Op een tafeltje in de, enigszins sjofele, repetitieruimte in het Amsterdamse Westelijk havengebied, ligt de map ‘Zangpartijen van Loes.’ Vera Mann (1963) vindt het ongepast om daar een sticker met haar eigen naam overheen te plakken. Toch worden de ‘Zangpartijen van Loes’ inmiddels door haar uitgevoerd. Na het plotseling overlijden van haar echtgenoot Harald van der Lubbe, de jongere broer van De Dijk-zanger Huub, kon Loes Luca het niet opbrengen om de titelrol in de musical Hera te spelen. Het heftige huwelijksverhaal over het Griekse godenkoppel Hera en Zeus, met veel aandacht voor de dood, kwam te dichtbij.
De zoveelste tegenslag voor een voorstelling waar al bijna twintig jaar aan gesleuteld wordt door de schrijvers Jan Boerstoel en Flip Broekman en componist Martin van Dijk. En dan klinkt toch weer het onvermijdelijke cliché dat de show door moet gaan. Zeker als de voorstelling na al die jaren eindelijk in alle programmaboekjes van de schouwburgen staat aangekondigd, en de spelers en regisseur al diep in de voorstelling zitten.
Op het pleintje voor het repetitielokaal mompelt Arjan Ederveen, de tegenspeler van Vera Mann, ijsberend zijn tekst voor zich uit, terwijl zijn hond vrolijk blaffend om hem heen huppelt. Ederveen is Zeus in deze ‘goddelijke musical’, zoals de publiciteitsafdeling de productie slim heeft gedoopt. Nadat Vera Mann even de hond van Zeus heeft aangehaald (‘Mijn hond Luna is vandaag onder de hoede van de uitlaatservice.’) vertelt zij hoe zij in de productie terecht is gekomen. ‘Ik heb me de afgelopen zomer op vakantie in Sicilië mentaal voorbereid op mijn rol in het toneelstuk De Batavia, over de ondergang van het beroemde VOC-schip. Geschiedenisboeken gelezen, veel gegoogled over het onderwerp. Ik hoorde van het dramatisch overlijden van de man van Loes Luca en kon me niet voorstellen dat Loes de kracht zou hebben om het repetitieproces in te gaan. Het kwam daarom niet onverwacht dat producent Hummelinck Stuurman bij mij terecht is gekomen. Ik werd gebeld toen ik met mijn vriend naar de Vallei van de Tempels in Agrigento wilde gaan, onder meer om de tempel van Hera te bekijken.’
Regisseur Bruun Kuijt smeekte haar bijna om uit De Batavia (ook een productie van Hummelinck Stuurman) te stappen, maar de actrice wilde niet alleen voor Hera kiezen om een praktisch probleem op te lossen. ‘Als je een rol aanneemt, moet je er voor honderd procent achter staan, zoals ik ook voor De Batavia had gekozen. Ik heb één keer niet naar mijn buik geluisterd, toen ik gevraagd werd voor Momenten van Geluk, een stuk van Alan Ayckbourn, geproduceerd door Joop van den Ende. Elke dag vroeg een vertwijfelde collega in de bus hardop hoeveel keer we nog moesten. Die voorstelling is terecht de geschiedenis ingegaan als Momenten van Gelul.’ Maar het script van Hera en de interessante cast trokken haar over de streep, ook al koos ze, door de repetitieachterstand, voor de weg van de meeste weerstand. Haar vervanging in De Batavia bleek eenvoudig te regelen. ‘Zalig om tegenover Arjan Ederveen te staan. Hij is een echt creatief brein en zo humoristisch. Het zal nog knap lastig worden om niet in lachen uit te barsten op het podium, want hij improviseert er regelmatig omheen.’
De doorgewinterde theaterbezoeker kent natuurlijk de grote verschillen tussen de volks-met-allure-actrice Loes Luca en de ervaren musicalartiest Vera Mann. Kan dat niet tot teleurstellingen leiden?
‘Sommige mensen zullen teleurgesteld zijn om weer zo’n eh.. musicaldoos voorgeschoteld te krijgen. Maar ik heb zoveel meer gedaan dan alleen de grote musicals waar ik bekend door ben geworden, zoals My Fair Lady, Les Misérables, Evita en Mamma Mia. Dus ik kan dat sceptische publiek nog behoorlijk verrassen.’
Vere Mann denkt dat het leerzaam en leuk is voor het musicalpubliek dat speciaal voor haar naar Hera komt, om kennis te maken met een intieme, kleinschalige muziektheatervoorstelling. Want verwacht bij Hera geen megadecorstukken uit de Van den Ende producties. ‘Bij Sunset Boulevard loopt de hoofdrolspeelster met een chimpansee rond. Die is speciaal in Duitsland gemaakt. Volgens mij kost die levensechte aap net zoveel als het hele decor bij Hera. Maar er is hier veel warmte. Elke dag komt de producent een verse lunch brengen. Dan neem ik de kakkerlakken die hier rondlopen wel voor lief.’
Alsof het de bedoeling is om het betoog van Vera Mann te ondersteunen, komt iemand van de productie met koffie aanzetten. Voor de grap schiet Vera in een Vlaams accent om de dame te bedanken. Zit er enige schizofrenie in de Vlaamse die inmiddels duidelijk wortel heeft geschoten in Nederland?
‘Als iemand uit Vlaanderen naast me staat, dan spreek ik Vlaams, en tegen de Hollander aan de andere kant gewoon Nederlands. Ik praat Vlaams tegen mijn hond en leer mijn Nederlandse vriend Antwerps, want Vlaams blijft mijn moedertaal. Als ik tijdens een repetitie een diepere laag moet aanboren voor kwaadheid of verdriet dan komt vrijwel direct het Vlaams boven. Ik hoop dat ik wat mentaliteit betreft de gulden middenweg bewandel tussen Vlaanderen en Nederland. Ik houd niet van de Nederlandse arrogantie om over alles een mening te hebben en die ook te moeten spuien. Men is hier vaak onbeschoft onder het motto: Daar moet je maar tegen kunnen, dat moet je maar incasseren. Maar ik erger me soms ook aan de valse bescheidenheid en achterbaksheid van de Vlamingen.’
Vorig jaar maakte Vera Mann deel uit van de jury van de Vlaamse Idols. Ze is absoluut geen fan van het programma, maar wilde wel eens van dichtbij zien hoe het in elkaar wordt gezet. Volgens haar levert de kleinkunstacademie toch echt de completere artiesten af. ‘Het is stuitend dat de winnaar van zo’n talentenjacht of een ronde van Op zoek naar… meteen geschikt wordt geacht voor een hoofdrol in een musical. Als je maar kan zingen…de rest komt vanzelf, lijkt Van den Ende te denken. Ja, zo krijgen mensen een bloedhekel aan musicals.’
Ze was bij Idols speciaal ingehuurd voor de scherpe opmerkingen. ‘Ik ben geen bitch op commando, maar ik kan wel inschatten of iemand talent heeft. Heel Vlaanderen viel over me heen toen ik kritiek leverde op een totaal talentloze jongen. Daarbij had hij een zeer slecht gebit. Als je er een brood tegenaan gooit komt het gesneden terug. Heel netjes heb ik hem verteld dat hij eens langs de tandarts moest gaan, iets wat iedereen in de huiskamer ook dacht. De volgende dag was het oorlog. Ze zouden me in elkaar slaan, een taart in mijn gezicht gooien met een baksteen erin. Op zo’n opmerking zou in Nederland, het land van Geer en Goor, niemand hebben gereageerd.’
Sommige Vlaamse vrienden stellen toch enigszins teleurgesteld vast dat Vera Mann vernederlandst is en ‘een grote bek’ heeft gekregen. ‘Ach, ik heb wel geleerd om niet meer over me heen te laten lopen. Ik heb wel wat haar op mijn tanden gekweekt, anders verzuip je in het geweld van de theaterwereld.’
Ook Van den Ende heeft kennis gemaakt met de assertieve actrice toen zij, als een van de Grizabella’s in de Cats-cast, weigerde een echte bontmantel te dragen. Ze won daardoor de eeuwige sympathie van Gaia, een Belgische organisatie die opkomt voor de rechten van de dieren, en waarvoor Vera ook optreedt. ‘Als ik Nederlands zou zijn, zou ik op de Partij van de Dieren stemmen. Vroeger dacht ik dat ik dokter Dolittle was. Ik had als autistisch meisje meer contact met dieren dan met mensen. Ik was ervan overtuigd dat mijn paard tegen mij terugpraatte.’
Vera Mann vindt het gezond om zich naast haar theaterwerk in te zetten voor zaken die het beperkte theaterbelang ontstijgen. Zo steunt zij de Stichting Twee Vaders, die zich ontfermt over verwaarloosde kinderen. Om die stichting te helpen, is zij zelfs bereid interviews te geven aan roddelbladen, waar zij normaal gesproken niets mee te maken wil hebben. De psycholoog van de koude grond vermoedt dat Vera Mann dan waarschijnlijk een ongelukkige jeugd heeft gehad. Niets is minder waar, maar misschien juist wel daarom heeft zij een zwak voor de Stichting Twee Vaders. Vaak is het kind de dupe van een slecht huwelijk. En dan zijn we weer terug bij Zeus en Hera. De Griekse godin van het huwelijk kon er maar moeilijk aan wennen dat Zeus regelmatig zijn gerief zocht (en vond) bij aantrekkelijke stervelingen. ‘Als je een paar duizend jaar bedrogen wordt door je echtgenoot, vind ik het niet zo raar dat je jaloers en wraakzuchtig wordt. Ik vind het wel prettig om zo’n karakter te spelen.’
Hera, muziektheater van Martin van Dijk (muziek), Flip Broekman (idee en libretto) en Jan Boerstoel (liedteksten), met onder meer Vera Mann en Arjan Ederveen, Rob van de Meeberg en Waldemar Torenstra, regie: Bruun Kuijt.
Voor speellijst zie:
Ze heeft een uitgesproken hekel aan telefoneren. Olga Zuiderhoek noemt zichzelf een ouwehoer en kan eigenlijk alleen maar kortaf zijn tegen een telefonische indringer die haar een verzekering probeert aan te smeren. Als een ander persoon ongelegen belt (‘Misschien lig ik wel even te slapen of heb ik pijn.’) probeert ze heel beleefd niet te laten blijken dat ze geen zin heeft in het gesprek, en begint ze daarom maar te ‘ouwehoeren’. ‘Ik schrijf veel e-mails. Die kun je openmaken wanneer je wilt. Ik durf niet goed naar mensen te bellen, omdat ik dan niet weet of ze aan het eten zijn of zo.’
Toch zit Olga Zuiderhoek dit seizoen veelvuldig met de telefoon aan haar oor geplakt op het podium. Een monoloog voor meerdere personen, zo zou je De Caracal kunnen noemen. Schrijfster Judith Herzberg laat in haar toneeltekst een vrouw een avondje telefoneren met een lange trits mensen, waaronder haar moeder, haar zus, haar kapper, en een psycholoog die haar erop wijst dat op school waar zij werkt een maf jochie rondloopt dat in de tassen van andere leerlingen plast. Maar dat ene telefoontje, waar zij de hele avond op wacht, dat ene telefoontje komt maar niet. Een zielige vrouw? Een neuroot? Iemand met een te grote fantasie, die zichzelf in de maling neemt?
Olga Zuiderhoek weet dat ze voor dat soort vragen niet bij de schrijfster van het stuk hoeft aan te komen. Want Judith Herzberg beschouwt een toneeltekst als een huis waar net de stukadoors uit zijn en waar de nieuwe bewoners alles mee kunnen doen. Of beter nog, alles mee moeten doen. Haar bemoeienis eindigt met het inleveren van de tekst. Zuiderhoek: ‘Ik heb in het verleden heel wat stukken van Judith gespeeld. Prachtige taal, maar zij maakt het de acteurs heel lastig. Wij moesten ons altijd de pleuris werken om die literaire A4’tjes die ze elke dag maar weer op tafel gooide, tot een stuk te maken.’
Dus zoekt Olga Zuiderhoek het zelf maar uit. Vol overgave en met plezier, samen met regisseur Michiel van Erp, die filmbeelden bij het stuk heeft gemaakt. In 2003 maakte het duo een kleine uitvoering van De Caracal, maar dit keer worden de grotere zalen opgezocht en wil Zuiderhoek er meer ‘kermis’ bij maken.
‘We laten het in Amsterdam spelen, de enige stad die Michiel en ik goed kennen. Michiel is regisseur van uitgesproken documentaires die wereldwijd worden bekeken en gehuldigd. Zoals zijn laatste film Angst, over mensen met fobieën, waarin hij griezelig dicht bij de mens komt. Daarmee willen we deze vrouw ook extra belichten, zodat haar geheimen zichtbaarder worden. Ik vind haar niet zielig, ik zie haar ook niet als een gek. Ze is wel een doerak en ze heeft lef.’
De recensies van de eerste kleine serie waren zeer enthousiast. ‘Olga Zuiderhoek is meester van de suggestie’, kopte de NRC. De Volkskrant kon er maar niet achterkomen wat nou in het hoofd van de vrouw op het podium speelde en wat echt was. En enigszins vertwijfeld vroeg de recensent zich af: ‘En ja, hoe zit het met die caracal?’
Ja, de caracal. Een mooie, maar ook griezelige woestijnkat. Het dier komt in een aantal gesprekken voor. Maar wat wordt er nou mee bedoeld? Een opgezet beest? Een stuk bont? Een beeld? En waarom komt het beest steeds ter sprake? Nee, natuurlijk weer geen antwoord van Judith Herzberg, en ook Olga Zuiderhoek laat het graag in het midden. Het is een van de mysterieuze kanten van het stuk. ‘Het is in ieder geval een prachtig woord, dat je nooit meer zult vergeten.’
Een vrouw alleen op het podium, en geen cabaretière. Veel vaagheid. En toch is het stuk met grote gretigheid door de theaterprogrammeurs dit seizoen en ook al voor volgend seizoen binnengehaald. De actrice zal het zonder gespeelde bescheidenheid ontkennen, maar het heeft natuurlijk alles met de naam van Olga Zuiderhoek te maken, die vanaf haar tijd bij het Werkteater in de jaren zeventig (met onder meer Joop Admiraal en Peter Faber) tot haar vurige Martha in Wie is er bang voor Virginia Woolf? vorig seizoen het Nederlandse theaterlandschap in vrijwel alle tinten heeft gekleurd.
Zij heeft wel eens heimwee naar de Werkteater-tijd, toen er naar lieve lust geëxperimenteerd kon worden. Een sfeer die ze nog steeds herkent bij Toneelgroep Amsterdam. Tegenwoordig krijg zij de ruimte niet meer voor experimenten. Mensen van haar kaliber krijgen geen subsidie, omdat die ‘de zaal toch wel vol krijgen.’ Als er dan geen overheidsgeld komt, vindt zij wel dat vrije producenten hun artistiek voordeel moeten doen bij de beperkingen. ‘Als je geen geld hebt om een dure decorontwerper te betalen, die eikenhout gebruikt, maak dan geen lelijk decor, maar doe als Gerardjan Rijnders bij Wie is er bang voor Viginia Woolf? Een mat, twee Chesterfields en een bel. That’s it. Dat vind ik alleen maar heerlijk als ex-Werkteater. Hoe minder rotzooi, hoe beter, terwijl ik natuurlijk ook best in een mooi decor wil staan.’
Hoe veelvuldig zij ook geroemd wordt, hoe serieus zij haar werk ook neemt, zij zal zich nimmer scharen achter de collega’s die spreken over ‘het vak’ en dat woord met een misplaatste superieure arrogantie uitspreken. ‘Schoenmaker is ook een vak. Ik kan me voorstellen dat hoeren spreken over ‘het vak’, want anders moeten ze zeggen dat ze zich rot neuken met mannen voor geld. Maar de rest is ijdelheid.’
Het hart van Olga Zuiderhoek ligt bij de hardwerkende talentvolle kunstenaars die vernieuwen, die iedere dag opstaan om er hard aan te werken, ook in het weekend. Daarom houdt zij zo van de mentaliteit van de Rotterdammers, ook al woont zij al vanaf haar studententijd in Amsterdam. ‘Daar is zo’n vanzelfsprekende energie. Als iemand in Amsterdam hard werkt, dan is hij daar meteen trots op. Er is minder gezeik in Rotterdam. Als een Amsterdammer een kunstwerk op straat niet begrijpt dan zegt hij tegen zijn zoon dat hij het mag bekladden. Rotterdammers voelen zich niet minder dan een kunstenaar. Die zeggen: Ik snap niet wat die Picasso bedoelt, maar dat beeld staat er goed hoor.’
De Caracal, tekst: Judith Herzberg, spel: Olga Zuiderhoek, regie en film: Michiel van Erp. www.hummelinckstuurman.nl
Voor informatie over de Stichting Twee Vaders: www.tweevaders.nl
“