Remco Campert: Van HALO naar Braak


Geplaatst in Literatuur op .

In november 1946 schrijft Remco Campert een kort gedichtje in H.A.L.O., de schoolkrant van Het Amsterdams Lyceum:
Men zegt, hij was dapper en streed voor het vaderland,
Maar nu rust hij in het zand.
Men zegt, hij deed zijn plicht,
Maar mij rest slechts een foto, een brief en een gedicht.

Met ‘een gedicht’ bedoelde de HAL-leerling Remco Campert De achttien doden van zijn vader, de schrijver-journalist-verzetsman Jan Campert. Die schreef het naar aanleiding van de executie van achttien verzetslieden op 13 maart 1941. Jan Campert werd in 1942 door de Duitsers opgepakt en overleed in 1943 in het Duitse concentratiekamp Neuengamme.
Het korte, ontroerende gedichtje van Remco Campert is een van de vele bijdragen die hij leverde aan de schoolkrant van Het Amsterdams Lyceum.
De school aan het Valeriusplein is in 1917 door dr. Christiaan Pieter Gunning (1886-1960) opgericht. Gunning komt uit een protestant geslacht van progressieve pedagogen. Hij vond de schoolexcursies en de diverse schoolclubjes, zoals de debat- en toneel- en muziekclub minstens zo belangrijk als de gewone lessen. In het tweede schooljaar heeft Gunning er zelf voor gezorgd dat er een schoolkrant in het leven werd geroepen, met de deftige naam Het Amsterdamsch Lyceïsten Orgaan, dat daarmee een van de oudste schoolkranten van Nederland is. De puntjes in H.A.L.O. zijn in 1967 verdwenen. De leerlingen spreken nu dus van de Halo.

In mei 1950 verschijnt het eerste nummer van het literaire tijdschrift Braak. De redactie zet zich stevig af tegen de traditionele poëzie in Nederland die sterk beïnvloed is door Menno ter Braak. In het blad schrijven jonge honden die de weg vrijmaken voor de expressieve Vijftigers. Voor liefhebbers van moderne poëzie is het tijdschrift een aangename verrassing. Veel (oud)leerlingen van Het Amsterdams Lyceum hebben direct in de gaten dat Braak in feite een voortzetting is van Halo. De twee redacteuren, Rudy Kousbroek en Remco Campert, (die al snel gezelschap krijgen van de latere uitgever Johan Polak) hebben het nooit onder stoelen of banken gestoken: in Halo hebben zij zich warm gelopen voor Braak.
Ofschoon Het Amsterdams Lyceum in vrijwel geen enkele publicaties nalaat om te noemen dat deze twee literaire reuzen leerlingen van de school van Gunning waren, heeft Campert er nooit een geheim van gemaakt dat hij weinig plezier heeft beleefd aan het schoolleven. Alleen de schoolkrant vond hij de moeite waard.
De geboren Hagenaar (1929) bracht de laatste drie jaar van de oorlog door in Epe. Na de oorlog verhuist hij met zijn moeder, de actrice Joekie Broedelet, naar Amsterdam, waar hij in september 1945 terecht komt op Het Amsterdams Lyceum. Althans, hij is daar ingeschreven, maar als hij uit lijn 16 voor school uitstapt, wandelt hij vrijwel altijd richting binnenstad. Hij gaat overdag naar de bioscoop en ’s avonds naar kunstenaarscafés en jazzclubs. Het is de tijd van de nieuwe jazz van Charlie Parker en Dizzie Gillespie. Na de wilde jaren in de bossen van Epe kan school hem op geen enkele manier boeien, zeker niet als hij vanwege het vele spijbelen ook nog eens een klas wordt teruggezet. De brede, donkere schoolgangen deprimeren hem en ook Gunning – ‘de merkwaardige rector die geen gelegenheid voorbij liet gaan om leerlingen en leraren te overtuigen van zijn joviaal idealisme’ – kan hem niet bekoren. De tiener verveelt zich dood tijdens de eindeloze lessen over Vondel van meneer Bomhoff, docent Nederlands. Campert is meer geïnteresseerd in wat hij in de boekenkast van zijn moeder heeft gevonden, zoals een dichtbundel van Paul van Ostaijen. Later zou Campert over zijn tijd op Het Amsterdams zeggen: ‘Hoewel het vlak na de bevrijding was had ik het idee in een ruimte verzeild geraakt te zijn waarin de vrijheid aan banden was gelegd. Achteraf bezien lag dat natuurlijk niet aan de school. Ik wilde niet leren. Ik was al een dropout toen dat begrip nog niet bestond.’


De enige reden om op school te verschijnen is HALO. In oktober 1946 debuteert hij in Halo met de tamelijk melige strip Snuf Snuffel. Na de laatste van zeven afleveringen gaat Campert in op de kritiek die hij heeft gekregen op de strip: hij zou niet origineel zijn.
‘Snuf Snuffel is zeker niet vrij van invloeden. In de tijd dat ik hem schiep stond ik onder sterke invloed van de stijl van Siem Praamsma, de tekenaar van Jochem Jofel. Ik tekende toen pas een half jaar, wist nog niets af van de constructie van stripfilmfiguren en ben begonnen ze domweg na te tekenen om de stijl te pakken te krijgen.’
Verder vult hij de vaste rubriek De Lyeumkroeg, een cartoon gecombineerd met een gedicht. Hij wordt al snel de spil van HALO. Campert leeft helemaal op als hij met een aantal geestverwante medescholieren in de redactieruimte in de kelder van de HBS-vleugel of in het Lyceum Café (op de hoek Okeghemstraat) aan de schoolkrant kan werken. Het blad wordt gedrukt bij de kleine, ouderwetse drukkerij Grafica op de Elandsgracht. De tekst wordt met de hand gezet, met loden letters uit de letterbak, op een plankje ter grootte van de pagina van HALO. Als een pagina klaar is wordt het geheel met een touwtje vastgezet. De redactieleden corrigeren dan de drukproeven op zetfouten.


In Halo gebruikt hij de pseudoniemen Klungel, Vincent Moreno en erce (zijn initialen) voor zijn poëzie, cartoons en strips. Net als Kousbroek schrijft Campert naast enkele recensie van een schooluitvoering vooral over buitenschoolse zaken, zoals jazz en de Koude Oorlogsspanningen. Nadat Gunning hem een briefje heeft gestuurd (‘Je bent nu al zo lang niet op school geweest, dat ik hierover nu toch wel graag eens even precies op de hoogte zou komen.’) heef Campert zijn langste tijd op Het Amsterdams wel gehad. Hij zal de school in het voorjaar van 1948 zonder diploma verlaten. Toch blijft er nog wel een lijntje met school. Zelfs als hij van school verwijderd is, publiceert hij nog een aantal stukken in HALO. Zijn hart gaat dan al uit naar een nieuw podium. Onder de 70 eerste abonnees van Braak zijn veel (oud) leerlingen van Het Amsterdams.

Bij het 9e lustrum (1962) vroeg de Halo-redactie of Campert nog eens op zijn Halo-tijd wilde terugkijken.
‘Als ik nu het peil zie van de bijdragen die in die tijd uit mijn botte pen vloeiden, weet ik niet of ik moet lachen of huilen. Mijn eerste schreden op het pad der letter¬kunde waren wel bijzonder wankel en het is me eigen¬lijk een raadsel dat ik toch nog lopen heb geleerd. Mijn enige troost is dat het proza van mijn mederedacteuren in onnozelheid niet voor het mijne onderdeed.
Maar ja, we moesten het tenslotte zelf volschrijven; het gros van de lyceïsten wist nauwelijks dat er zoiets als HALO bestond. (..) Wat ik mij van mijn lyceumjaren herinner is niet onverdeeld gunstig. Een paar lichtpunten uit die tijd: het werken voor en aan HALO, het meisje waar ik verliefd op was (ik heb het haar pas tien jaar later verteld) en de keren dat ik ongeoorloofd verzuimde. Met dat laatste liep het op de duur de spuigaten uit, zodat de rector mij de gelegenheid bood de school voorgoed te verzuimen. Een blijde boodschap, mag ik wel zeggen. Ik ben toen nog wel drie maanden redacteur van HALO gebleven en ik vlei me nu nog steeds met de gedachte de enige redac¬teur te zijn geweest, die na van school verwijderd ,te zijn, dat mooie werk nog enige tijd mocht voortzetten. Ach, het vulde mijn dag een beetje.’

In het archief van Het Amsterdams Lyceum bevinden zich bijna alle volledige jaargangen van de Halo. Ook toen de leerlingen tijdens de tweede wereldoorlog over diverse locaties in de stad werden verspreid, omdat de Duitsers het schoolgebouw hadden gevorderd, lukte het een enthousiaste redactie om, ondanks de papierschaarste, een aantal schoolkranten te publiceren, zij het onder de namen De Schalm en De Schalk. In de jaargangen treft men naast Remco Campert en Rudy Kousbroek namen aan als Theodor Holman, Ernst Hirsch-Ballin en Eddy Terstall, een goudmijn dus voor menige journalist of biograaf. Ook Mirjam van Hengel, de biografe van Remco Campert heeft meerdere uren in het archief doorgebracht en stootte of een schat aan teksten en tekeningen.