Charlie door Mark Janicello, muziek: Béla Fischer. Het Werkteater Amsterdam 9 september. Aldaar t/m 17 september.
Het is allemaal heel erg. Hoe dat jongetje, de zoon van een Amerikaanse militair in Duitsland, door zijn vader wordt misbruikt en afgeranseld. Hoe hij al vroeg wist dat er eigenlijk een vrouw in zijn jongenslichaam huist en wegloopt van zijn niet-liefhebbende ouders. Hoe hij vervolgens in vrouwenkleren gaat zingen in een derderangs club en ten onder gaat in het Berlijnse leven van betaalde liefde en drugs.
Dat is allemaal heel erg en zielig voor die jongeman, maar als je er zo’n belabberde performance van maakt als Mark Janicello, roept zelfs zoveel treurigheid geen mededogen op. Aan het begin van de avond maakt de zanger aanstalten, nadat hij nog even een shot heeft gezet en wat whisky achterover heeft geslagen, om van vier hoog het raam uit te springen. God steekt daar dan nog een stokje voor. Als de zielepoot het na een klaagzang van bijna twee uur vol clichés en magere grappen, nog een keer probeert, houdt niemand hem meer tegen. Het publiek was absoluut niet gebaat bij dat oponthoud.
Mark Janicello maakte in de jaren tachtig furore als zanger in de New Yorkse metro. Dat leverde hem een optreden op met The Opera Orchestra in Carnegie Hall. Toen hij zich ook op het repertoire van Elvis stortte won hij in 1992 daarmee wel de titel America’s Best Street Performer, maar had hij het in de conservatieve operawereld verbruid en vertrok hij naar Europa. Na enkele jaren in Zwitserland en Duitsland, waar hij in een aantal musicals speelde en een musical over Elvis schreef, woont hij nu in Amsterdam.
De oneman-musical Charlie, gebaseerd op een bestaande voorstelling over een Oost-Duitse drag queen en eigen ervaringen, ging in 2001 in Wenen in première. Janicello wil zich met deze productie afzetten tegen de grootschalige oppervlakkige glitter-musicals. Ofschoon het musicalgenre niet meer louter geassocieerd kan worden met gebrek aan diepgang, is het een mooi streven van Janicello om iets wezenlijks aan te snijden in het theater. Dan zal hij toch met iets beters moeten aankomen dan het lamentabele script van Charlie.
In Nederland biedt de musical inmiddels emplooi aan vele (voormalige) operazangers, maar het is geen genot om twee uur opgezadeld te zitten met het dichtgekoekte tenor-keelgeluid van Janicello. Het overdreven klagerige acteerwerk maakt het ook nog eens lastig om de aandacht erbij te houden en tot slot gaan al die verkleedpartijen flink vervelen. In een ensemble zal Janicello wel recht van bestaan hebben, maar als solist in zo’n zelfgeschreven wanproduct maakt hij zichzelf overbodig.