Verzonnen vaderschap maakt verhaal niet slechter


Geplaatst in Theaterrecensies op . Gepubliceerd in: de Volkskrant

De kleine blonde dood, door Albert Verlinde Entertainment, naar het gelijknamige boek van Boudewijn Büch, script en liedteksten: Dick van den Heuvel, aanvullende liedteksten: Sjoerd Kuyper, muziek: Ad van Dijk, regie: Peter de Baan. Koninklijke Schouwburg Den Haag 9-12. Tournee tot eind maart.

*****

av_blondedood_scene_20131126-004

av_blondedood_scene_20131126-004

De kleine blonde is al dood als het gordijn wordt opgetrokken voor de eerste acte. Maar hoe hij uit zijn kist komt doet geen Lazarus hem na. Als een vroegrijpe Mick Jagger met luchtgitaar rockt het zesjarige blonde ventje het hele crematorium aan gort. En zijn vader, de enige bezoeker, rockt naar hartenlust mee. Wauw!
Na het boek (34ste druk) en de film van Jean van de Velde is het verhaal van Boudewijn Büch en zijn jong gestorven zoontje nu omgevormd tot een musical. En wat voor een. Dat Büch zijn vaderschap en de dood van het kind (dat wel bestaat) achteraf blijkt te hebben verzonnen, doet niets af aan de kracht van het verhaal.
Hoofdpersoon Boudewijn is kind van een totaal verknipte vader, een naar Nederland gevluchte Duitse jood. Frans van Deursen – licht Duits accent, maar geen Prins Bernhard imitatie – speelt een light versie van deze gewelddadige, gefrustreerde man, die er alles aan doet om het naoorlogse Duitsland uit zijn huis te weren. Zijn oorlogstrauma en de manier waarop hij zijn gezin terroriseert speelt in het oorspronkelijke boek van Büch een veel belangrijker rol dan in de musical. Maar de scènes waarin hij zijn waanzin de wereld in slingert maken wel duidelijk waarom zijn zoon een leukere, betere vader wil zijn.
William Spaaij is de motor van de kleine cast, die geen zwakke plekken kent. Spaaij is geweldig in alle stemmingen: de uitbundige, liefhebbende vader, de machteloze zoon tegenover zijn onberekenbare vader, en de man die het gevecht aangaat met de drankzuchtige moeder van zijn kind.
Daarnaast is hij top als zanger. Daarbij wordt hij natuurlijk wel op het paard geholpen door componist Ad van Dijk, die in alle nummers, van breekbare ballads tot knalharde rock, spannende hoeken in de melodielijnen heeft gestopt. En gaaf begeleid door de band onder leiding van Marco Braam.
Door de muziek kan ook Marjolein Teepen (moeder van de kleine blonde) een vijfsterren moment naar zich toe trekken als zij rauw haar door alcohol benevelde leven overziet.
Peter de Baan heeft een vlekkeloze regie afgeleverd. Hij houdt de snelheid erin, zonder dat het een gejaagde indruk maakt. Zo schieten we in één take van de treinreis naar Amsterdam (Artis) naar ijsje eten, naar het ziekenhuis. Van ongeremde vrolijkheid naar het drama. Ook de liefdesscène, half achter een groot laken, met saxofoon en chips, waarin de homoseksuele Boudewijn het kind verwekt bij zijn oude lerares, heeft De Baan tintelend in beeld gebracht.
Oh ja, en dan dat jochie. Op de premièreavond was het Stijn van der Plas die de zaal meteen inpakte met zijn herrijzenis uit de dood. Wat een innemend ventje en sterke speler, ook al kreeg hij wel een paar al te wijsneuzerige teksten mee. Als die andere drie jongens die de komende maanden de rol invullen, net zo’n niveau halen, is dat een goede reden om deze voorstelling minstens nog een keer te bezoeken.