M-Lab eert Lenneart Nijgh


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

***
De Engel van Amsterdam, tekst: Lennaert Nijgh, muziek: Joop Stokkermans, bewerking en regie: Thomas van Luyn. M-Lab Amsterdam 30 juni. Aldaar t/m 4 juli.

Het Amsterdamse gemeentebestuur, Stadsdeelraad Centrum en Den Haag lijken de afgelopen jaren de handen ineen te hebben geslagen om Amsterdam zo snel mogelijk te laten vertrutten. Toch zijn er in het verhaal van de musical De Engel van Amsterdam uit 1975 nog genoeg herkenbare lijntjes naar het heden te trekken. Vosmeer, de rebel in het stuk (‘Wie niet deugen kan, moet slim zijn.’), die de vloer aanveegt met de autoriteiten en die zich van onconventionele middelen bedient, is gelukkig van alle tijden.
De oerversie van De Engel van Amsterdam, losjes gebaseerd op de Gijsbrecht van Vondel, werd geproduceerd door Kabaret Lurelei van Eric Herfst en Jasperina de Jong. Onder invloed van Thomas van Luyn, die een knallend debuut als regisseur maakt, is de nieuwe Engel nóg cabaretesker geworden. De dialogen van Lennaert Nijgh zijn aangescherpt: het gedateerde dorre hout van de flower powertekst is verdwenen, de actualiteit heeft een plekje gekregen, en het halen van het slotapplaus is (naar mijn weten) een unicum in het theater.
Het is zalig om naar Suzan Seegers te kijken, met haar tomeloze energie en prettige naïviteit. Dat zijn kwaliteiten die goed van pas komen voor haar rol van engel Rafaël, die naar de aarde is gestuurd om de gemoederen in het roerige Amsterdam van de jaren zeventig van de vorige eeuw tot bedaren te brengen. Maar ze blijft wel iets te veel hangen in haar supercreatie van de springerige Kleine Eefje in Urinetown.
In de grotendeels luchtige opzet is Niels van der Laan (van het cabaretduo Van der Laan en Woe) als de twijfelende burgemeester Gijsbrecht van Amstel goed op zijn plek. Maar Van Luyn heeft ook het komische naar boven gehaald in Cystine Carreon, die van Badeloch een smakelijk smachtende echtgenote van Gijsbrecht maakt. Bovendien speelt ze teder viool, waarmee de sobere muziekbegeleiding (één piano, volgens het kale M-Lab recept) een welkom duwje krijgt.
Van Luyn heeft het liedje Droom, dat uit de oorspronkelijke versie werd geschrapt, teruggehaald. Het prachtige duet van Cystine Carreon en Hilke Bierman (het liefje van de vader van Gijsbrecht), is een fijn walsje over onbestemd verlangen, en geeft in een paar minuten de nodige diepte aan de rol van de twee vrouwen.
Met het actualiseren van het stuk (de priester is een ‘kleuterneuker’ geworden, en de autoriteiten worden met sushi bekogeld), schuurt het wel een beetje. In 1975 joeg het stadsbestuur de Amsterdammers in de gordijnen door ten koste van woningen de haven uit te breiden. Daar heeft Van Luyn nogal onwaarschijnlijk de bouw van een nieuwe kathedraal van gemaakt. Het stuk, onderdeel van het 50 jaar musical in Nederland-festival in M-Lab, hinkt daardoor inhoudelijk op twee gedachten, maar dat haalt het kijkplezier niet wezenlijk onderuit.