‘We moeten zonder angst met opgeheven hoofd over straat’


Geplaatst in Theaterreportages/interviews op . Gepubliceerd in: Ons Erfdeel

‘Het enige wat je in dit leven niet kan kiezen, is familie. Je hebt familie waar je trots op bent en familie waarvoor je liever een blokje om gaat. Voor het ene familielid heb je een zwak en voor het andere familielied nummerherkenning. Familie kan van levensbelang zijn, maar ook een noodzakelijk kwaad.’
De Surinaams-Nederlandse stand up comedian-cabaretier Jörgen Raymann beschrijft in zijn theatervoorstelling Familyman (2008-2010) perfect de onvermijdelijkheid en het dilemma van familie. Je weet dat je die vervelende oom kunt negeren als hij je opbelt of mailt, maar het wordt toch lastig als je hem op de verjaardag van je neefje of het huwelijk van je nichtje tegenkomt. En ruzie maken op zo’n dag is ook weer zo’n gedoe.
Familie of de Nederlandse samenleving, het is een kwestie van maat. Je kunt daarom maar beter een poging wagen om de verschillen in karakter, geslacht, huidskleur, godsdienst en seksuele voorkeur te relativeren. Wegwerken kun je die verschillen niet – dat zou het leven ook alleen maar heel erg saai maken – maar probeer de mensen zo te kneden, te masseren, naar zichzelf te laten kijken, dat ze elkaar in ieder geval niet de hersens inslaan.
In alles wat Jörgen Raymann doet – als cabaretier in het theater, als presentator van de amusementstalkshow Raymann is Laat, of als voorzitter van de stichting PIET (Poor Infant Equality Trust) – altijd lijkt hij bezig om met een grap of een serieuze opmerking de angel uit zichtbare of onderhuidse conflictsituaties te halen. De perfecte ambassadeur voor de multiculturele samenleving.
Jörgen Raymann is in 1966 in Amsterdam Zuid geboren, boven een artistiek café op steenworp afstand van het Concertgebouw. Zijn Duitse naam dankt hij aan zijn Duitse overgrootvader, die als zendeling naar Suriname trok en daar trouwde met de dochter van voormalige slaven.
Een jaar na de geboorte van Jörgen vertrok het gezin naar Suriname. Zijn vader was in Nederland procuratiehouder bij een kolenmaatschappij, maar begon in Suriname een accountantsbedrijf. Na een tamelijk onbekommerde jeugd ging Raymann op zijn negentiende terug naar zijn geboorteland om aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam economie te studeren. Toen dat niet lukte stapte hij over naar de rechtenstudie. Het was niet zozeer de studierichting die niet deugde, maar vooral de studiehouding. Paramaribo lonkte weer. Daar wachtte hem een huis, zijn overtocht werd voor hem betaald en hij zou met zijn zwager in de lucratieve houtindustrie gaan werken. Maar ook daar werd geen succes.
Hij begon een restaurant – Pedro, vernoemd naar zijn vader Piet, maar dat klonk toch iets te weinig gastronomisch – en vermaakte de etende klanten, zoals hij dat ook had gedaan in een studentencabaretgezelschap in Rotterdam. Hij deed inspiratie op in de platenkast van zijn ouders, die gevuld was met Snip & Snap, Toon Hermans en Wim Sonneveld, en bij Surinaamse grootheden uit het verleden, zoals kunstschilder/cabaretier Harry de la Fuente. Van hem leerde hij hoe je in een verhaal de zaken heel mooi kan voorstellen om het dan in de pointe totaal te ontkrachten.
De cabaret-diners werden een begrip in Paramaribo en hij werd steeds meer voor optredens gevraagd buiten het restaurant. Zijn faam groeide door de televisie-uitzending van zijn eerste oudejaarsconference in 1995. Hij werd vervolgens een echte nationale bekendheid door zijn creatie Tante Esselien van Doornegat, die de Surinaamse huisvrouwen in televisiespotjes het afwasmiddel Sun Dish vrolijk, maar dwingend aanraadde.
Raymann vertelde over zijn alter ego: ‘Ze is een 69-jarige moeke, met zeven zonen van acht vaders – bij de laatste was het een twijfelgevalletje wie de vader was – die de dingen op een ongezouten manier kan zeggen. Een man in vrouwenkleren is in Suriname zeer gewaagd, omdat het bijna altijd met homofilie wordt geassocieerd, en dat is in de macho cultuur in het Caribische gebied nauwelijks geaccepteerd.’
Ook nadat Raymann eind jaren negentig voet aan de grond kreeg in Nederland, is Tante Es bij hem gebleven. We zien haar in zijn theaterprogramma’s en in de succesvolle televisieshow Raymann is Laat. Dat Nederlandse succes is voor een groot deel te danken aan de ondernemende producent Sasha Dees, die het haar artistieke levenstaak heeft gemaakt om (internationaal) donker talent naar Nederland te halen.
In 1998 probeerde Dees het voorzichtig met Raymann in een klein zaaltje in Amsterdam. Het grotendeels Surinaamse publiek stroomde toe, en liet lachgolven door de zaal rollen toen Raymann de bekrompen Nederlandse mentaliteit op de hak nam en de hypocrisie tegenover Surinaamse cocaïnesmokkelaars: ‘Als jullie niet meer vragen, zullen wij niet meer leveren.’ Maar er werd minstens zo hard lachen toen Raymann de Surinaamse luiheid en laksheid en machocultuur door de mangel haalde, en de zaal kreeg een warm gevoel toen de economisch benarde situatie in het moederland met wrange humor werd beschreven. Het leek alsof de Nederlandse Surinamers op deze man hadden gewacht. Voor geen enkele theaterpersoonlijkheid waren ze eerder naar de kassa gehold. En de mannen waren zelfs bereid om het Surinaamse volkslied Mi kondre tru (Mijn geliefde land) mee te zingen. Ook al was daar een Raymann-truc voor nodig: ‘Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat mannen die niet kunnen zingen, last van impotentie hebben.’
En het bleef niet alleen bij de Surinamers. Nadat Raymann zich als stand up comedian en Master of Ceremony had bewezen in de televisiereeks Comedy Factory, meldden zich ook de Antilliaanse, Marokkaanse, Turkse en blanke Nederlanders.
In 2001 vestigde het gezin Raymann (vrouw en twee kinderen) zich definitief in Nederland, met de opmerking van zijn vader in het achterhoofd: ‘Als je een uitkering moet aanvragen, kom je terug naar Suriname.’ Dat zal niet zo snel gebeuren. Hij scoort volle zalen en hoge kijkcijfers voor Raymann is Laat, met een stoet van aantrekkelijke typetjes. Er is geen enkele bekende Nederlander die zich niet graag door de flirtende Tante Es wil laten interviewen, iedereen geniet van de zelfspot als Raymann in de huid kruipt van de starre, Angry Black Brother professor Kwaku Gdongo, de Antillianen lachen om de oversekste stadswacht Edsel en Marokkaanse Nederlanders worden bediend met slager Achmed en zijn zoon Rachid.
Met uitzondering van een groep onverbeterlijke rechts radicalen wil eigenlijk iedereen wel wonen in het Nederland van Jörgen Raymann. Zijn in humor verpakte boodschap is simpel: ‘We zijn overal bang voor. Voor de crisis, voor terroristen, voor allochtonen, voor moslims, voor onze eigen kinderen, voor elkaar. Dat moet ophouden. We moeten weer zonder angst, met opgeheven hoofd over straat kunnen.’