest worden beschouwd. Dat zag ze anders, maar maakte toch een nieuw hoofd van haar echtgenoot en bevestigde dat op de achterkant van het kostuum. Ongelooflijk levensecht. Kan zo in Madame Tussaud. Zoals bijna al het theaterwerk van Hella de Jonge in een museum thuishoort.
Een kwart eeuw geleden liet Freek de Jonge Neerlands Hoop ontploffen. Samen met Bram Vermeulen had hij het cabaretkussen in de jaren zeventig flink opgeschud met strijdbaar zout-in-wonden-cabaret. Maar het duoschap begon te knellen, de solist wilde zich nog nadrukkelijker en vooral filosofischer manifesteren. Vermeulen was niet alleen de man van de bonkige rockmuziek geweest, maar ook van de vormgeving. Hij had decor, affiche en programmaboekje meestal al af voordat de tekst van het programma door Freek werd geschreven. Vorm heeft daardoor inhoud altijd sterk beïnvloed.
Dat is in Freeks solotijd niet veel anders, maar dan met zijn echtgenote Hella als vormgeefster. In de Neerlands Hoop-tijd had zij wel eens een blouse gemaakt, maar vanaf De Komiek (1980) zal zij uitpakken met feestelijk uitbundige kledingstukken en attributen. Dagelijkse voorwerpen als een ontstopper, ragebol of sjoelbak krijgen een artistieke meerwaarde. Het mythische werk van Freek krijgt een extra lading als hij door zijn vrouw op het podium omringd wordt door alle dieren uit Noah’s ark en meerdere armen, meerdere benen, en een hoofd op zijn rug krijgt. Als een Hindu-god in het poldertheater, die zijn gehoor met inhoud én vorm verplettert.
Hella de Jonge (1949) is dochter van schrijver Eli Asser en handvaardigheidslerares Eva Croisset, met wie de verhouding niet altijd even soepel is geweest. In haar openingstoespraak maakte de kunstenares een opmerkelijk postuum warm gebaar naar haar moeder, die haar de liefde voor lappen stof heeft bijgebracht. Zij volgde de Rietveld Academie en specialiseerde zich in edelsmeden en keramiek. Zij was professioneel danseres bij de Snip & Snaprevue en had haar eigen winkeltje in Amsterdam, maar als vormgeefster van de tientallen shows van Freek (decor, aankleding én licht) heeft zij haar talenten en fantasie pas echt kunnen etaleren. Zelfs nu Freek in een sobere periode terecht is gekomen, weet zij de gekochte maatpakken tot ware kunstwerken te transformeren.
Theaterkostuums zien er meestal op afstand mooi uit, maar dichtbij blijkt vaak dat de uitvoering tamelijk grof is. Het grote verschil tussen het resultaat van een naaiatelier en het werk van kunstenares Hella de Jonge is het liefdevolle gevoel voor detail. Achterin Carré merk je daar niets van, in het museum des te meer.
Het is de samenstellers van de tentoonstelling gelukt om in twee zalen van een bonte verzameling kostuums en attributen toch een rustgevende compositie te maken. Het werk van Hella de Jonge komt tot leven in tientallen beeldfragmenten. Zij krijgt terecht de eer die haar toekomt. Hella de Jonge heeft er mede voor gezorgd dat Freek de Jonge zich tot de beste cabaretier aller tijden heeft kunnen ontwikkelen.
Hella voor Freek. Tot 10 januari 2005 in het Theater Instituut Nederland, Amsterdam.