Cabaretproducent Harry Kies neemt afscheid


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

Harry Kies (Den Haag, 1953) organiseerde in 1978 als student Nederlands het eerste Leids Cabaretfestival. Harry Kies Theaterprodukties groeide uit tot het meest invloedrijke cabaretimpresariaat met onder meer Waardenberg & De Jong, André Manuel, Zak & As (Justus van Oel/Erik van Muiswinkel/Diederik van Vleuten), Kees Torn, Lebbis en Jansen, Lenette van Dongen en Wim Helsen. Vanaf 2005 produceerde hij muziektheaterproducties, waaronder Route 66 en Dromen zijn bedrog. Op 1 augustus draagt Kies zijn bedrijf over aan Helga Voets, die vijftien jaar bij Kies heeft gewerkt. De naam van het impresariaat wordt gewijzigd in Bunker Theaterzaken.

Leids Cabaretfestival
‘Als voorzitter van de lustrumcommissie van mijn studentenverenging wilde ik iets organiseren waar ook niet-studenten iets aan hadden. In twee zaaltjes traden onder anderen Ronald van Rillaer en Dabaret Salu met Sam Bogaerts op. Het Leids Dagblad schreef: ‘Leiden krijgt cabaretfestival.’ Er stonden vierhonderd mensen voor de deur. Toen werd de zakenman in mij wakker. Het volgend jaar werd er een wedstrijd aan gekoppeld, met alleen een Publieksprijs. Vanaf 1982 wees de jury de officiële winnaar aan. Het festival kreeg landelijke uitstraling door Dubbel en Dwars met Jack Spijkerman. Cameretten bestond al, dus we moesten een eigen identiteit hebben. Wij waren van de sociaal democratische generatie van Den Uyl. De samenleving was maakbaar en de zwakken moesten worden beschermd tegen de uitwassen van het kapitaal. Het Leids festival moest dus maatschappijkritisch worden. Door het Ik-tijdperk aan het eind van de jaren tachtig is dat uitgangspunt wel wat meegegroeid met de tijd. Ik heb me altijd aangetrokken gevoeld tot cabaretiers die zich hebben losgeworsteld aan de dogma’s van hun jeugd. En niet alleen maar kwaad en boos zijn.’

STEEK
‘Volgens jurylid Nelleke Burg bracht Dubbel en Dwars ‘onbeschaamde bruiloftshumor’ en zouden ze het nooit ver brengen, maar het publiek wees het trio als winnaar aan. Spijkerman werd bekend toen iedereen hem tijdens de grote anti-kernwapendemonstratie op het Amsterdamse Museumplein verwarde met Freek de Jonge. Jack gaf nog les, dus hij miste overdag alle telefoontjes voor optredens en ’s avonds kon hij niet meer terugbellen. Daarom zette hij mijn nummer op zijn antwoordapparaat, en zo werd ik naast mijn studie zijn contact voor de buurthuizen en jeugdhonken. Ik kreeg 50 gulden per geboekte voorstelling en dat was meer dan mijn bijbaantje in de verffabriek. Ik ging ook rondbellen voor andere artiesten en richtte in 1985 STEEK-produkties op: Stichting Engagement En Kultuur.’

Cabarestafette
‘Hans Liberg verzon de naam, maar het initiatief is van mij en George Visser van impresariaat Mojo. Drie cabaretacts van verschillende impresariaten worden aan elkaar gekoppeld en spelen hun beste halve uurtje. De programmeurs zagen wie ze volgend jaar avondvullend zouden boeken. De Grote Drie, Kan, Hermans en Sonneveld, konden elkaars bloed wel drinken. Maar deze jonge gasten zaten bij elkaar in de auto naar Sittard en bleven daar dan tot zes uur ’s ochtends schaken, praten en drinken. Tijdens die Cabarestafettes is een generatie van cabaretiers ontstaan die elkaar het licht in de ogen gunt, en die in allerlei samenstellingen op het podium en voor radio en televisie met elkaar hebben gewerkt

Vara
‘Bij de Vara kon je makkelijk binnenkomen. Voor de VPRO was cabaret te weinig erudiet. Vara-voorzitter Marcel van Dam had in de gaten dat die creatieve cabaretiers iets voor de omroep konden betekenen. In eerste instantie op de radio op nachtelijke achterafuurtjes, maar al snel op prime time met De Steen en Been-show met Spijkerman en met opnamen van het Leids Cabaretfestival. Op televisie kreeg je eerst kleine blokjes Cabarestafette en daarna de theaterregistraties. De omroepen moeten een bepaald percentage aan kunst uitgeven, en de Vara heeft ervoor gezorgd dat cabaret onder kunst viel. Heel verstandig.’

Cabarettycoon
‘Kies rijdt rond in een Mercedes met autotelefoon: cabaret loont. Zo schreef de Volkskrant in 1986. Wat wil je als je in een paar maanden tachtig theaters moet bezoeken. Ik wil weten hoe het kantoor in Meppel en Hoogeveen ruikt. Het is lang sappelen geweest, schouwburgen durfden cabaret niet te boeken. Het is een zakelijk product en het heeft jaren geduurd voordat we het consumentenvertrouwen hebben veroverd. Cabaret werd in kunstkringen met de nek aangekeken, want je had er geen opleiding voor nodig. Uiteindelijk kregen wij 35 procent van de cabaretmarkt in handen. Ja, we hebben wel eens een paar miljoen omzet per jaar gehad, maar ook die miljoenen kosten. Het produceren van theater is zeer kostbaar. Ik kan met “vervroegd pensioen”, maar dat is vooral omdat ik altijd een heel matig bestedingspatroon heb gehad in mijn leven. Macht heb ik nooit gehad, wel invloed. Bij de Vara, de schouwburgen. Maar we hebben dan ook een steengoed product. En als de cabaretier niet meer aan het niveau voldeed, dan hadden we bijvoorbeeld een eerlijk slecht nieuws gesprek. Bijvoorbeeld met Rob Kamphues, maar die heeft op tv wél zijn plek gevonden.’

Cabaret overkill?
‘De cabarethausse is in de jaren tachtig begonnen. Na Lebbis & Jansen is het gestabiliseerd. Ik ben niet bang voor een overkill, want er is dus blijkbaar een markt voor. Als de theaters maar op de kwaliteit blijven letten. En als het echt te veel wordt dan breekt er wel een cabaretvirus uit en wordt het weer gereguleerd. Dat zie je nu ook met de musicals. Het publiek heeft geen vertrouwen meer in de musical die er alleen maar mooi uitziet. Je moet geraakt worden, als een dart in your heart. Cabaretiers moeten wel oppassen dat de lach niet het doel is. Er moet wat achter de grap zitten.’

Turks Fruit
‘We hebben het 25 jarig jubileum van het Leids Cabaretfestival groots in Carré gevierd. Acht keer uitverkocht. Na dit hoogtepunt ben ik zeven maanden in vliegtuigen en bussen de wereld overgegaan. Daarna heeft Helga Voets het bedrijf langzaam maar zeker overgenomen. Ik heb me vanaf 2004 als producent geconcentreerd op muziektheaterproducties, die geen vrijblijvend kijkspektakel mochten zijn. Het is een mooie manier om de liedschrijfkunst een stimulans te geven, want dat vak is de afgelopen vijfendertig jaar verwaarloosd. In het cabaret is een liedje vaak een pauzemoment. In een goed liedje in een muziektheaterproductie kun je poëtisch een metafoor uitwerken en dingen zeggen die je niet in een dialoog kwijt kunt. Ik werd onderdeel van een creatief team en niet alleen coach en heb ervoor gezorgd dat de schouwburgen participanten in de kosten werden. Turks Fruit en Route 66 over de Amerikaanse muziekgeschiedenis hebben goed gelopen. De voorstelling over Veronica veel minder. Ik ben echt een kind van Radio Veronica, met een in elkaar geknutseld radiootje onder mijn kussen. Maar de mythe van de radiopiraat leeft minder dan ik had gedacht. Het publiek vond het geen belangrijk onderwerp.’

Bestuurder
‘Om wat terug te doen voor de theaterwereld heb ik in veel commissies en besturen gezeten. Dat netwerk ga ik de komende tijd goed onderhouden en dan ga ik wellicht weer wat in het theater doen. Ik heb mijn brood verdiend in het ongesubsidieerde theater, maar ik voel me toch meer verwant met de gesubsidieerde producenten. Die laten de werkelijke noodzaak van podiumkunst zien.’