MOOIE ZWARTGALLIGHEID VAN ALEX ROEKA


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: De Theaterkrant

foto Diets Dijkstra

En toen ineens

Alex Roeka

Met Jeroen Kleijn op drums en Reyer Zwart op gitaar en toetsen

De Kleine Komedie Amsterdam 26 november 2017

***

Voor meer informatie: alexroeka.nl of kikproductions.nl

Nee, een lachebekje is hij zeker niet, de Brabantse Blues Bard Alex Roeka. Dronken ochtendkade, Ik wil niet dat je gaat, Noem ’t geen liefde, Vechten tot het eind, Lege ochtendkroeg, en Modder van mijn graf. Zet een aantal liedtitels van een avondje Roeka op een rij en je hebt de synopsis van een B-drama, waarin de lijdende hoofdpersoon vlak voor de aftiteling met het glas in de hand afscheid van het leven neemt. Zwart, nacht, kroeg, modder, pijn, het zijn de kernwoorden in het oeuvre van Alex Roeka, de meester van de depri ballades over de zelfkant van het bestaan.

In juli 1992 schreef Alex Roeka zijn eerste Nederlandstalige liedjes, en het was duidelijk dat hij het doel in zijn leven gevonden had. Ofschoon hij tijdens een liefdesdal met zijn geliefde naar de therapeut is gegaan, is hij in feite zijn eigen psychiater. Hij duwt zijn hele hebben en houden in zijn liedjes en dwingt zijn publiek in een min of meer voyeuristische therapeutenrol. Roeka heeft de afgelopen kwart eeuw een trouw publiek opgebouwd dat zich plezierig voelt in die rol.

Ook van recensenten en jury’s van diverse muziek- en theaterprijzen heeft Roeka de nodige lof mogen ontvangen. Voor het lied Noem ’t geen liefde kreeg hij in 2000 de Annie M.G. Schmidtprijs en twee van zijn cd’s werden bekroond met een Edison: Beet van Liefde in 2009 en Gegroefd in 2013. Aan het slot van de première van En toen ineens in De Kleine Komedie kwam daar nog de Nederlandse Oeuvreprijs Cabaret & Kleinkunst 2017/2018 bij, een initiatief van het Utrechtse Schiller Theater Place Royale. Roeka was zichtbaar blij met de bronzen leeuw die bij die prijs hoort.

Na vijfentwintig jaar op het podium vond de jubilaris dat het tijd was voor een the best of-programma met een bijbehorende gelijknamige cd. Het is een verzameling rauwe romantiek, gedragen door een grommende, krakerige stem waar Tom Waits nog een puntje aan kan zuigen. Die stem zit helaas soms de prachtige melancholieke melodieën in de weg. Ook de mini conferences worden wel erg krakerig binnensmonds weggemompeld.

Het is jammer dat Roeka niet altijd maat weet te houden met zijn treurigheids-metaforen. Interessanter zijn daarom de nostalgische terugblikken op zijn jeugd in het Brabantse vestingstadje Ravenstein, dat zomers bruiste door de kermis en waar ’s winters op de grachten werd geschaatst. Vooral het fijne liefdesliedje Kleine blonde van het ijs is een absoluut poëtisch hoogtepunt met mooi golvende muziek, die een extra lading krijgt door de Mark Knopfler-achtige gitaar van Reyer Zwart.

Het allermooiste bewaart Roeka voor de dubbele toegift: een sterke variant op Youp van ’t Heks carpe diem lied Niemand weet hoe laat het is en Moeder. In dat lied praat hij een nacht door met zijn overleden moeder, die niet echt gelukkig is geweest en haar zoon van zich zag afdrijven. Zorgvuldig gedoseerd sentiment, liefdevolle muziek en een stem waaruit de drank is verwijderd. Dan is alles wat Roeka te bieden heeft in evenwicht.